HR 16 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7650, NJ 2008/126, m.nt. Keijzer, rov. 4.3.
HR, 01-12-2020, nr. 19/01500
ECLI:NL:HR:2020:1901
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-12-2020
- Zaaknummer
19/01500
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1901, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑12‑2020; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:883
ECLI:NL:PHR:2020:883, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1901
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2020-0378
Uitspraak 01‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Gebruik verborgen camera in woning door heimelijk foto- en video-opnames te maken van vrouwen, art. 139f.1 Sr. 1. Onttrekking aan het verkeer telefoon en diverse foto-, film- en videocamera’s, art. 36c Sr. Ongecontroleerd bezit daarvan in strijd met algemeen belang? 2. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. Ad 1. Zonder nadere motivering, die in de bestreden uitspraak ontbreekt, is niet begrijpelijk het oordeel van het hof dat de aan het verkeer onttrokken verklaarde voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Ad 2. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte verplichtingen opgelegd om aan Staat ten behoeve van in arrest genoemde slachtoffers in arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door in arrest telkens genoemd aantal dagen hechtenis. HR zal ’s hofs uitspraak ambtshalve vernietigen v.zv. daarbij telkens vervangende hechtenis is toegepast overeenkomstig hetgeen is beslist in ECLI:NL:HR:2020:914. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Volgt partiële vernietiging t.a.v. onttrekking aan het verkeer (zonder terugwijzing).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/01500
Datum 1 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2019, nummer 21/004290-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de filmcamera’s, telefoon, fototoestellen en videocamera’s en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de slachtoffers met toepassing van artikel 6:4:20 Sv telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het vierde cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof dat een telefoon en diverse foto-, film- en videocamera’s aan het verkeer onttrokken worden verklaard. Het voert daartoe in het bijzonder aan dat “uit niets blijkt dat de telefoon en de camera’s beelden bevatten waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met het algemeen belang”.
3.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 5 bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 15 november 2015 tot en met 8 maart 2017 te [plaats] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van personen, te weten
- [benadeelde 2] , en
- [benadeelde 3] , en
- [benadeelde 1]
die telkens aanwezig waren in een woning gelegen aan de [a-straat 1] aldaar, (een) afbeelding(en) en/of filmopname(n) heeft vervaardigd.”
3.2.2
De bestreden uitspraak houdt onder meer in:
“Het onder 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van een aantal, hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen: Voor zover het gegevensdragers zijn, zullen zij aan het verkeer worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. (...)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1.00
STK Filmcamera, zwart, Sport DV, 1918087;
1.00
STK Telefoon, brons, SAMSUNG edge, 1918130;
1.00
STK Fototoestel, zwart, NIKON 1, 1918139;
1.00
STK Filmcamera, zwart, ONBEKEND 4K Ultra, 1918075;
1.00
STK Filmcamera, zwart, 811 CMOS, 1691483;
(...)
1.00
STK Filmcamera, zwart, CH 1234, 1691479;
1.00
STK Filmcamera, SONY EXMORE R, 1691478;
1.00
STK Videocamera, VIO POV190, 1691461;
1.00
ST K Videocamera, zwart, 727, 1691464;
(...)
1.00
STK Fototoestel, zwart SONY DSC W830, 1691077.”
3.3
Zonder nadere motivering, die in de bestreden uitspraak ontbreekt, is niet begrijpelijk het oordeel van het hof dat de aan het verkeer onttrokken verklaarde voorwerpen, die hiervoor onder 3.2.2 zijn vermeld, van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.
4. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.1
Het hof heeft de verdachte de verplichtingen opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers de in het arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest telkens genoemde aantal dagen hechtenis.
4.2
De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen voor zover daarbij telkens vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de hiervoor onder 3.2.2 vermelde inbeslaggenomen voorwerpen en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers telkens vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2020.
Conclusie 06‑10‑2020
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Middelen over o.m onvoldoende motivering van de ontrekking aan het verkeer van een aantal camera's. De conclusie strekt er toe dat de HR die beslissing doelmatigheidshalve dient te vernietigen en het casaatieberoep voor het overige dient te verwerpen.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/01500
Zitting 6 oktober 2020
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.
1. Inleiding
1.1.
Bij arrest van 12 maart 2019 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, en de verdachte wegens 3. “verkrachting”, 4. “feitelijke aanranding van de eerbaarheid” en 5. “gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen; meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met bijzondere voorwaarden als in het arrest omschreven en met aftrek van het voorarrest. Verder heeft het hof beslissingen genomen over inbeslaggenomen voorwerpen en vorderingen van benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de verdachte, één en ander zoals nader in het arrest omschreven.
1.2.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
2. Bewezenverklaring, bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“3:
hij op 11 november 2015 te [plaats] , door geweld en/of een andere feitelijkheid, namelijk door
- [benadeelde 1] te vertellen (zakelijk weergegeven) dat hij, verdachte, een massage-opleiding deed en graag wilde oefenen, en
- die [benadeelde 1] te zeggen (zakelijk weergegeven) dat de massage zonder ondergoed werd gedaan, althans woorden van gelijke strekking, en
- (bij het masseren van de bovenbenen) onverhoeds de schaamlippen van die [benadeelde 1] aan te raken, en
- onverhoeds de borsten van die [benadeelde 1] te masseren, en
- onverhoeds zijn vingers in de vagina van die [benadeelde 1] te steken,
die [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte
- de vagina en/of de schaamlippen van die [benadeelde 1] met zijn, verdachtes, vingers en/of tong, betast en/of gelikt en
- de borsten van die [benadeelde 1] betast en
- de clitoris van die [benadeelde 1] gemasseerd, althans aangeraakt en
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [benadeelde 1] gebracht;
4:
hij omstreeks 24 januari 2017 te [plaats] , door geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij door
- die [slachtoffer] te vertellen dat hij, verdachte, een personal trainer was en dat zij voor 25 euro bij hem een pakket kon kopen van een training met een sportmassage, en dat zij anders veel spierpijn zou krijgen, en
- onverhoeds de lies en de vagina, van die [slachtoffer] (over de kleding) te masseren,die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat hij, verdachte, de vagina van die [slachtoffer] betastte, althans aanraakte.
5:
hij in de periode van 15 november 2015 tot en niet 8 maart 2017 te [plaats] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van personen, te weten
- [benadeelde 2] , en
- [benadeelde 3] , en
- [benadeelde 1]
die telkens aanwezig waren in een woning gelegen aan de [a-straat 1] aldaar, (een) afbeelding(en) en/of filmopname(n) heeft vervaardigd.”
2.2.
Het hof heeft deze bewezenverklaring doen steunen op de inhoud van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aanvulling op het arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv. De aanvulling op het verkorte arrest houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof, onder meer zakelijk weergegeven:
O = opmerking hof V = vraag hof A = antwoord verdachte
Ik beken dat ik heimelijk filmopnamen heb gemaakt van [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] . Zij hebben mij geen toestemming gegeven om hen te filmen.
[benadeelde 1] en ik hebben seks gehad. Ik heb haar oraal bevredigd. Zij lag op haar rug en ik masseerde haar benen. Ik heb niet gevraagd of zij instemde met de seks. Het ging heel geleidelijk en vanzelf. Ik heb heimelijk opnamen gemaakt. Op één camera zat plakband. Ik meen dat die camera aan het voeteneinde van het massagebed stond. Het klopt ook dat er een camera op een boek was geplakt.
Ik heb [slachtoffer] gemasseerd. Ik voelde spierknopen in haar liezen. Tijdens het masseren van haar liezen kwam ik dicht in de buurt van haar vagina. Ik heb [slachtoffer] ontmoet in een sportschool, genaamd [A] . Het is juist dat ik tegen [slachtoffer] heb gezegd dat ik een personal trainer was en dat ik personal trainingen gaf.
V: Klopt dat u de dames vroeg zich geheel uit te kleden?
A: Ja, dat klopt. Ik vond dat spannend en ik wilde ook de billen en de borsten masseren.
V: Uit de stukken blijkt dat u gebruik heeft gemaakt van een camera. Heeft u dat geleerd tijdens uw opleiding tot masseur?
A: Nee, dat heb ik niet geleerd tijdens mijn opleiding. Het is juist dat ik die camera’s daar heb neergezet. Aan de hand van de foto's in het dossier concludeer ik dat er ook een camera aan het voeteneind van het massagebed stond. Ik vond het filmen spannend.
O: Masseurs in opleiding wordt geleerd dat vrouwen hun onderbroek en bh aanhouden tijdens een massage.
1. A: Ik wilde die vrouwen ook versieren. Ik vond het spannend als zij zich helemaal uitkleedden.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, nr. 2016023368, op 21 november 2016 gesloten en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van verdachte:
O = opmerking verbalisanten V = vraag verbalisanten A = antwoord betrokkene
p. 95
V: Sinds wanneer ben jij begonnen met het masseren van mensen?
