Rb. Den Haag, 06-07-2015, nr. SGR 14/11356, nr. SGR 14/11359, nr. SGR 14/11360, nr. SGR 14/11362
ECLI:NL:RBDHA:2015:8142
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
06-07-2015
- Zaaknummer
SGR 14/11356
SGR 14/11359
SGR 14/11360
SGR 14/11362
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:8142, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 06‑07‑2015; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2016:2010, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
art. 14 Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen; art. 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen; art. 7.2.8 Wet educatie en beroepsonderwijs; art. 7.2.2 Wet educatie en beroepsonderwijs
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑07‑2015
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 14/11356, 14/11359, 14/11360 en 14/11362
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2015 in de zaak tussen
[eiseres] , gevestigd te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
[P] , verweerder.
Procesverloop
De naheffingsaanslagen
Het jaar 2010 (zaaknr. 14/11356)
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 504.103 opgelegd. Tevens is bij beschikking
€ 28.838 aan heffingsrente in rekening gebracht en bij beschikking een verzuimboete van
€ 4.920 opgelegd.
Het jaar 2011(zaaknr. 14/11359)
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 852.555 (aanslagnummer [nummer] ) opgelegd. Tevens is bij beschikking € 25.860 aan heffingsrente in rekening gebracht en bij beschikking een verzuimboete van € 4.920 opgelegd.
Het jaar 2011(zaaknr. 14/11360)
Verweerder heeft voorts aan eiseres over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 5.169 opgelegd. Tevens is bij deze aanslag bij beschikking € 156 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Het jaar 2012 (zaaknr. 14/11362)
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari tot en met 8 september 2012 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 691.557 opgelegd. Tevens is bij beschikking
€ 4.610 aan belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een verzuimboete van
€ 4.920 opgelegd.
De bezwaarfase
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag 2011 met aanslagnummer [nummer] verminderd tot € 847.386 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Verweerder heeft bij diezelfde uitspraak op bezwaar de overige naheffingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en belastingrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2015.
Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en door [naam 1] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordigers]
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is een uitzendbureau dat voornamelijk actief is voor ondernemingen die werkzaam zijn in de tuinbouw, verpakkingsindustrie (aardappelen, groente en fruit) en de bloemenhandel (het maken van boeketten). Eiseres heeft voornamelijk Poolse uitzendkrachten in dienst. Het merendeel daarvan is laag geschoold, beschikt niet over een Nederlandse starterskwalificatie en heeft in Nederland geen onderwijs genoten. In de periode 2010, 2011 en 2012 waren ongeveer 1500 tot 1750 werknemers bij eiseres in dienst.
2. Uitzendkrachten voor wie enige opleiding van belang werd geacht, moesten bij eiseres (verplicht) deelnemen aan een door haar aangeboden scholingstraject. Dit is vastgelegd in de arbeidsovereenkomsten met de uitzendkrachten. Eiseres heeft ten behoeve van de verzorging van scholing de ‘ [X] ’ opgericht. In het scholingstraject/programma is onder meer het volgende opgenomen:
“2 Algemene inleiding
(…)
Door middel van opleiden wil [eiseres] de kwaliteit en toegevoegde waarde van haar uitzendkrachten voortdurend vergroten en verbeteren. Tijdens het verblijf in Nederland wil [eiseres] haar uitzendkrachten meer bieden dan alleen werkervaring en een goed salaris, zij wil haar mensen kennis laten nemen van de Nederlandse taal en cultuur. Hiermee wil [eiseres] de uitzendkrachten tijdens hun verblijf in Nederland boeien en (langdurig) binden.
Van de uitzendkrachten wordt verwacht dat zij zichzelf ontwikkelen vanuit hun eigen functie, om zo doelmatig inhoud te kunnen geven aan de ingezette ontwikkelingen binnen [eiseres]. Om in deze ontwikkelingen te kunnen participeren gaan de uitzendkrachten deelnemen aan een scholingstraject, welke wordt vormgegeven in een BBL traject (Beroeps Begeleidende Leerweg). Dit BBL traject biedt [eiseres] een adequate oplossing voor het behalen van de doelstelling(en) en kan uiteindelijk resulteren in meer betrokkenheid en een bredere inzetbaarheid van de uitzendkrachten.
(…)
3 Het BBL-traject
(...)
Het BBL-traject wordt vormgegeven middels theoriebijeenkomsten en praktijkleren. Belangrijk bij de inrichting van het BBL-traject is dat hierbij aantoonbaar wordt geleerd, waarbij het accent ligt op het praktijkleren.
(…)
3.2
Duur van het BBL-trajecten uitstroom
Voor uitzendkrachten wordt een tweejarig BBL-traject afgesloten. Alle uitzendkrachten volgen de AKA opleiding (Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent).
(…)
4 Competentieontwikkeling
4.1
Inhoud programma
Alle uitzendkrachten worden in de gelegenheid gesteld om het scholingsprogramma te volgen. Het is de intentie dat de uitzendkrachten zich gaan ontwikkelen in hun kennis van de Nederlandse taal en cultuur; aanleren van vaardigheden met betrekking tot de Nederlandse taal en inzicht krijgen in cultuurverschillen en inter-persoonlijke vaardigheden.
De ontwikkeling richt zich dan ook met name op het leren kennen van een veelheid aan bedrijven en bedrijfsculturen, de taal (communicatie) en de wijze waarop er gewerkt wordt in Nederland (vaardigheden).
(…)
Gekozen is voor een ontwikkeling waarbij de uitzendkrachten begeleid en beoordeeld worden door medewerkers van de uitzendorganisatie (account managers, werkbegeleiders), zodat geleerd wordt om proces- en resultaatgericht te werken.
(…)
4.2
Opbouw programma
De aangeboden of wenselijke trainingen binnen het scholingsprogramma worden na keuze en vaststelling ondergebracht in één van de twee thema’s Procesgericht Werken en Resultaatgericht Werken. (…). Het scholingsprogramma bestaat uit 4 competentiedomeinen, te weten:
1. Wonen/Werken
2. Taal
3. Cultuur
4. Vaardigheden
(…)
Toelichting doelstelling
1. Wonen/Werken
De uitzendkracht kan, na het doorlopen van dit programmaonderdeel, zich houden aan de geschreven en ongeschreven regels die erop de Nederlandse werkvloer en in de samenleving heersen. Werken volgens veiligheidseisen en afspraken op het gebied van hygiëne zijn geen probleem meer voor de uitzendkrachten. De uitzendkracht laat daarmee zien dat hij/zij in staat is om te gaan met veranderingen en aanpassingen en kan werken volgens voorgeschreven procedures.
2. Taal
De uitzendkracht kent de basisbegrippen van de Nederlandse taal en is in staat om enkele eenvoudige woorden en zinnen in het Nederlands te spreken.
3. Cultuur
De uitzendkracht heeft inzicht in een aantal belangrijke cultuurverschillen en is in staat om hiermee om te gaan. Met als resultaat dat hij/zij weet hoe zich aan te passen in een groep.
4. Vaardigheden
De uitzendkracht ontwikkelt zich op het gebied van communiceren en samenwerken door aandacht en begrip te tonen en goed te kunnen omgaan met druk en tegenslag. Verder ontwikkelt hij/zij vaardigheden ten aanzien van het inzetten van middelen en materialen en zullen vakkundige vaardigheden worden aangeleerd
Leerjaar 1: Procesgericht Werken (Wonen, Werken en Taal)
Het 1e leerjaar staat in het teken van het wennen aan Nederland en het begrijpen en onderkennen van de verschillen in gewoontes en regels met het thuisland. Bij de beoordeling van de uitzendkracht in zijn/haar ontwikkeling ligt het accent op bewustwording. Dit bekent dat de uitzendkracht weet wat de doelstellingen
zijn van de uitzendorganisatie ten aanzien van procesgericht werken. De uitzendkracht leert wat er van hem/haar verwacht wordt maar hoeft de vaardigheden nog niet te kunnen beheersen. (…) De onderwerpen die gedurende het eerste leerjaar aan bod zullen komen zijn Nederlandse taal, gesprekken voeren, communicatie, gedragsregels, instructies, telefoneren, contact maken, winkelen en het werkoverleg. (…)
Leerjaar 2: Procesgericht en Resultaatgericht Werken (Taal, Cultuur en Vaardigheden)
Het 2e leerjaar staat in het teken van resultaatgericht werken, waarbij het doel is om de kennis en vaardigheden die opgedaan zijn in het vorige leerjaar op de dagelijkse werkplek en in de sociale omgeving toe te passen en deze eventueel verder te ontwikkelen. Bij de beoordeling ligt het accent op het toepassen van het geleerde. Dat wil zeggen dat de uitzendkracht laat zien en in staat is aan te tonen dat hij/zij de (aan)geleerde
