Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:3.0m [Vergunningeisen]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2016
- Bronpublicatie:
29-10-2015, Stb. 2015, 428 (uitgifte: 24-11-2015, kamerstukken: 34198)
- Inwerkingtreding
01-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2015, Stb. 2015, 504 (uitgifte: 16-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:3.0l, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
- a.
artikel 3:8 met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
- b.
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
- c.
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
- d.
artikel 3:15, eerste lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt;
- e.
artikel 3:16, eerste en derde lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
- f.
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
- g.
artikel 3:57, eerste en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit;
- h.
artikel 3:73b, met betrekking tot het effectief verlenen van diensten;
- i.
artikel 3:267.0a, met betrekking tot een prudent beleggingsbeleid;
- j.
artikel 4:76a met betrekking tot het bieden van eerlijke en vrije toegang tot haar diensten en systemen op basis van objectieve en risicogebaseerde deelnemingscriteria;
- k.
artikel 4:76b, eerste en tweede lid, met betrekking tot het tijdig en efficiënt verlenen van haar diensten en het beschikken over mechanismen waarmee periodiek het kostenniveau, prijsniveau en serviceniveau en de efficiëntie van de door de afwikkelonderneming verleende diensten worden beoordeeld;
- l.
artikel 4:76c, eerste lid, met betrekking tot het hebben van internationaal aanvaarde communicatieprocedures en standaarden;
- m.
artikel 4:76d, eerste lid, met betrekking tot het bieden aan een betaaldienstverlener van inzicht in financiële risico's en kosten.
2.
De aanvrager vermeldt in de aanvraag voor welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden hij de vergunning aanvraagt.
3.
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4.
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d of f, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.