A: In september 2015.
V: Waar masseerde je deze cliënten?
A: Op de [a-straat 1] te [plaats] .
p. 96
V: Welke afspraken maakte je van tevoren met cliënten?
A: Als ik het niet goed doe dan moet je het aan mij doorgeven, want ik ben lerende. Ik heb dat meerdere malen tegen cliënten gezegd. Dat het belangrijk is dat ik feedback krijg zodat ik het goed kan leren.
V: Waar praten jullie over als cliënten net binnen zijn?
A: Over welke opleiding en wat een massage inhoudt.
V: Wat bespraken jullie over de komende massage?
A: Dat ik in opleiding ben en dat je moet zeggen als het niet goed is.
3. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, nr. PL0900-2016023368, op 22 februari 2016 gesloten en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] : (p. 376 t/m 382)
V: Wat is er gebeurd?
A: [verdachte] ken ik via [betrokkene 1] . Vraag van [betrokkene 1] was of ik van hem een massage wilde ondergaan. Hij deed een massageopleiding. Ik houd wel van massages en ik vertrouw hem. Op 11 november (het hof leest: 11 november 2015), om 19.00 uur, heb ik met hem afgesproken. De massage zou een uur duren. Ik was om 19.00 uur bij zijn huis. Hij deed open. Toen ik binnenkwam zag ik dat hij de massagetafel al had klaargezet. We gingen de massage doen. Ik ging op mijn buik op de massagetafel liggen. Hij zette iets van Braziliaanse muziek op. Hij zei dat hij zijn shirt uit ging trekken, want het was warm en hij moest hard werken. Hij had een joggingbroek aan toen hij begon met de massage. Toen ik op mijn buik lag voelde ik dat hij bezig was met mijn benen en ook bij mijn billen. Toen hij met mijn benen bezig was, merkte ik dat hij wel dicht bij mijn vagina terechtkwam. Op het moment dat ik daarvan wat wilde zeggen ging hij er weer weg. Hij kwam dan vlak bij het randje, niet dat hij echt bij mijn vagina zat, zeg maar het buitengebied. Op een gegeven moment ben ik omgedraaid. Hij heeft mijn borsten gemasseerd. Hij raakte dan net niet mijn tepels aan. Daarna raakte hij mijn vagina aan. Ik bewoog omdat hij mijn vagina aanraakte en ik wilde hem daarmee afschrikken. Ik heb ook nog gezegd “hé”. Hij begon mij te bevredigen. Hij zat met zijn vinger in mijn vagina en ook aan mijn clitoris. Ik raakte in paniek en ik dacht bij mezelf: “ik wil dit niet”. Ik had geen seksuele intenties. Daarna heeft hij mij ook nog met zijn mond bevredigd. Ik wist niet wat ik moest doen. Maar toen vond ik het te ver gaan. Ik zei tegen hem dat het moest stoppen en dat ik dit niet wilde. Hij zei “lekker hè”. Ik heb ik me omgekleed. Ik ben toen vrij snel vertrokken. Ik ben naar huis gegaan en was helemaal in de war. Tegen mijn vriend heb ik verteld dat ik me ongemakkelijk had gevoeld. Ik vertelde ook dat ik mijn kleren uit moest doen. De volgende dag merkte ik dat ik ermee in mijn maag zat. Ik kon het niet goed plaatsen. Ik heb tegen een vriend verteld wat er was gebeurd, dat er seksuele handelingen waren uitgevoerd. De volgende dag heb ik nog naar [verdachte] gestuurd dat de massage prima was, maar dat qua het seksuele gedeelte hij een grens was overgegaan. Ook zei ik dat hij dit nooit bij anderen moést doen. Dit was in een appje. Om anderen naar hem toe te sturen, wilde ik wel duidelijk hebben dat ze hem konden vertrouwen. Nadat wij geappt hadden, belde hij mij. Ik heb het hem toen ook nog eens aan de telefoon uitgelegd. Ik zei toen ook dat hij geen sensuele muziek op moest zetten, dat hij niet zijn T-shirt uit moest trekken en ook dat hij geen opmerkingen moest maken over het lichaam van vrouwen. Ik ben nog vergeten te vertellen dat toen ik op de tafel lag, hij zei dat ik een mooi lichaam had.
p. 379 e.v.
O: Je hebt verteld over dat hij tijdens het masseren het opbouwde bij je benen en in de buurt van je vagina kwam. Wat voelde je precies?
V: Je voelt dat dit een erogene zone is.
V: Op welk deel van je lichaam voelde je dat hij jou aanraakte?
A: Goede vraag, dat zijn je liezen, tussen de liezen en je vagina.
V: Je vagina heeft verschillende delen.
Â: Ja. Hij tikte de buitenste schaamlippen aan.
V: Waar deed hij dat mee?
A: Met zijn handen. Hij streek met zijn handen tegen mijn buitenste schaamlippen.
V: Je vertelde dat hij ook jouw borsten heeft gemasseerd. Wat deed hij toen?
A: Hij masseerde over mijn borsten heen, rond mijn tepels.
V: Met welke handen deed hij dat?
A: Met allebei zijn handen.
V : Hoe weet je dat hij met zijn handen je borsten masseerde?
A: Dat zag ik. Ik heb het gezien en gevoeld. Toen lag ik al een tijdje op de tafel. Hij was eerst met mijn benen bezig geweest.
V: Wat voor afspraken hadden jullie voorafgaande aan de massage gemaakt?
A: Geen. Ik zou een hot stone massage van een uur krijgen van hem. Verder geen afspraken.
V: Je vertelt ook dat hij je billen masseerde...
A: Ik weet nog dat hij uitgebreid mijn billen masseerde. Hij ging daarbij met zijn handen over mijn billen.
O: Je vertelde dat hij vanuit dat masseren overging in seksuele handelingen
V : Hoe ging dat?
A: Hij was met mijn benen bezig en ging naar boven. Hij bleef een beetje bij de bovenbenen hangen. Op een gegeven moment maakte hij de overstap om met zijn handen aan mijn vagina te zitten. Daarbij raakte hij mijn buitenste schaamlippen aan.
V: Wat waren dat voor bewegingen?
A: Van boven naar beneden en rond strijkende bewegingen.
V: Hoe was de overgang tussen de strijkende bewegingen en het aanraken van je buitenste en binnenste schaamlippen?
A: Hij zette eerst nog de strijkende bewegingen voort. Hij raakte daarbij de buitenste en binnenste schaamlippen aan. Ik vind het moeilijk om te zeggen hoe lang het duurde. Maar ik merkte dus dat hij mijn vagina aanraakte en voor mijn gevoel zat hij heel snel in mijn vagina.
V: Waarmee zat hij aan je vagina?
A: Met zijn vingers en zijn handen.
A: Hij ging met zijn vingers in mijn vagina. Ik weet niet met hoeveel vingers. Hij zat afwisselend aan mijn clitoris en in mijn vagina.
V: Wat bedoel je precies met in mijn vagina?
A: In mijn geboortekanaal om het biologisch uit te drukken.
V: Hoe ver?
A: Met een halve vinger. Ik voelde duidelijk dat hij met zijn vinger in mijn vagina zat.
A: Ik heb met bewegingen geprobeerd om hem te stoppen, een signaal af te geven.
V: Waarmee?
A: Door mijn benen te bewegen en mijn been- en bilspieren aan te spannen, een schokkende beweging te maken zeg maar, Ik kan mij herinneren dat ik ook nog “hé” héb geroepen.
O: Je hebt verteld dat hij jou ook oraal heeft bevredigd.
V: Hoe ging dat?
A: Ja, dat volgde voor mijn gevoel direct op dat hij eerst met zijn vingers bezig was. Daar bedoel ik mee dat ik geen kans had gehad om het te stoppen en een signaal af te geven. Er gingen heel veel gedachtes in mijn hoofd om en opeens voelde ik er zijn mond op. Ik voelde dat hij mét zijn lippen en zijn tong op mijn clitoris zat. Ik heb niet het idee dat hier veel tijd tussen zat; Er schoot door mijn hoofd: wat moet ik hier nu mee.” Op dat moment voelde ik dus zijn mond àl. Zijn hand kwam daar ook nog bij. Hij ging met zijn vinger weer in mijn geboortekanaal. Hij was duidelijk bezig met orale bevrediging.
Toen heb ik ‘‘stop” geroepen en ben overeind gekomen. In ieder geval riep ik een kreet.
Daar reageerde hij niet op. Ik moest zeg maar overeind komen, half, om hem te laten stoppen.
V: Je vertelde dat je het tegen een vriend hebt verteld. Wie is dat?
A: Dat is [getuige 1] .
