NJ 2018/44
Uitleg en bewijskracht van onderhandse akte; art. 157 lid 2 Rv.
HR 22-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3263
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 december 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/05372
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124440:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3263, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1176, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑10‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑10‑2016
- Wetingang
Essentie
Uitleg en bewijskracht van onderhandse akte; art. 157 lid 2 Rv.
Niet in geschil is dat de litigieuze akte een onderhandse akte is in de zin van art. 156 lid 3 Rv. Een dergelijke akte levert ingevolge art. 157 lid 2 Rv dwingend bewijs op — behoudens tegenbewijs — dat partijen hebben verklaard wat in de akte is vastgelegd en dat hetgeen is verklaard tussen partijen als waarheid geldt. Het hof heeft geoordeeld dat, nu de akte zelf geen concrete, op koop en verkoop gerichte verklaring bevat, dat stuk dwingende bewijskracht ontbeert ten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.