Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars
Artikel 25 Afwijzingsgronden
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2028
- Bronpublicatie:
13-11-2023, Stcrt. 2023, 31141 (uitgifte: 17-11-2023, regelingnummer: 2023-0000667920)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-2023, Stcrt. 2023, 31141 (uitgifte: 17-11-2023, regelingnummer: 2023-0000667920)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Energiebesparing
Volkshuisvesting en wonen / Eigenwoningbezit
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
1.
De Minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie als er met de uitvoering van de verduurzamingsmaatregelen, aanvullende energiebesparende maatregelen, het zeer energiezuinig pakket en het installeren van basislaadinfrastructuur is begonnen voorafgaand aan de aanvraag.
2.
De Minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen indien:
- a.
de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of wooninhoud in ieder geval door:
- 1°
het realiseren van een nieuwe aanbouw;
- 2°
het realiseren van een nieuwe dakkapel;
- 3°
het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning;
- 4°
het vergroten van het bestaande dak, gevel, vloer of glasoppervlakte; of
- b.
het een aanvraag voor subsidie betreft voor een woning of gebouw met een bouwjaar of woonfunctie na 1 januari 2013, tenzij een omgevingsvergunning voor dit gebouw overlegd kan worden die voor 1 januari 2013 is afgegeven.
3.
De Minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor de duurzame warmteopties indien:
- a.
de installatie waar de investering betrekking op heeft, is of wordt geïnstalleerd om te voldoen aan de wettelijke voorschriften, bedoeld in afdeling 4.4 in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving;
- b.
de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een gebruikte installatie; of
- c.
het een aanvraag voor subsidie betreft als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdelen a en b, voor een woning met een bouwjaar of woonfunctie na 1 januari 2019, tenzij een omgevingsvergunning voor dit gebouw kan worden overlegd die voor 1 juli 2018 is aangevraagd.