V: Wat heb je [getuige 1] verteld?
A: Dat me iets raars is overkomen en dat ik een massage had gehad, dat hij verder ging dan masseren en dat hij seksueel bezig was. Ik heb ook verteld dat hij met zijn vingers aan mijn vagina had gezeten en dat hij ook met zijn mond aan mijn vagina had gezeten en dat ik hem moest stoppen.
V: Je hebt het over [verdachte] .
A: Volgens mij heet hij [verdachte] . Dat heb ik van [betrokkene 1] gehoord.
V: Wat is zijn achternaam?
A: [verdachte] .
V: Waar woont hij?
A: [a-straat 1] . Dat is de plek waar ik de massage heb gehad.
4. Een proces-verbaal van verhoor aangever, nr. 2016064911, op 3 maart 2016 gesloten en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] : (p. 393 en 394)
O = opmerking verbalisant V = vraag verbalisant A = antwoord getuige
V: Vertel eens wat er is gebeurd waarvan jij aangifte wilt doen?
A: Afgelopen november vroeg [betrokkene 1] mij en andere vriendinnen of wij model voor [verdachte] wilden zijn, want hij deed een massageopleiding. Hij wilde oefenen. Ik heb met [verdachte] afgesproken op 11 november (hof: 11 november 2015) om 19:00 uur ’s avonds, We hebben een tijd gekletst over zijn massageopleiding. Hij was net begonnen. Toen wilden we aan de slag gaan, ik was nog aangekleed. Ik ben me toen gaan omkleden. Hij weest me op zijn slaapkamer. Ik zei: “is het met ondergoed aan?” Hij zei: “nee, het is zonder ondergoed.” Wat me opviel was dat als hij mijn benen masseerde, elke keer als hij boven aan mijn been kwam, raakte hij mijn liezen of buitenste schaamlip aan. Hij streek er kort langs. Het gebeurde een paar keer. Het was heel kort en ik vond hem in eerste instantie onhandig. Dus ik ging er vanuit dat dat een foutje was. Hij ging vervolgens mijn billen masseren: Het viel me op dat hij dat het heel uitvoerig deed. Ik draaide me om en hij legde de handdoeken weer goed neer. Ik lag toen op mijn rug. Op mijn rug ging hij verder met de massage. Hij deed opvallend meerdere keren mijn benen. Bovenaan mijn benen kwam hij weer te dicht bij mijn vagina. Hij raakte mijn schaamlippen aan en mijn liezen: Het gaf geen fijn gevoel, maar het was te kort om er iets van te zeggen. Daarna masseerde hij mijn borsten, relatief kort. Hij haalde de handdoek weg. Hij deed strijkende bewegingen om de tepels heen. Met rondgaande bewegingen. Vanaf de buik naar boven ronde bewegingen en weer naar beneden. Vervolgens ging hij terug naar mijn benen. Hij deed een tijdje de bovenbenen en de heup, strelen of masseren. Tot het moment dat hij zijn handen op mijn vagina legde. Tot dan dacht ik dat het onhandigheid was. Tot dat moment; toen kon er geen misverstand over bestaan. Ik dacht: “Wat bedoelt hij nog? Wat wil hij nou? Hij kan geen seksuele intenties hebben, want hij heeft mijn vriend gezien en we hebben het er net nog over gehad dat ik ben gaan samenwonen.”
5. Een proces-verbaal van verhoor aangever, nr. 2016023368, op 16 december 2016 gesloten en ondertekend door de [verbalisant 1] en [verbalisant 4] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] : (p. 407)
O = opmerking verbalisant V = vraag verbalisant A = antwoord getuige
O: [verdachte] heeft bij ons verklaard dat jij interesse zou hebben in tantramassage. Dat jullie daarover gesproken hebben.
V: Hoe zit dat?
A: Ja, dat was naderhand. Toen het was gebeurd en ik nog flabbergasted was.
(…)
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige, nr. 2016064911, op 8 maart 2016 gesloten en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [getuige 1] : (p. 411 t/m 414)
O = opmerking verbalisant V = vraag verbalisant A = antwoord getuige
V: Wat kan jij ons allemaal vertellen over wat er met [benadeelde 1] is gebeurd?
A: [benadeelde 1] kwam bij mij. Ze vertelde wat haar was overkomen. Zij vertelde dat zij bij een jongen geweest was in [plaats] , [verdachte] . Dat zij een massage had gehad, maar dat het een rare ervaring was geweest. Hij was te ver gegaan waarop zij op een gegeven moment nee heeft moeten zeggen.
A: Zij vertelde dat zij bij [verdachte] was geweest, een massage had gehad. Dat hij een opleiding deed of had gedaan. Dat hij te ver was gegaan. Dat zij twee en een half uur had gelegen. Dat zij naakt lag. Dat hij met zijn vingers te ver was gegaan.
V: Wat weet je nu wat er is gebeurd op seksueel gebied met haar?
A: Dat hij haar oraal heeft bevredigd. Hij heeft haar gebeft en gevingerd. Clitoraal en vaginaal bevredigen.
V: Hoe weet je dat?
A: Omdat zij trillende op de bank heeft verteld wat er gebeurd was. Dat zij toen een herbeleving kreeg en het mij vertelde.
O: Ik wil even terug naar die keer dat [benadeelde 1] een herbeleving kreeg.
V: Wat heeft zij jou toen precies verteld?
A: Zij merkte dat toen zij de massage kreeg dat zij rechtop is gaan zitten en “nee” heeft gezegd. Toen stopte hij pas.
9. Een proces-verbaal van verhoor aangever, nr. PL0900-2017046951, op 16 februari 2017 gesloten en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] : (p. 440 t/m 444)
O = opmerking verbalisant V = vraag verbalisant A= antwoord aangeefster
Ik doe aangifte van aanranding. Ik heb niemand het recht/toestemming gegeven om dit bij mij te doen.
V: Wat wil je ons vertellen?
A: Op zaterdag 21 januari 2017 rond 10.45 uur heb ik een man ontmoet in de sportschool [A] . Wij raakten aan de praat en hij zei dat hij Pilatus instructeur was geweest en dat hij personal trainer was en mensen hielp met personal trainingen. Hij vertelde mij dat hij [verdachte] heette. Hij gaf mij aan dat ik een keer gratis kon trainen met hem en dat ik dan kon laten weten of ik het leuk vond en dan eventueel verder kon. Wij hebben een afspraak gemaakt voor maandag 23 januari 2017 om 08.00 uur. Hij gaf zijn telefoonnummer aan mij en ik heb hem een berichtje gestuurd zodat hij mijn nummer ook had. Ik heb hem een berichtje gestuurd op zondag 22 januari (hof leest: 22 januari 2017). Ik vroeg of het nog door ging. Hij stuurde mij een berichtje dat het gewoon doorging en dat hij er zin in had.
Op maandag 23 januari (het hof leest: 23 januari 2017) ben ik rond 07.45 uur de sportschool ingelopen om warm te lopen op de loopband. Om 08.09 uur stuurde hij mij een bericht waar ik was. Ik zei dat ik binnen was. Ik keek toen om mij heen en zag hem staan. Wij zijn gaan sporten en het ging goed. Ik vroeg wat het kostte. Hij liet mij dingen zien op zijn telefoon. Het waren sportprogramma’s. Hij vertelde toen dat ik een pakket bij hem kon kopen. Dit was één uur training en een sportmassage. Ik heb gezegde dat ik die sportmassage niet wilde. Ik kende hem niet en wilde dat nog niet doen. Het zou € 25,00 kosten voor een training en sportmassage. Wij hebben afgesproken om samen één uur in de week samen te trainen. Hij kwam terug op de sportmassage en zei dat ik heel veel spierpijn zou krijgen. Hij zei dat hij heel professioneel was. Ik heb toen gevraagd wat het kostte. Hij vertelde mij toen dat het erbij zat. Hij had thuis een tafel en olie en handdoeken. Hij deed het heel discreet. Wij hebben toen afgesproken. Ik heb mij door hem over laten halen. Wij spraken af voor de dinsdag 24 januari 2017 om 20.30 uur.
Ik heb een huisgenoot verteld dat ik daar naartoe zou gaan die avond. Ik heb dit ook aan mijn beste vriendin laten weten, want die woont daar vlakbij. Ik heb tegen die meiden gezegd dat ik op de [a-straat 1] was. Ik ben daar naartoe gegaan. Hij vroeg of ik thee of water wilde. Ik heb dat afgewezen. Hij vroeg of wij meteen zouden beginnen of dat wij nog even gingen praten. Ik zei dat ik het eng vond en dat ik eerst even wilde praten omdat ik hem niet ken. Hij zei dat hij dertig was. Wij hebben op de bank zo’n twintig minuten zitten praten over mijn studie en zijn werk. Hij zei dat hij even naar buiten ging zodat ik mij om kon kleden. Hij is weggegaan. Ik heb mijn kleren uitgedaan. Ik had een saaie zwarte onderbroek aan en een degelijk Hema hemd. Hij kwam weer binnen en begon met de massage. Ik begon op mijn buik. Hij begon met de achterkant van mijn benen. Daarna ben ik op mijn rug gedraaid. Hij masseerde mijn rechterbeen, de bovenkant. Dat ging goed.