competenties kan hanteren in de praktijk. Er wordt gereflecteerd hoe de uitzendkracht naar zichzelf en naar de Organisatie kijkt, ten aanzien van de twee thema’s. (…)”
3. De scholing is georganiseerd onder verantwoordelijkheid van en in samenwerking met de onderwijsinstelling ROC Landstede, gevestigd te Zwolle. In de door eiseres overgelegde ‘Praktijkovereenkomst Beroepsbegeleidende Leerweg’ staat vermeld dat de beroepspraktijkvorming in het kader van de opleiding Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent wordt uitgevoerd. Deze in het zogenoemde Crebo-register vermelde opleiding kwalificeert als een beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Het lesmateriaal bestond uit Handleiding Stap 1 en 2, alsmede Tekst- en werkboek stap 1 en 2. Deze boeken betreffen Nederlands voor anderstaligen. De opleiding is gestart op 1 januari 2010. Het theoretische gedeelte van de scholing vond plaats op het kantooradres van eiseres en/of op vestigingen van ROC Landstede en werd verzorgd door docenten die bij eiseres in loondienst zijn en door docenten van het ROC.
4. Eiseres heeft met betrekking tot de in 2 vermelde opleiding voor de tijdvakken
1 januari t/m 31 december 2010, 1 januari t/m 31 december 2011 en 1 januari t/m
8 september 2012 op grond van artikel 14, eerste lid, onder a, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) voor haar werknemers de zogenoemde afdrachtvermindering onderwijs toegepast.
5. Verweerder heeft een boekenonderzoek bij eiseres ingesteld. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan geconcludeerd dat niet volledig aan de voorwaarden voor de afdrachtvermindering onderwijs (hierna ook : de voorwaarden) is voldaan. Daarom zijn aan eiseres de naheffingsaanslagen en verzuimboetes opgelegd. De boetes zijn vastgesteld op het in artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen genoemde maximum bedrag. Het definitieve controlerapport is op 20 februari 2013 uitgebracht.
Geschil6. In geschil is of eiseres voldeed aan de voorwaarden voor de afdrachtvermindering onderwijs.
7. Eiseres stelt primair dat zij aan alle voorwaarden voldeed en dat niet verweerder maar de Onderwijsinspectie bevoegd is een onderwijskundige toets aan te leggen. Subsidiair stelt zij dat verweerder in vergelijkbare gevallen een gunstiger standpunt heeft ingenomen. Er is sprake van ongepubliceerd beleid en zij heeft daarom op grond van het gelijkheidsbeginsel recht op de afdrachtvermindering onderwijs. Eiseres concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen.
8. Verweerder weerspreekt dat eiseres heeft voldaan aan de voorwaarden.
De opleiding die zij heeft gegeven is niet aan te merken als een beroepsopleiding Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent. Eiseres heeft niet duidelijk gemaakt hoe de opleiding en praktijkvorming is opgebouwd, of en hoe de deelnemers aan de opleiding werden begeleid en of de voortgang van de deelnemers werd gevolgd. Het zwaartepunt van de opleiding ligt bij het onderdeel Nederlandse taal. De omvang, vorm en uitvoering van andere onderdelen heeft eiseres volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt. Verweerder stelt dat geen onderzoek is gedaan naar het opleidingsniveau van de deelnemers; uitgesloten van opleiding werden werknemers die korte tijd in Nederland wilden verblijven. Dit is een aanwijzing dat kennelijk geen sprake was van de opleiding Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent, maar van een opleiding Nederlandse taal. Het niveau van het Nederlands van de gevolgde opleiding, was ook te laag voor het Nederlands in een opleiding Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent en maakt daar geen deel van uit. Verweerder stelt dat geen sprake is van gelijke gevallen, noch van (begunstigend) beleid. Van afwezigheid van schuld in verband met de boetes is niet gebleken. Verweerder concludeert tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.
