Einde inhoudsopgave
Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005
Artikel 11
Geldend
Geldend van 01-07-2017 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
06-04-2017, Stcrt. 2017, 20898 (uitgifte: 02-05-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/186143)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-04-2017, Stcrt. 2017, 20898 (uitgifte: 02-05-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/186143)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bodem
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
De aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van het besluit, bevat:
- a.
ten minste twee concurrerende offertes van aannemers, in het geval de netto-saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de sanering of van een fase van de sanering in totaal worden geraamd op een bedrag van ten hoogste € 50.000, of
- b.
ten minste drie concurrerende offertes van aannemers, in het geval de netto saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de sanering of van een fase van de sanering in totaal worden geraamd op een bedrag hoger dan € 50.000.
Indien niet wordt gekozen voor de goedkoopste offerte, wordt een schriftelijke motivering daarvoor bij de aanvraag gevoegd.
2.
De aanvraag bevat tevens een verklaring van de aanvrager van de subsidie inhoudende dat slechts de saneringskosten als bedoeld in artikel 10, zijn betrokken bij de aanvraag tot subsidievaststelling.
3.
Voor subsidiabele saneringskosten komen alleen de saneringkostenposten in aanmerking die rechtstreeks zijn betrokken bij de sanering van de bodem.