Toen ging hij naar mijn linkerbeen boven. Toen hij mijn linker lies masseerde zei hij dat daar best veel knopen zaten. Toen ging hij met zijn hand steeds over mijn vagina heen. Hij ging over mijn onderbroek en over mijn schaamstreek en vagina heen. Ik ging in de freeze stand en werd bang. Hij is best wel sterk en je bent alleen in zijn huis. Dit duurde wel een paar minuten. Ik denk dat hij de angst in mijn ogen zag, want na een paar minuten stopte hij. Hij vroeg of wij dan maar zullen gaan stoppen. Ik zei toen dat dat mij heel verstandig leek. Hij is toen weggegaan en gaf mij de tijd om mij weer aan te kleden. Toen hij terugkwam, ben ik eigenlijk direct weggegaan. Ik wist niet wat ik moest doen. Het overvalt je ook. Ik ben naar buiten gelopen en zag dat mijn beste vriendin mij al drie keer gebeld had. Ik heb haar gebeld en heb haar precies verteld wat er net gebeurd was. Hij had niet mogen doen wat hij deed. Tijdens de massage zei hij een paar keer dat ik mooi slank was en een mooie meid was om te zien.
V: Hoe was jij precies gekleed toen je op de massagetafel lag?
A: Zwarte onderbroek aan, soort boxertje met korte pijpen. Effen zwart, naadloos en bedekt bijna mijn hele bil. Een zwarte effen bh en een zwart hemd van de Hema met spaghetti-bandjes.
V: Je vertelde over de massage en dat je op de rug bent gaan. Kun je dat moment beschrijven?
A: Hij was mijn lies aan het masseren. Hij wreef met de vingertoppen over mijn bovenbeen. De rechtse vingers ging toen veel verder naar rechts en gingen over mijn venusheuvel. Eerst een klein beetje en ik dacht dat hij het per ongeluk aanraakte. Na drie keer denk je niet meer dat het per ongeluk ging. Hij ging toen steeds verder naar rechts en uiteindelijk met zijn rechterhand over mijn schaamstreek en schaamlippen. Volgens mij masseerde hij met zijn linkerhand nauwelijks meer. Hij masseerde met zijn rechterhand over mijn schaamlippen. Eigenlijk overal waar hij met zijn hand bij kon.
V: Waar voelde je als eerste een aanraking op een plek die jij niet oké vond?
A: Hij masseerde de binnenkant van mijn bovenbeen. Hij raakt dan met de buitenkant van zijn hand, eerst met de pink, mijn schaamlippen aan. Dit ging heel kort en dit herhaalde zich steeds en hij ging steeds verder, Ik voelde steeds meer vingers tegen mijn schaamlippen aan.
V: Ging hij over of onder jou onderbroek?
A: Over mijn onderbroek.
V; Tot hoever ging hij met zijn vingers over jou schaamlippen?
A: Helemaal.
V: Wat doet hij met die vingers bij jou schaamlippen?
A. Hij wrijft er over heen. Hij was niet bezig om mij te bevredigen maar was aan het wrijven. Met zijn vingers kwam hij tot ongeveer halverwege mijn schaamlippen.
V: Wat voor een bewegingen maakte hij dan precies met zijn vingers?
A: Ik denk ronddraaiende bewegingen. Eigenlijk hetzelfde als bij een massage maar dan op een plek waar ik niet gemasseerd wilde worden.
V: Hoe was het met het masseren van jouw venusheuvel?
A: Op dezelfde manier. Ronddraaiende bewegingen.
V: Hoe heb jij gereageerd?
A: Niet. Ik heb niks gedaan. Ik lag daar verstijfd.
V : Hoe stopte deze massage?
A. Ineens. Niet omdat ik iets zei. Ik denk omdat hij mij aankeek en misschien iets op mijn gezicht zag. Het stopte echt ineens.
V: Wat hebben jullie vooraf hierover afgesproken?
A: Dat het een sportmassage was. Dat hij alles afdekt met doekjes. Heel professioneel was. Hij vond het leuk om dit te blijven oefenen. Hij zei dat hij verder ook geen intenties had en het heel vaak deed.
V: Is er vooraf gesproken over het masseren van jouw schaamlippen en venusheuvel?
A: Nee.
V: Wat vind je daar nu van?
A: Niet fijn. Vies, smerig. Ik vind het echt vies.
10. Een proces-verbaal van verhoor getuige, nr.PL0900-2017046951, op 23 mei 2017 gesloten en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [getuige 2] : (p. 452 en 453)
O = opmerking verbalisant V = vraag verbalisant A = antwoord getuige
V : Waar ken jij [slachtoffer] van?
À: Wij zijn clubgenoten van de vereniging. Goeie vriendinnen
V : Sinds wanneer ken jij [slachtoffer] ?
A: Sinds oktober 2012.
V: Wat kan jij ons vertellen over wat er is gebeurd met [slachtoffer] ?
A: Ik had van [slachtoffer] begrepen dat zij een paar keer contact had gehad met hem op de sportschool. Hij gaf haar adviezen. Zij had een afspraak met hem gemaakt. Ik had daarvoor contact met haar daarover. Ze ging naar zijn huis. Zij gaf mij het adres waar zij heen ging. Als ik om kwart over tien nog niets van haar had gehoord, zou ik haar bellen. Ik hoorde niets en ik belde haar. Ik ging er heen. Zij kwam naar buiten en ze zei dat het raar was. Hij masseerde haar en zij vond het wel gek. Het ging om een sportmassage dacht ik. Het was meer intiem dan een massage. Zij vond het gek want hij bleef op bepaalde gebieden hangen. Wat zij toen precies heeft gezegd dat weet ik niet meer! Ik dacht dat hij naar haar kruis ging en haar daar masseerde. Het was meer strelen.
V: Hoe ging het verder?
A: De volgende dag appte zij mij dat het haar niet lekker zat.
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, nr. 2017046951, op 8 maart 2017 gesloten en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van verdachte:
O = opmerking verbalisanten V = vraag verbalisanten A = antwoord, betrokkene
p. 185
V : Wat gaf je voor les?
A: personal training.
V: Wat voor sport?
A: Fitness.
V: Waar doe je dat?
A: [A] .
V: Welke?
A: [b-straat] in [plaats] .
p.187,188 en 189
V: Vertel eens, een pakket?
A: Pakket voor Personal training.
O: Ik begrijp dat je dan een uur training aanbiedt waarvoor je een overeenkomst sluit en oefeningen erbij doet.
V: Zat er nog iets anders bij dat pakket?
A: Massage zat er ook bij.
V: Waarom bood je een pakket aan bij [slachtoffer] ?
A: Omdat zij echt met mij in zee wilde gaan.
V: Zijn er mensen van de sportschool die bij jou thuis geweest zijn?
A: [slachtoffer] is de enige.
V: Waar is [slachtoffer] voor gekomen?
A: Voor de sportmassage.
V: Wat wil jij daar zelf over verklaren?
A: Ik heb goed gekeken naar haar houding. Ik zag dat zij gespannen was. Ik vroeg of ik door moest gaan. Ze zei toen nee en toen ben ik ook gestopt.
V: Hoe heb jij je aan haar voorgesteld in de sportschool?
A: Volgens mij als [verdachte] .
p. 192
O: [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij buiten dat uur training ook een sportmassage kreeg voor die € 25,--.
V: Wat kun je daarover verklaren?
A: Dat was het pakket ja.
p. 194
o: [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zijn sportmassage wilde, maar dat jij tegen haar hebt gezegd dat zij veel spierpijn zou krijgen en dat hij heel professioneel was.
V : Hoe zit dat?
A: Ik weet dat ik na de training heb gezegd dat ze veel spierpijn zou krijgen bij de training die we zouden hebben en dat een sportmassage goed zou zijn om de spieren los te krijgen.
(…)”
2.3.
