Einde inhoudsopgave
Wet strategische diensten
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2022
- Bronpublicatie:
22-06-2022, Stb. 2022, 279 (uitgifte: 06-07-2022, kamerstukken: 35904)
- Inwerkingtreding
07-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2022, Stb. 2022, 279 (uitgifte: 06-07-2022, kamerstukken: 35904)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Onze Minister kan aan een toestemming als bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, en 4, tweede lid, van verordening 2019/125, aan een ontheffing als bedoeld in artikel 3, derde lid, van deze wet en aan een vergunning als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, onderdelen a, b en c, en 13, eerste lid, van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik, en de artikelen 4, derde lid en vierde lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, 8 en 10, eerste lid, voorschriften en voorwaarden verbinden.
2.
Ten aanzien van de vergunningverlening worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld over:
- a.
de wijze waarop en door wie een vergunning wordt aangevraagd;
- b.
de aard van de vergunning;
- c.
de voorschriften en voorwaarden die aan de vergunning verbonden kunnen worden.
3.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4.
De vergunning kan ook worden geweigerd, dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Voordat toepassing wordt gegeven aan de vorige volzin, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van die wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
5.
Een vergunning als bedoeld in de artikelen 8 en 10, eerste lid, wordt in ieder geval geweigerd voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen.