NJB 2020/1658:Vergoeding van de kosten van de raadsman ten behoeve van de beklagprocedure in gevallen waarin de beklagprocedure samenhangt met een strafzaak tegen de klager en het beklag als bedoeld in artikel 552a Sv over de inbeslagneming van een voorwerp in de beklagprocedure ongegrond is verklaard, maar de rechter vervolgens in de strafzaak een last tot teruggave heeft gegeven van het inbeslaggenomen voorwerp, terwijl bovendien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr: de Hoge Raad herhaalt rechtspraak over art. 529 lid 2 en 5 (591 lid 2 en 5 oud) Sv jo art. 530 lid 2 en 4 (591a lid 2 en 4 oud) Sv. De Hoge Raad beantwoordt daarbij twee vragen: (i) Zijn de kosten van de raadsman op grond van art. 530 lid 2 (591a lid 2 oud) Sv wegens samenhang met de strafzaak ook toewijsbaar in de hiervoor beschreven situatie, waarin door de beklagrechter het beklag als bedoeld in art. 552a Sv ongegrond is verklaard, maar de rechter in de strafzaak wel een last tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp heeft gegeven? Antwoord: nee. (ii) Hoe verhoudt zich dit tot de bijzondere regeling van art. 529 lid 5 (591 lid 5 oud) Sv jo art. 530 lid 4 (591a lid 4 oud) Sv voor vergoeding van de kosten van een raadsman voor het indienen van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv, nu deze beklagprocedure als een afzonderlijke, los van de strafzaak staande, zaak wordt aangemerkt? Antwoord: de toepasselijkheid van de bijzondere regeling van art. 529 lid 5 (591 lid 5 oud) Sv jo art. 530 lid 4 (591a lid 4 oud) Sv is niet uitgesloten in gevallen waarin een op grond van artikel 552a Sv ingediend klaagschrift vóór de behandeling daarvan heeft geleid tot een beslissing tot teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp, waarna het klaagschrift is ingetrokken en een behandeling daarvan en een rechterlijke beslissing daarover zijn uitgebleven