Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Artikel 193 Overbrenging van goederen in tijdelijke opslag
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2016
- Bronpublicatie:
24-11-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2447)
- Inwerkingtreding
18-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2447)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 148, lid 5, van het wetboek)
1.
Wanneer de overbrenging plaatsvindt tussen opslagruimten voor tijdelijke opslag die onder de verantwoordelijkheid van verschillende douaneautoriteiten vallen, stelt de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag vanwaaruit de goederen worden overgebracht:
- a)
de douaneautoriteit die belast is met het toezicht op de opslagruimte voor tijdelijke opslag vanwaaruit de goederen zullen worden overgebracht, in kennis van de beoogde overbrenging op de in de vergunning vastgestelde wijze alsook, bij aankomst van de goederen in de opslagruimten voor tijdelijke opslag van bestemming, van de voltooiing van de overbrenging op de in de vergunning vastgestelde wijze;
- b)
de houder van de vergunning voor de ruimten waarnaar de goederen zijn overgebracht, ervan in kennis dat de goederen zijn verzonden.
2.
Wanneer de overbrenging plaatsvindt tussen opslagruimten voor tijdelijke opslag die onder de verantwoordelijkheid van verschillende douaneautoriteiten vallen, stelt de houder van de vergunning voor de ruimten waarnaar de goederen worden overgebracht:
- a)
de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor deze ruimten, in kennis van de aankomst van de goederen, en
- b)
bij aankomst van de goederen in de opslagruimten voor tijdelijke opslag van bestemming, de houder van de vergunning van de opslagruimten voor tijdelijke opslag van vertrek daarvan in kennis.
3.
De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie bevat een verwijzing naar de betreffende aangifte tot tijdelijke opslag en de einddatum van de tijdelijke opslag.
4.
Wanneer een overbrenging van e goederen in tijdelijke opslag plaatsvindt, blijven de goederen onder de verantwoordelijkheid van de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag vanwaaruit de goederen worden overgebracht, totdat de goederen zijn ingeschreven in de administratie van de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag waarnaar de goederen worden overgebracht, tenzij anders is bepaald in de vergunning.