Beoordeling van het geschil
9. Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de WVA is de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing met betrekking tot de werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de WEB bedoelde beroepsopleiding. Volgens artikel 1.1.1, onderdeel j, van de WEB is beroepspraktijkvorming het onderricht in de praktijk van het beroep, bedoeld in artikel 7.2.8, eerste lid van de WEB. Volgens artikel 7.2.8, eerste lid van de WEB maakt van elke beroepsopleiding onderricht in de praktijk van het beroep deel uit. Eén van de in artikel 7.2.2, eerste lid, WEB genoemde beroepsopleidingen is de assistentopleiding. Volgens het tweede lid van dat artikel bestaan die opleidingen onder meer uit een beroepsbegeleidende leerweg, omvattend een praktijkdeel van 60% of meer van de studieduur.
10. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat – nu verweerder gemotiveerd heeft weersproken dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden – eiseres de bewijslast heeft om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat haar werknemers een beroepspraktijkvorming volgden als bedoeld onder 9 . Eiseres heeft daartoe onder meer het scholingsdossier van haar werkneemster [naam 2] overgelegd. Partijen achten dit dossier representatief voor de andere werknemers van eiseres. Nu van het tegendeel niet is gebleken, sluit de rechtbank zich hierbij aan.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de werknemers, voor wie zij de afdrachtvermindering heeft toegepast, de beroepspraktijkvorming hebben gevolgd die hoort bij de beroepsbegeleidende leerweg van de opleiding Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat uit de gedingstukken niet meer valt op te maken dan dat de Nederlandse taal- en cultuur is onderwezen, dat inburgering in Nederland onderdeel van de opleiding was en dat in verband daarmee oefen/praktijkopdrachten bij eiseres hebben plaatsgevonden. Uit de gedingstukken, waaronder het dossier van [naam 2] , volgt echter niet dat de werknemers in de praktijk onderricht van het beroep Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent hebben gekregen, laat staan dat het praktijkdeel daarvan 60% of meer van de studieduur betrof. Eiseres heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat er voldoende capaciteit voor de praktijkbegeleiding aanwezig was. Eiseres heeft weliswaar een en ander gesteld, maar dat niet onderbouwd met bewijsmiddelen terwijl dat wel op haar weg had gelegen, nu verweerder de stellingen van eiseres gemotiveerd heeft betwist.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bevoegd is om te toetsen of aan de voorwaarden voor de afdrachtsvermindering onderwijs is voldaan. Het andersluidende standpunt van eiseres dat slecht de Onderwijsinspectie bevoegd is een onderwijskundige toets met betrekking tot deze voorwaarden aan te leggen, vindt geen steun in de Wet.
13. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel wijst de rechtbank af. Met de door eiseres als bijlagen 11 bij haar beroepschrift overgelegde stukken maakt eiseres niet aannemelijk dat verweerder ten aanzien van haar het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Uit de door eiseres overgelegde stukken is niet duidelijk geworden in hoeverre de door eiseres aangedragen gevallen feitelijk en rechtens vergelijkbaar zijn met het geval van eiseres. Voorts heeft eiseres, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat verweerder een (ongepubliceerd) begunstigend beleid heeft gevoerd met betrekking tot de afdrachtsvermindering onderwijs, welk beleid ook ten aanzien van eiseres zou moeten worden toegepast.
14. De boetes zijn omstreeks 20 februari 2013 aangekondigd. De rechtbank heeft in deze zaak uitspraak gedaan op 6 juli 2015. Op dat moment zijn twee jaren en ruim vier maanden verstreken sinds de aankondiging. Hiermee is de redelijke termijn overschreden. Gelet daarop zal de rechtbank de boetes met 5% verminderen tot € 4.674. (vgl. HR 22 april 2005, nr. 37.984, ECLI:NL:HR:2005:AO9006 en Hof Amsterdam, nr. 04/03329, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ1298). Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld zodat op die grond de boetes niet kunnen vervallen. De rechtbank acht de boetes ook passend en uit een oogpunt van normhandhaving geboden.
15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Gelet op hetgeen hiervoor in 14 is overwogen, zal de rechtbank de verzuimboetes verminderen tot € 4.674.
Proceskosten
De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep ongegrond;
- -
vermindert de boetes voor elk van de onderhavige tijdvakken tot € 4.674; en
- -
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar, voor zover deze ziet op de boetes.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, voorzitter, en mr. J.P.F. Slijpen en
mr. J.W. van den Berge, leden, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2015.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.