Einde inhoudsopgave
Regeling houders van dieren
Artikel 9.6 Alarmsysteem en alarmplan
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
25-04-2023, Stcrt. 2023, 11473 (uitgifte: 28-04-2023, regelingnummer: WJZ/21198077)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-04-2023, Stcrt. 2023, 11473 (uitgifte: 28-04-2023, regelingnummer: WJZ/21198077)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Een alarmsysteem, bedoeld in artikel 2.5, zesde lid, van het besluit:
- a.
heeft ten minste twee parallelle verbindingen om de houder van dieren direct te alarmeren;
- b.
functioneert onafhankelijk van netspanning; en
- c.
maakt gebruik van een bewaakte verbinding.
2.
Het alarmsysteem wordt maandelijks getest.
3.
Direct na het testen worden geregistreerd:
- a.
de datum en het tijdstip van testen;
- b.
eventuele onregelmatigheden of defecten die zijn geconstateerd; en
- c.
uitgevoerde herstelacties.
4.
De registraties, bedoeld in het derde lid, worden ten minste dertien maanden bewaard.
5.
De houder van dieren zorgt ervoor dat op het bedrijf een actueel alarmplan aanwezig is waarin een beschrijving is opgenomen van:
- a.
de methode van testen van de verschillende onderdelen van het systeem;
- b.
de benodigde hoeveelheid brandstof om het noodstroomaggregaat zes uur te laten draaien;
- c.
de wijze van alarmering;
- d.
de namen en telefoonnummers van de alarmopvolgers en de volgorde waarin met hen contact wordt opgenomen;
- e.
de te treffen handelingen op het moment dat een alarm afgaat; en
- f.
de contactgegevens van een elektrotechnische storingsdienst.
6.
De houder van dieren:
- a.
informeert de alarmopvolgers over de wijze waarop en plek waar het alarmplan wordt bewaard; en
- b.
draagt er zorg voor dat de alarmopvolgers te allen tijde toegang hebben tot het alarmplan.