Verder bevat het bestreden arrest, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, de volgende bewijsoverwegingen:
“Ten aanzien van feit 3
Met betrekking tot het standpunt van de verdediging dat er geen sprake was van dwang of onverhoedse handelingen en verdachte niet wist dat de handelingen tegen de zin van [benadeelde 1] waren (feit 3), overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft erkend bij [benadeelde 1] seksuele handelingen te hebben verricht. Ook heeft hij erkend dat de massages van vrouwen voor hem een seksueel aspect hadden. Niet alleen kwam het bij massages vaker tot seks, ook heeft hij regelmatig uit seksuele motieven beeldopnamen gemaakt. Ook bij de massage van [benadeelde 1] heeft verdachte opnameapparatuur gebruikt. Het hof begrijpt hieruit dat verdachte ook bij de massage van [benadeelde 1] van begin af aan seksuele motieven heeft gehad.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de séksuele handelingen van verdachte tegen de wil van [benadeelde 1] zijn verricht. [benadeelde 1] verklaart immers naar verdachte te zijn gegaan voor een gewone massage, dus zonder seksuele bedoelingen. :Zij verklaart verder verdachte duidelijk te hebben gemaakt dat zij niet van zijn handelingen was gediend op het moment dat zij de seksuele aard van die handelingen begreep. Deze verklaring wordt gesteund door de berichten die verdachte en [benadeelde 1] via WhatsApp hebben uitgewisseld. Daarin maakt [benadeelde 1] snel na het feit aan verdachte duidelijk dat hij een grens over is gegaan en dat zij niet bij hem terugkomt voor een massage. Later drukt [benadeelde 1] verdachte in een bericht op het hart dat hij echt professioneel moet zijn en al het seksuele moet vermijden. De verklaring van [benadeelde 1] wordt verder ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . [getuige 1] vertelt met [benadeelde 1] te hebben gesproken. [benadeelde 1] vertelde hem dat verdachte te ver was gegaan en dat zij op een gegeven moment nee heeft moeten zeggen.
Het hof acht dan ook niet aannemelijk dat, zoals verdachte stelt, [benadeelde 1] op enig moment door het wegtrekken van haar handdoek heeft laten blijken dat zij wilde dat verdachte verder ging en dat zij daar later spijt van kreeg omdat ze een vriend heeft. Het hof merkt in de verband op dat als dit laatste het geval was geweest, voor [benadeelde 1] geen enkele reden bestond om over het voorval te praten met anderen.
Over de toegepaste dwang, overweegt het hof dat [benadeelde 1] naar verdachte toeging met enkel de verwachting dat zij gemasseerd zou worden omdat verdachte wilde oefenen voor zijn massageopleiding. Tijdens de massage heeft verdachte zijn handen geleidelijk verplaatst naar de intiemere delen van het lichaam van [benadeelde 1] , zoals haar borsten en vagina. Aanvankelijk raakte verdachte tijdens het masseren van de bovenbenen van [benadeelde 1] ook een aantal keren haar schaamlippen aan. [benadeelde 1] vatte dat, hoewel zij zich er ongemakkelijk onder voelde, nog op als per ongeluk. In de gegeven setting waarin naar het idee van [benadeelde 1] sprake was van een gewone massage, kon zij die aanrakingen redelijkerwijs ook zo opvatten. De seksuele strekking van deze aanrakingen werd haar pas duidelijk toen verdachte zijn vinger(s) in de vagina van [benadeelde 1] bracht en haar clitoris aanraakte en vervolgens ook met zijn lippen en tong haar vagina aanraakte. Ook hierop hoefde zij niet bedacht te zijn, ook niet na de eerdere aanrakingen van haar schaamlippen tijdens het masseren van de bovenbenen. [benadeelde 1] verklaart zich tegen de handelingen van verdachte te hebben verzet toen zij zich bewust werd van de seksuele aard daarvan. Al deze gedragingen van verdachte zijn daarom aan te merken als onverhoeds en zodanig uitgevoerd dat verdachte voorkwam dat [benadeelde 1] weerstand bood.
Over het opzet van verdachte overweegt het hof dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij tegen de wil van [benadeelde 1] handelde. Verdachte had met [benadeelde 1] enkel een afspraak gemaakt over een massage en had dus geen reden om aan te nemen dat [benadeelde 1] naar hem toe kwam met enige seksuele bedoeling. Tussen verdachte en [benadeelde 1] is daarna volgens beider verklaring niet expliciet gesproken over het hebben van seks. Zoals hiervoor overwogen acht het hof niet aannemelijk dat [benadeelde 1] haar instemming op non-verbale wijze heeft laten blijken. Dat een sfeer is ontstaan waaruit verdachte heeft mogen afleiden dat [benadeelde 1] in was voor meer, is door verdachte verder niet onderbouwd en ook niet komen vast te staan. Dat van tevoren is gesproken over tantramassages is daarvoor onvoldoende en wordt bovendien door [benadeelde 1] ontkend. Een dergelijke sfeer zou ook in tegenspraak zijn met hetgeen hiervoor is vastgesteld, namelijk dat [benadeelde 1] de seksuele handelingen niet wilde. Omdat verdachte wist dat het uitgangspunt voor [benadeelde 1] een gewone massage was en omdat de seksuele handelingen dóór hem heel geleidelijk zijn opgebouwd, kon verdachte uit het uitblijven van weerstand van [benadeelde 1] evenmin haar toestemming afleiden.
Ten aanzien van feit 4
Met betrekking tot het standpunt van de verdediging dat er geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en er geen sprake is geweest van dwang (feit 4), overweegt het hof het volgende.
(…)
Over de door verdachte toegepaste dwang, overweegt het hof ten eerste dat sprake is van een gelijke onverhoedse handelwijze waardoor verdachte voorkwam dat [slachtoffer] weerstand bood als bij [benadeelde 1] . Ten tweede verstijfde [slachtoffer] volgens haar verklaring en ondanks dat zij wilde dat verdachte ophield, kon [slachtoffer] dit niet direct kenbaar maken. Ze was zich bewust van de setting – zij was halfnaakt en alleen in zijn woning – en was hierdoor bang om weerstand te bieden. Verdachte verklaart dit te hebben gezien. Hij zag dat [slachtoffer] gespannen was en om die reden vroeg hij of hij door moest gaan. Hieruit volgt dat [slachtoffer] , tegen haar wil in, de seksuele handelingen van verdachte heeft moeten dulden.”
3. Eerste middel
3.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat dat de verdachte het slachtoffer door geweld en/of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2.
Aan deze klacht is allereerst ten grondslag gelegd dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte het slachtoffer door geweld en/of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, aangezien geen sprake was van onverhoeds handelen dat een zodanige druk heeft opgeleverd dat verzet daartegen onmogelijk was. Verder is aan deze klacht ten grondslag gelegd dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte opzet heeft gehad op het tegen de wil van het slachtoffer in doen ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
3.3.
In dat kader stel ik voorop dat van door een feitelijkheid dwingen — in de zin van art. 242 Sr — tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan.1.Verder dient de term "dwingt" in art. 242 Sr aldus te worden verstaan dat daaraan slechts is voldaan indien het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte mede omvat dat hij iemand handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam doet ondergaan tegen zijn of haar wil.2.
3.4.
In deze zaak houdt de bewijsvoering van het hof onder meer in dat het slachtoffer naar de woning van de verdachte toeging met enkel de verwachting dat zij gemasseerd zou worden omdat de verdachte wilde oefenen voor zijn massageopleiding. Op de vraag van het slachtoffer of de massage met ondergoed aan was, heeft de verdachte geantwoord dat de massage zonder ondergoed werd gedaan. Tijdens de massage heeft de verdachte enkele malen de schaamlippen van het slachtoffer aangeraakt. Het slachtoffer dacht aanvankelijk daarvan dat het onhandigheid was. Vervolgens heeft de verdachte de borsten van het slachtoffer gemasseerd. Nadat de verdachte de bovenbenen en heupen van het slachtoffer had gemasseerd, raakte hij de vagina van het slachtoffer aan en bracht hij heel snel zijn vingers in de vagina van het slachtoffer. Hij raakte ook haar clitoris aan. Direct daarna heeft de verdachte, zonder dat het slachtoffer de kans had om hem te stoppen, met zijn lippen en tong de vagina van het slachtoffer aangeraakt. Het slachtoffer heeft op enig moment geprobeerd de handelingen van de verdachte te doen stoppen door met haar benen te bewegen, haar spieren aan te spannen en “he” te roepen. Op het roepen van “stop” reageerde verdachte ook niet. Hij stopte toen het slachtoffer overeind gekomen was.
3.5.
In zijn bewijsoverwegingen heeft het hof geoordeeld dat het aanraken van de schaamlippen, het masseren van de borsten en het inbrengen van de vingers in de vagina van het slachtoffer onverhoeds heeft plaatsgevonden. Dat oordeel acht ik niet onbegrijpelijk, ook niet in het licht van de overweging van het hof dat de verdachte zijn handen geleidelijk heeft verplaatst naar de intiemere delen van het lichaam van het slachtoffer. Daarbij neem ik in aanmerking dat in de overwegingen van het hof tot uitdrukking wordt gebracht dat bij het onverhoedse karakter van het handelen van de verdachte ook een rol speelt dat het slachtoffer de aanrakingen aanvankelijk kon opvatten als onhandigheid of onderdeel van de massage en haar de seksuele strekking van de aanrakingen pas later duidelijk werd.
