Einde inhoudsopgave
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 54a [Benoeming tot rechter- of raadsheer-plaatsvervanger na leeftijdsontslag]
Geldend
Geldend van 16-11-2023 tot 16-11-2026
- Bronpublicatie:
08-11-2023, Stb. 2023, 410 (uitgifte: 15-11-2023, kamerstukken: 36358)
- Inwerkingtreding
16-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2023, Stb. 2023, 410 (uitgifte: 15-11-2023, kamerstukken: 36358)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Ontslag
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Bij een gebrek aan capaciteit aan rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast kunnen rechterlijke ambtenaren als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 2° en 3°, van de Wet op de rechterlijke organisatie die op grond van artikel 46h, derde lid, worden ontslagen vervolgens worden benoemd tot raadsheren-plaatsvervangers of rechters-plaatsvervangers.
2.
Het betrokken bestuur van het gerechtshof of de rechtbank doet een aanbeveling aan de Raad voor de rechtspraak voor de benoeming als bedoeld in het eerste lid uiterlijk binnen drie maanden nadat de rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 2° en 3°, van de Wet op de rechterlijke organisatie op grond van artikel 46h, derde lid, is ontslagen.
3.
Artikel 4a, eerste lid, is niet van toepassing op raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers die op grond van het eerste lid worden benoemd.
4.
Raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers die op grond van het eerste lid zijn benoemd, worden met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin zij de leeftijd van drieënzeventig jaren hebben bereikt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister ontslagen.