Rb. Breda, 10-04-2012, nr. 801023-11
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW1504, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
10-04-2012
- Zaaknummer
801023-11
- LJN
BW1504
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW1504, Uitspraak, Rechtbank Breda, 10‑04‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2013:5911, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 10‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Vader neergestoken na verkeersruzie over geen voorrang verlenen aan zijn kinderen. Poging doodslag. Geen noodweer gelet op buitenproportionele reactie. Ook geen noodweerexces.
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 801023-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal
- 1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 maart 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Koning, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 30 september 2011 heeft geprobeerd [slachtoffer] al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat nu getuige [getuige 1] niet door de verdediging kon worden gehoord, daarmee het beginsel van fair trial is geschonden. Het openbaar ministerie dient om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank overweegt dat niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering zich slechts in uitzonderlijke gevallen kan voordoen. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van de verdachte in diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak zijn geschonden. Deze situatie doet zich hier niet voor. De rechtbank heeft gemotiveerd aangegeven waarom zij bij de vorige zitting heeft beslist om getuige [getuige 1] niet door de rechter-commissaris te laten horen. Er is de rechtbank niet gebleken dat verdachtes recht op een eerlijke behandeling hierdoor is geschonden. Gelet hierop zal dit verweer worden verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
- 4.
De beoordeling van het bewijs
- 4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven en baseert zich daarbij op de aangifte, de medische verklaringen en de verschillende getuigenverklaringen. De officier van justitie meent dat het beroep van de verdediging op noodweer(exces) niet kan slagen, aangezien juist [slachtoffer] zich in een noodweersituatie bevond nadat verdachte zijn kind bijna had aangereden. Het uitdelen van de eerste klap of duw aan verdachte door hem was hierdoor gerechtvaardigd. De reactie van verdachte op deze klap kan dan niet meer als gerechtvaardigde reactie in een noodweersituatie worden gekwalificeerd.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu verschillende getuigenverklaringen de-auditu verklaringen zijn. De getuigen hebben immers onderling contact gehad. Daarnaast stelt de verdediging dat bij verdachte de opzet op het doden van [slachtoffer] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Ook was er blijkens de medische informatie geen aanmerkelijke kans op de dood. Voorts doet de verdediging een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces, hetgeen dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
- 4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Als aangever op 30 september 2011 op zijn bakfiets bij het parkeerterrein van het Chasséveld in Breda rijdt, ziet hij dat één van zijn twee kinderen die voor hem op zijn eigen fiets rijdt, geen voorrang krijgt van verdachte die in zijn auto rijdt. Verdachte gaat laat op de rem, het kind schrikt en schiet voorbij de auto . Aangever roept naar verdachte in het voorbij gaan ‘zie je dat kind niet, ben je blind of zo’ of woorden van gelijke strekking . Verdachte vraagt hierop aan aangever wat het probleem nu was en maakt gebaren met zijn handen van praten, met de vingers van beide handen op de duimen . Hierop zet aangever zijn fiets weg en loopt terug naar de auto die stil was komen te staan. Er ontstaat een woordenwisseling en aangever geeft verdachte een klap . Verdachte klapt een combinatiemes open en maakt een stekende beweging in de richting van aangever. Aangever voelt een pijn links onderaan zijn ribbenkast en ziet dat hij een wond heeft waar iets van vet en bloed uitloopt. Aangever rent weg en roept “dit gaat fout jongens, ik ben neergestoken, dit gaat verkeerd, bel politie, nu, nu .” Verdachte komt vervolgens achter aangever aan met het mes in zijn hand . Aangever rent, stopt en rent weer . Verdachte gaat terug zijn auto in en rijdt weg.