3.6.
Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de verdachte door dit onverhoedse handelen heeft voorkomen dat het slachtoffer weerstand bood en aldus door deze handelingen heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de seksuele handelingen van de verdachte tegen haar wil heeft ondergaan. Dat oordeel is mijns inziens niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarbij neem ik in aanmerking dat uit de vaststelling van het hof dat het slachtoffer zonder seksuele bedoelingen maar enkel voor een massage naar de verdachte toeging, de omstandigheid dat niet aannemelijk is geworden dat het slachtoffer op enig moment heeft laten blijken dat zij wilde dat de verdachte verder ging, de omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat een sfeer is ontstaan waaruit de verdachte heeft mogen afleiden dat het slachtoffer in was voor meer en het door hof vastgestelde fysieke en verbale verzet van de zijde van het slachtoffer naar mijn mening voldoende blijkt dat het slachtoffer de seksuele handelingen van de verdachte bij het ontbreken van de door de verdachte uitgeoefende dwang niet zou hebben toegelaten.
3.7.
Verder heeft het hof uitvoerig gemotiveerd dat de verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij tegen de wil van het slachtoffer handelde. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte geen reden had om aan te nemen dat het slachtoffer naar hem toe kwam met enige seksuele bedoeling aangezien zij alleen een afspraak hadden gemaakt over een massage, dat niet expliciet is gesproken over het hebben van seks, dat niet aannemelijk is dat het slachtoffer op non-verbale wijze haar instemming heeft laten blijken en dat niet is komen vast te staan dat een sfeer is ontstaan waaruit de verdachte heeft mogen afleiden dat het slachtoffer in was voor meer.
3.8.
Het oordeel van het hof dat de verdachte aldus minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer tegen haar wil plaatsvonden, acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarbij neem ik in het bijzonder in aanmerking dat sprake was van een situatie waarin het slachtoffer geen rekening hoefde te houden met deze seksuele handelingen van de verdachte.
3.9.
Gelet op het voorgaande is de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat dat de verdachte het slachtoffer door geweld en/of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, voldoende met redenen omkleed.
3.10.
Het middel faalt.
4. Tweede middel
4.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte het slachtoffer door geweld en/of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van een ontuchtige handeling, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Aan deze klacht is ten grondslag gelegd dat uit de bewijsvoering van het hof niet zonder meer kan volgen dat het slachtoffer door een door de verdachte opgeroepen bedreigende situatie is gedwongen de ontuchtige handeling te dulden en evenmin dat het opzet van de verdachte hierop gericht is geweest.
4.2.
Ik stel voorop dat van dwingen – in de zin van art. 246 Sr – tot het plegen dan wel dulden van ontuchtige handelingen slechts sprake kan zijn indien de verdachte heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan en het opzet van de verdachte daarop was gericht.3.Van dwang kan ook sprake indien de aanrander door het dwingende en onverhoedse karakter van zijn handelen zijn doel bereikt. In dat geval kunnen de ontuchtige handeling en de feitelijkheid waarmee het slachtoffer wordt gedwongen tot het dulden van die ontuchtige handeling dezelfde handeling betreffen.4.
4.3.
In deze zaak houdt de bewijsvoering van het hof onder meer in dat de verdachte als personal trainer tijdens een massage van zijn cliënte, slachtoffer [slachtoffer] , onverhoeds haar vagina over de kleding heeft gemasseerd en aldus haar vagina heeft betast of aangeraakt. Het slachtoffer heeft onder meer verklaard dat ze hierdoor werd overvallen en dat ze verstijfde en bang werd. Hieruit heeft het hof naar mijn mening niet onbegrijpelijk afgeleid dat de verdachte door zijn onverhoedse handelen heeft voorkomen dat het slachtoffer weerstand bood en aldus heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handeling tegen haar wil heeft ondergaan.
4.4.
Verder ligt in het oordeel van het hof dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handeling als oordeel van het hof besloten dat de verdachte door aldus te handelen, in een situatie waarin het slachtoffer er geen rekening mee hoefde te houden dat de verdachte haar vagina zou betasten of aanraken, minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze ontuchtige handeling tegen de wil van het slachtoffer plaatsvond, zodat zijn opzet daarop in voorwaardelijke zin was gericht. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daaraan doet niet af dat de verdachte is gestopt met zijn handelingen toen het slachtoffer op de vraag van de verdachte of hij moest doorgaan “nee” antwoordde. Toen had de handeling immers al plaatsgevonden.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat dat de verdachte het slachtoffer door geweld en/of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van een ontuchtige handeling, voldoende met redenen omkleed.
4.6.
Het middel faalt.
5. Derde middel
5.1.
Het middel klaagt dat het hof ten onrechte een telefoon en diverse foto- film-, en videocamera’s heeft onttrokken aan het verkeer, althans dat deze beslissing onvoldoende met redenen omkleed is.
5.2.
Het hof heeft in zijn arrest met betrekking de inbeslaggenomen goederen, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen en beslist:
“Beslag
Het onder 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van een aantal, hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Voor zover het gegevensdragers zijn, zullen zij aan het verkeer worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Voor zover het andere voorwerpen dan gegevensdragers betreft, zullen zij worden verbeurdverklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
(…)
BESLISSING
Het hof:
(…)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1.00
1.00 STK Filmcamera, zwart, Sport DV, 1918087;
1.00
1.00 STK Telefoon, brons, SANSUNG edge, 1918130;
1.00
1.00 STK Fototoestel, zwart, NIKON 1, 1918139;
1.00
1.00 STK Filmcamera, zwart, ONBEKEND 4K Ultra, 1918075;
1.00
1.00 STK Filmcamera, zwart, 811 CMOS, 1691483;
(…)
1.00
1.00 STK Filmcamera, zwart, CH1234, 1691479;
1.00
1.00 STK Filmcamera, SONY EXMORE R, 1691478;
1.00
1.00 STK Videocamera, VIO POV190, 1691461;
1.00
1.00 STK Videocamera, zwart, 727, 1691464;
(…)
1.00
1.00 STK Fototoestel, zwart SONY DSC W830, 1691077;
(…).”
5.3.
Aan het middel is ten grondslag gelegd dat het hof de gegevensdragers kennelijk aan het verkeer heeft willen onttrekken omdat daarop naaktbeelden aanwezig zijn en dat aldus het ongecontroleerde bezit van de gegevensdrager in strijd is met het algemeen belang. Het oordeel van het hof dat de telefoon en camera’s dergelijke gegevensdragers zijn is volgens de steller van het middel onbegrijpelijk, omdat de beelden zich over het algemeen op geheugenkaarten bevinden. Volgens de steller van het middel blijkt uit niets dat de telefoon en de camera’s beelden bevatten waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met het algemeen belang, terwijl het hof evenmin iets heeft overwogen met betrekking tot het redelijkerwijs te verwachten gebruik van de voorwerpen.
5.4.
Art. 36c Sr luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
5.5.
Uit de voorwaarde voor onttrekking aan het verkeer dat de desbetreffende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang volgt dat het moet gaan om een voorwerp waarvan de aard relevant is in die zin dat het ongecontroleerde bezit, al dan niet in samenhang met het redelijkerwijze te verwachten gebruik daarvan, juist in verband met die aard in strijd is met de wet of het algemeen belang.5.Voorwerpen die op grond van hun individuele merites kunnen worden beoordeeld als ongevaarlijk, kunnen in gezamenlijkheid alsnog van dusdanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.6.Uit de beslissing van de feitenrechter moet op enigerlei wijze blijken dat er sprake is van een voorwerp dat op grond van art. 36c (en/of 36d) Sr vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.7.De enkele vermelding dat het bewezenverklaarde is begaan met behulp van het genoemde voorwerp, zonder dat gemotiveerd is beslist dat het voorwerp een dusdanig aard heeft dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, is onvoldoende.8.
5.6.
Deze zaak doet sterk denken aan de zaak die leidde tot HR 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:116, NJ 2018/147, m.nt. Mevis. In die zaak was de verdachte door het hof veroordeeld wegens het maken van een gewoonte van het verwerven, in bezit hebben en verspreiden van kinderporno. Het hof onttrok onder meer twee camera’s en twee mobiele telefoons aan het verkeer en overwoog daartoe dat de feiten met behulp van deze voorwerpen waren begaan of voorbereid en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang. In cassatie werd onder meer geklaagd over de onttrekking aan het verkeer van de twee camera’s en twee mobiele telefoons. De Hoge Raad overwoog dat zonder nadere motivering, die ontbrak, het oordeel van het hof dat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang niet begrijpelijk was.
