Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/3.4.3:3.4.3 Ander nadeel
Archief
Smartengeld 1998/3.4.3
3.4.3 Ander nadeel
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie art. 6:106
Zie voor literatuur Schadevergoeding (Deurvorsl), art. 106 aant. 5. Ook de Hoge Raad spreekt van 'pijn, verdriet en gederfde levensvreugde' (HR 8 juli 1992, Nj 1992, 714 (AMC/O)). Schoordijk 1979, p. 215 spreekt van 'zich uneasy voelen'.
Aldus Overeem 1979, p. 1.
Aldus Bloembergen 1965, nr. 18.
McGregor 1997, nr. 80 e.v.
Zie bijv. m.b.t. de bewusteloze hiervoor § 2.5.6.4.
Zie hierover nader hfdst. 7.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Nu de wetgever zich niet heeft gewaagd aan een omschrijving van het begrip vermogensschade, is het weinig verrassend dat in de wet evenmin een omschrijving van het begrip 'ander nadeel' dan vermogensschade is te vinden. Ook een omschrijving als nadeel dat niet in geld is uit te drukken, draagt weinig bij aan een positieve gedachtevorming. Hiermee wordt slechts aangegeven dat ander nadeel niet in geld is te meten, omdat het als zodanig geen marktwaarde heeft, nu een concreet equivalent in het economische verkeer niet verkrijgbaar is. Een positieve omschrijving ligt in het licht van het stelsel van de wet om verschillende redenen ook minder voor de hand. In de eerste plaats wordt een positieve omschrijving van het begrip niet beloond met een recht op vergoeding. Immers, ook al wordt een bepaald nadeel aangemerkt als ander nadeel dan vermogensschade, dan brengt dat op zichzelf nog geen recht op vergoeding mee, nu dergelijk nadeel slechts wordt vergoed in de door de wet aangegeven gevallen. In zoverre leidt kwalificatie van een bepaald nadeel als ander nadeel dan vermogensschade in beginsel tot 'diskwalificatie'. In de tweede plaats is voor de toepassing van bepalingen die recht geven op vergoeding van immateriële schade een positieve omschrijving niet direct nodig, nu deze bepalingen niet 'werken' met omschrijvingen van het nadeel, maar met omschrijvingen van gevallen waarin een recht op vergoeding bestaat of 'bronnen' waaruit immateriële schade kennelijk wordt geacht voort te vloeien. 1Deze 'werkwijze' zal niet in de laatste plaats zijn ingegeven door het feit dat een bruikbare positieve omschrijving van het begrip ook bepaald niet eenvoudig is. Men komt een positieve omschrijving ook in andere codificaties eigenlijk niet tegen. Niettemin heeft een poging tot een meer positieve omschrijving in dit kader wel enig nut. Zij kan bijdragen aan de gedachtevorming over het onderwerp en kan relevant zijn voor de vaststelling van de omvang van het nadeel.
De omschrijving 'ander nadeel dan vermogensschade' kan op zichzelf zeer ruim worden opgevat. Daaronder kan in theorie ieder nadeel worden gebracht dat niet tot het vermogen is te herleiden. Zo is bijvoorbeeld achteruitgang van het milieu in algemene zin aan te merken als 'ander nadeel' voorzover die achteruitgang niet is te herleiden tot concrete kosten. Aldus zijn vele soorten nadeel te kwalificeren als 'ander nadeel dan vermogensschade'. Wanneer men het oog heeft op immateriële schade pleegt dat begrip evenwel in een meer specifieke betekenis te worden gehanteerd, die (meer) verband houdt met de gevallen waarin een recht op vergoeding pleegt te worden aangenomen. Aldus heeft men doorgaans het oog op personenschade die zich uit in de 'gevoelswereld'. In de literatuur en in de rechtspraak worden ter aanduiding van immateriële schade veelal omschrijvingen van gevoelens genoemd, zoals pijn, verdriet, ergernis, woede, walging, schaamte, angst, existentiële onzekerheid en gevoelens van minderwaardigheid.2 Ook wordt het nadeel wel aangeduid in termen die niet direct gevoelens betreffen, maar niettemin onmiskenbaar nadeel voor de getroffen persoon aanduiden, zoals gederfde levensvreugde, slapeloosheid, uiterlijke ontsiering, karakterveranderingen, gemis aan bewegingsvrijheid, geschade eer en goede naam, et cetera. Al deze aspecten worden soms ook samengebracht in het begrip Vermindering van iemands welzijn'3 of vermindering van 'lustgevoelens', steeds voorzover zij geen vermogensvermindering omvatten.4 In andere landen vindt men doorgaans vergelijkbare omschrijvingen. In het Engelse recht is het meer gebruikelijk de 'non-pecuniary damages' te verdelen in verschillende categorieën, georiënteerd op gevallen waarin vergoedingen worden toegekend, zoals 'pain and suffering', 'loss of amenities of life', 'social discredit', 'mental distress' en 'loss of society of relatives'.5
In het algemeen lijkt mij als verzamelbegrip 'vermindering van iemands welzijn' de meest passende omschrijving van het nadeel. Het gaat daarbij steeds om schade aan een persoon. Dat persoonlijke karakter van de schade brengt mijns inziens mee dat het bestaan van schade in beginsel subjectief en concreet moet worden bezien, dat wil zeggen aan de hand van de vraag of deze persoon (immateriële) schade lijdt.6 Dat neemt niet weg dat de praktijk van de schadebegroting vergt dat bij de vaststelling van de omvang soms zal moeten worden geabstraheerd van concrete omstandigheden.7