5.7.
Hetzelfde geldt mijns inziens in deze zaak. Ook in deze zaak is het oordeel dat het ongecontroleerde bezit van de telefoon en de foto- film-, en videocamera’s in strijd is met de wet of het algemeen belang niet gemotiveerd. Het enkele feit dat het gegevensdragers zijn, maakt dat niet anders. Gelet op het voorgaande is het oordeel van het hof dat de telefoon en de foto- film-, en videocamera’s op grond van art. 36c Sr vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer niet zonder meer begrijpelijk.
5.8.
Het middel slaagt. Om doelmatigheidsredenen kan de Hoge Raad volstaan met het vernietigen van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de genoemde voorwerpen.9.
6. Vierde middel
6.1.
Het middel klaagt dat het hof een bijzondere voorwaarde heeft opgelegd die deels te vaag is geformuleerd en deels in dit concrete geval wettelijk niet mogelijk is.
6.2.
Het hof heeft aan de verdachte de volgende gevangenisstraf opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarde:
“Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 (drieëntwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel l4d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen drie werkdagen meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldi-plantsoen 200 te Utrecht . Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan een diagnostisch onderzoek en zich laat behandelen voor de daaruit voortkomende problematiek bij een Forensische ambulante instelling zoals De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling;
- niet meer zal optreden als personal trainer en (sport)masseur.”
6.3.
Het hof heeft deze strafoplegging als volgt gemotiveerd:
“De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van twee vrouwen (feiten 3 en 4). De verdachte heeft bij beide vrouwen, door zijn onverhoeds en grensoverschrijdend handelen, het in hem gestelde vertrouwen als masseur ernstig geschaad. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Dat het handelen van verdachte ook in dit geval een grote impact heeft gehad blijkt onder andere uit de slachtofferverklaringen.
Daarnaast heeft verdachte heimelijk foto- en video-opnames gemaakt (feit 5). Daarbij was het kennelijk zijn bedoeling opnames te verkrijgen van de schaamstreek van die vrouwen. Dit maakt het heimelijk opnames maken extra kwalijk.
Gelet op de hier beschreven aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is het hof van oordeel dat slechts oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan deze feiten.
Het hof heeft daarbij ook gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 22 januari 2019, waaruit blijkt dat verdachte in 2012 een schriftelijke waarschuwing heeft gekregen voor het heimelijk maken van foto-en/of video-opnamen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de rapportages die omtrent (de persoon van) verdachte zijn opgemaakt. Uit het rapport van psycholoog S. van Els van 23 november 2017 volgt dat bij verdachte sprake is van een voyeurismestoornis. Er kan echter geen relatie worden beschreven tussen de stoornis en de destijds ten laste gelegde feiten. De psycholoog adviseert daardoor de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren.
De reclassering heeft in het rapport van 29 mei 2017 geadviseerd om - in geval van bewezenverklaring - als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht, een meldplicht en een behandelverplichting, Gelet op het voorgaande ziet het hof reden voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
Het hof houdt, op dezelfde wijze als de eerste rechter, bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg.
Alles afwegende acht het hof net als de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 23 (drieëntwintig) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.”
6.4.
Aan het middel is allereerst ten grondslag gelegd dat de bijzondere voorwaarde dat de verdachte niet zal optreden als personal trainer en (sport)masseur niet met voldoende precisie is geformuleerd. Personal trainer is volgens de steller van het middel geen concreet begrip, zodat niet duidelijk is wat de verdachte precies verboden is. Het verbod om op te treden als (sport)masseur is te ruim geformuleerd, aangezien het ook inhoudt dat het de verdachte verboden zou zijn om in een reguliere relatie zijn partner te masseren. Verder is aan het middel ten grondslag gelegd dat deze bijzondere voorwaarde neerkomt op een beroepsverbod in de zin van art. 28, eerste lid, onder 5, Sr, terwijl deze bijkomende straf in dit geval niet had kunnen worden opgelegd, aangezien de verdachte de feiten niet heeft begaan in zijn beroep.
6.5.
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van belang:
- -
art. 14c, tweede lid, Sr:
"Bij toepassing van artikel 14a kunnen voorts de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd (...) heeft te voldoen:
(...)
14°. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende."
- -
art. 28, eerste lid, Sr:
"De rechten waarvan de schuldige, in de bij de wet bepaalde gevallen, bij rechterlijk uitspraak kan worden ontzet, zijn:
(...)
5°. de uitoefening van bepaalde beroepen."
- -
art. 31, eerste lid, Sr:
"Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter de duur als volgt:
(…)
2°. bij veroordeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd de duur van de hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande".
- -
art. 195 Sr:
"Hij die een recht uitoefent, wetende dat hij daarvan bij rechterlijke uitspraak is ontzet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie."
- -
art. 251, tweede lid, Sr:
“Indien de schuldige aan een der misdrijven in de artikelen 240b tot en met 247 en 248a tot en met 250 omschreven, het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.”
6.6.
Met betrekking tot de klacht dat de bijzondere voorwaarde te vaag is geformuleerd, stel ik voorop dat een bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c, tweede lid, onder 14°, Sr het gedrag van de veroordeelde dient te betreffen. Als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van een goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. Zo’n voorwaarde dient voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift te formuleren.10.
6.7.
Zo oordeelde de Hoge Raad dat de bijzondere voorwaarde dat "de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [betrokkene 1] en [betrokkene 2], dan wel relaties van voornoemde personen" in strijd was met art. 14c, tweede lid, onder 14°, Sr voor zover deze betrekking had op "relaties van voornoemde personen", omdat in zoverre in deze voorwaarde niet een voldoende precies gedragsvoorschrift was geformuleerd.11.Hetzelfde gold voor de bijzondere voorwaarde dat "het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [A] BV c.q. diens mogelijke rechtsopvolger(s), alsmede met zakelijke relaties van evengenoemde personen en/of evengenoemd bedrijf" voor zover deze betrekking had op "zakelijke relaties van evengenoemde personen en/of evengenoemd bedrijf".12.De bijzondere voorwaarde dat "de verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan politiële controles van zijn computer(s) en andere apparatuur waarop afbeeldingen (kunnen) zijn opgeslagen" was evenmin voldoende precies geformuleerd.13.
6.8.
In dit geval heeft het hof als gedragsvoorwaarde gesteld dat de verdachte niet meer zal optreden als personal trainer en (sport)masseur. Voor wat betreft het niet meer optreden als personal trainer stel ik vast dat het begrip “personal trainer” in de Dikke Van Dale wordt omschreven als “trainer die zich volledig wijdt aan de persoon bij wie hij in dienst is”. In dat licht bezien heeft het hof de bijzondere voorwaarde in zoverre mijns inziens voldoende precies geformuleerd. Voor wat betreft het niet meer optreden als (sport)masseur meen ik dat mede in het licht van de context van de zaak de strekking van deze voorwaarde volstrekt duidelijk is: de verdachte mag gedurende de proeftijd niet de functie van (sport)masseur vervullen.14.De voorwaarde verbiedt aldus, anders dan de steller van het middel betoogt, de verdachte niet om in een reguliere relatie zijn partner te masseren, maar wel om zich naar buiten toe tegenover derden te presenteren en te gedragen als (sport)masseur.
6.9.
Gelet op het voorgaande meen ik dat de bijzondere voorwaarde voldoende precies is geformuleerd. Het middel faalt in zoverre.
6.10.
In het kader van de klacht dat de bijzondere voorwaarde wettelijk niet mogelijk is, doet de steller van het middel een beroep op HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:87, NJ 2019/123, m.nt. Vellinga. In dat arrest overwoog de Hoge Raad, voor zover hier van belang, het volgende:
“Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat een bijzondere voorwaarde als bedoeld in art. 14c, tweede lid onder 14°, Sr waarvan de naleving neerkomt op het ondergaan van een in de wet voorziene bijkomende straf, niet toelaatbaar is. Die opvatting is te beperkt en daarom onjuist. Het stellen van een bijzondere voorwaarde waarvan de naleving neerkomt op het ondergaan van een in de wet voorziene bijkomende straf, is alleen dan niet toelaatbaar indien oplegging van die straf in het concrete geval wettelijk niet mogelijk zou zijn of indien anderszins de wettelijke regeling van die straf op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, gelet op de onder 2.3 genoemde wettelijke bepalingen en in aanmerking genomen dat ontzetting van het recht een beroep uit te oefenen mogelijk is indien het misdrijf van art. 308 Sr wordt begaan in de uitoefening een beroep, dat het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte dit misdrijf heeft begaan in de uitoefening van haar werkzaamheden als gastouder, dat de bijzondere voorwaarde om geen werkzaamheden als gastouder te verrichten betrekking heeft op een periode van drie jaar, die dus de in art. 31, eerste lid aanhef en onder 2°, Sr genoemde maximumduur niet te boven gaat, en dat het niet-naleven van de bijzondere voorwaarde kan leiden tot tenuitvoerlegging van zestig dagen gevangenisstraf.”
6.11.
Het middel stelt aldus de vraag aan de orde of de verdachte van de uitoefening van het beroep van personal trainer en (sport)masseur kan worden ontzet. Dat is gelet op art. 251, tweede lid, Sr het geval indien de verdachte het onder 3 en/of 4 bewezenverklaarde feit heeft begaan in zijn beroep.
6.12.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 12 juni 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzigingen15.worden de mogelijkheden geschetst om personen in geval van veroordeling voor bepaalde duur het recht te ontzeggen een bepaald beroep uit te oefenen. Deze memorie van toelichting houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Op grond van artikel 28, eerste lid, onder 5°, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan de rechter in de bij de wet bepaalde gevallen de schuldige ontzetten uit het recht bepaalde beroepen uit te oefenen. Ontzetting van het recht tot uitoefening van beroepen in het algemeen is niet geoorloofd. Dit zou immers betekenen dat men beroofd zou zijn van nagenoeg elke mogelijkheid om inkomen te verwerven. De ontzetting van het recht beperkt zich tot de uitoefening van het beroep waarin de schuldige het misdrijf heeft begaan.
Het begrip «beroep» is in de wet niet nader omlijnd. In de literatuur wordt aangenomen dat het ontbreken van een definitie veronderstelt dat aan het begrip «beroep» de meest ruime betekenis mag worden gegeven (vgl. Noyon-Langemeijer-Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, art. 28, aant. 19 (suppl. 53)). Uit rechtspraak kan worden afgeleid dat met name twee aspecten van belang worden geacht om een activiteit als beroep aan te merken.
In de eerste plaats moeten de verrichtingen die in het kader van de activiteit plaatsvinden een zekere samenhang vertonen, wil er sprake zijn van een beroep. Het gaat er daarbij bijvoorbeeld om dat iemand de diverse taken vervult die bij het desbetreffende beroep behoren. Zo maakt het regelmatig schetsen van bouwplannen iemand nog geen architect als hij de overige aan dit beroep verbonden werkzaamheden niet verricht.
Het tweede aspect betreft de duurzaamheid. Pas wanneer de werkzaamheden met een zekere bestendigheid plaatsvinden, kan van de uitoefening van een beroep worden gesproken. De eenmalige uitvoering van een specifieke last is dus geen beroepsuitoefening. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verschil tussen het optreden als executeur-testamentair in de privé-hoedanigheid van familielid en in de uitoefening van het beroep van notaris.
Niet relevant is verder of betrokkene de werkzaamheid uitvoert als hoofdberoep dan wel als nevenberoep. Het is namelijk goed voorstelbaar dat iemand verschillende beroepen naast elkaar uitoefent. «Beroep» beperkt zich evenmin tot kostwinning. Een bezigheid die praktisch als beroep wordt verricht, verliest het beroepsmatig karakter niet wanneer zij om niet of enkel tegen vergoeding van onkosten wordt verricht. Activiteiten van een zekere samenhang en duurzaamheid kunnen derhalve, ook zonder bezoldiging, worden aangemerkt als het uitoefenen van een beroep.
In de praktijk wordt de wettelijke regeling inzake de ontzetting van het recht tot uitoefening van een bepaald beroep door de rechter ook op deze wijze toegepast. Zo zijn door de rechter in strafzaken bijvoorbeeld de (zakelijke) activiteiten van de opkoper, zaakwaarnemer, nachtverpleger, caféhouder, archivaris, conservator, masseur, turnleraar, arts, apotheker, paranormaal genezer, advocaat, accountant en financieel-adviseur aangemerkt als beroep in de zin van artikel 28, eerste lid, onder 5°, Sr.”16.
6.13.
In deze zaak houdt de bewijsvoering van het hof onder meer in dat de verdachte een opleiding volgde voor masseur, dat hij in september 2015 is begonnen met het masseren van mensen en dat hij de cliënten bij hem thuis masseerde. Daarnaast houdt de bewijsvoering in dat de verdachte in een sportschool personal training gaf. Een pakket personal training bestond uit een uur training en (sport)massage. Verder komt met betrekking tot het onder 4 bewezenverklaarde uit de bewijsvoering van het hof naar voren dat aangeefster [slachtoffer] in januari 2017 de verdachte in een sportschool heeft ontmoet en dat de verdachte zei dat hij personal trainer was en mensen hielp met personal trainingen. De aangeefster heeft vervolgens bij de verdachte een pakket voor personal training afgenomen voor € 25. Tijdens de massage die onderdeel uitmaakte van het pakket heeft de verdachte de aangeefster gedwongen te dulden dat hij haar vagina betastte of aanraakte, zoals bewezenverklaard onder 4.
6.14.
In het licht van deze feiten en omstandigheden geeft het in het bestreden arrest besloten liggende oordeel van het hof dat de verdachte het onder 4 bewezenverklaarde heeft begaan in de uitoefening van zijn beroep van personal trainer en (sport)masseur mijns inziens geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het mij ook niet onbegrijpelijk voorkomt. De verdachte kon dus van de uitoefening van het beroep van personal trainer en (sport)masseur worden ontzet, zodat de in art. 251, tweede lid, Sr in verbinding met art. 28, eerste lid, onder 5, Sr neergelegde wettelijke regeling van de bijkomende straf in zoverre niet wordt doorkruist door het stellen van de bijzondere voorwaarde dat de verdachte niet meer zal optreden als personal trainer en (sport)masseur.
6.15.
Ook overigens wordt de regeling van de bijkomende straf mijns inziens niet doorkruist. Allereerst heeft de bijzondere voorwaarde betrekking op een periode van drie jaar, zodat deze de in art. 31, eerste lid, aanhef en onder 2°, Sr genoemde maximumduur niet te boven gaat. Verder kan niet-naleving van de bijzondere voorwaarde leiden tot tenuitvoerlegging van zes maanden gevangenisstraf, zodat ook de maximale gevangenisstraf die op grond van art. 195 Sr zou kunnen worden opgelegd voor uitoefening van een beroep waarvan men is ontzet niet wordt overschreden. Gelet op het voorgaande kon het hof aan de verdachte als bijzondere voorwaarde opleggen dat hij niet meer zal optreden als personal trainer en (sport)masseur.
6.16.
Het middel faalt in al zijn onderdelen.
7. Ambtshalve overweging met betrekking tot de aan de schadevergoedingsmaatregel verbonden vervangende hechtenis
7.1.
Ambtshalve merk ik op dat het hof de verdachte de verplichtingen heeft opgelegd om aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] de in het bestreden arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest telkens genoemde aantal dagen hechtenis. Gelet op HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914, kan het bestreden arrest niet in stand blijven voor zover bij de schadevergoedingsmaatregelen vervangende hechtenis is toegepast. De Hoge Raad kan in plaats daarvan bepalen dat ten aanzien van de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen telkens met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
8. Conclusie
8.1.
Het derde middel slaagt. Het eerste, tweede en vierde middel falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
8.2.
Ambtshalve heb ik, afgezien van de hierboven genoemde grond, geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de filmcamera’s, telefoon, fototoestellen en videocamera’s en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de slachtoffers met toepassing van art. 6:4:20 Sv telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑10‑2020
HR 27 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2194, NJ 2019/241, m.nt. Rozemond, rov. 3.3.
HR 5 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1701, NJ 2020/214, m.nt. Rozemond, rov. 2.3. Zie ook HR 24 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0980, NJ 1998/534, m.nt. De Hullu.
HR 8 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:900. Zie ook HR 13 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4825, en A.J. Machielse in Noyon/Langemeijer/Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, art. 246, aant. 2 (bijgewerkt t/m 15 augustus 2018).
HR 8 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7626.
Vgl. HR 7 december 1971, ECLI:NL:HR:1971:AB4090, NJ 1972/197.
HR 2 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:176.
HR 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:116, NJ 2018/147, m.nt. Mevis, en HR 17 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2644. Zie tevens de conclusie van mijn ambtgenoot Aben (ECLI:NL:PHR:2017:1070) voorafgaand aan dat arrest.
Vgl. HR 11 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3046, HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3060, HR 17 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2644, HR 8 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1548, en HR 22 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1457.
HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1215, rov. 3.3.2.
HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2392, rov. 3.3.
HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:667, rov. 5.3.
HR 23 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:302, rov. 2.5.
Dat sluit overigens ook aan bij de omschrijving van het begrip masseur in de Dikke Van Dale, namelijk “persoon die masseert, met name als beroep”.
Stb. 2009, 245.
Kamerstukken II 2007/08, 31386, nr. 3, p. 13-14.