De getuigenverklaringen
Verschillende getuigen hebben het voorval gezien. De verdediging heeft gesteld dat nu zij niet in de gelegenheid is gesteld om getuige [getuige 1] te bevragen omtrent de gang van zaken en de verklaringen te toetsen, er mogelijk ontlastend bewijs verloren is gegaan, de verklaring van deze getuige die slechts enkele meters van het voorval stond, van het bewijs dient te worden uitgesloten. De rechtbank is echter van oordeel dat nu de rechtbank bij de pro forma zitting gemotiveerd heeft waarom deze getuige niet aanvullend door de rechter-commissaris diende te worden gehoord, van uitsluiting van deze getuigenverklaring geen sprake dient te zijn. De rechtbank overweegt daarbij nog dat de getuigenverklaring van [getuige 1] niet als bewijsmiddel wordt gebruikt. Ook andere omstanders hebben een getuigenverklaring afgelegd. De verdediging heeft gesteld dat een viertal getuigen, waaronder ook S. Altunisik, met elkaar heeft gesproken op de plaats delict en op het politiebureau. Om die reden kan niet uitgesloten worden dat de afzonderlijke verklaringen zijn aangevuld door deze gesprekken en dat het niet geheel eigen waarnemingen betreft. De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze verklaringen daarom uitgesloten dienen te worden van het bewijs. De rechtbank stelt vast dat dit verweer onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft geen indicatie dat deze getuigen niet hebben verklaard naar eigen waarneming.
Levensbedreigende acties
Aangever blijkt een steekwond te hebben opgelopen van circa 3 cm lengte in zijn linkerbuikhelft . Hij is in shocktoestand opgenomen in het ziekenhuis. Hij heeft dan anderhalve liter bloed verloren. Aangever wordt twee maal geopereerd. Eenmaal wegens perforaties aan zowel de dunne als en de dikke darm en nog een keer wegens nierletsel, waardoor de nier ook operatief verwijderd dient te worden . De stelling van de verdediging dat verdachte met de zwaaiende bewegingen met het mes geen levensbedreigende acties heeft verricht, volgt de rechtbank, gelet op de hiervoor omschreven lichamelijke schade die aangever heeft geleden, niet. Het steken van iemand met een mes in de buik, brengt in het algemeen met zich mee dat vitale organen geraakt kunnen worden. In het geval van aangever zijn de nier, de dikke en de dunne darm geraakt, waardoor de gedraging wel degelijk een levensbedreigend karakter heeft. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat deze feitelijke handelingen van verdachte reeds de uiterlijke verschijningsvormen hebben van opzet op het doden van aangever.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van poging moord nu er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de conclusie dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
De rechtbank acht evenals de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag.
- 4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 september 2011 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een mes in de buikstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
- 5.
De strafbaarheid
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer, subsidiair noodweerexces.
De officier van justitie heeft daarentegen gesteld dat aangevers reactie een begrijpelijke schrikreactie was op het gedrag van verdachte. Verdachte toonde immers geen begrip voor de situatie van aangever toen deze verhaal kwam halen nadat verdachte geen (of te laat) voorrang verleende aan aangevers zoon. Verdachte reageerde (ook) agressief en aangever dacht dat verdachte hem ging aanvallen. Er was toen volgens de officier van justitie sprake van een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding van aangever. Om verdachte op afstand te houden, deelt aangever de eerste klap uit. Zowel verdachte als aangever hebben verklaard dat aangever agressief op verdachte is afgestapt en als eerste een klap of duw heeft gegeven. Dit wordt door getuigen bevestigd. Er was daarmee naar het oordeel van de rechtbank sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte door aangever. Voor verdachte ontstond daardoor een noodweersituatie. Het handelen van verdachte, bestaande uit het steken met een mes, acht de rechtbank echter buitenproportioneel. Verdachte heeft hiermee de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het beroep op noodweerexces overweegt de rechtbank als volgt. Voor een geslaagd beroep op noodweerexces moet bij verdachte sprake zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter uit niets. Indien de rechtbank de verdediging zou volgen in het standpunt dat verdachte grote angst voor aangever had en dat hij “groggy” was door de klappen die hij kreeg, ziet de rechtbank onvoldoende grond om een dergelijke hevige gemoedstoestand aan te nemen bij verdachte. Dat hij groggy zou zijn van de klappen acht de rechtbank overigens evenmin aannemelijk, nu er slechts wettig en overtuigend bewijs is voor één klap dan wel duw door aangever. Het beroep op noodweerexces wordt daarom eveneens verworpen.
Er zijn dan ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is ook strafbaar, omdat evenmin is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
- 6.
De strafoplegging
- 6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.
- 6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in het kader van het strafmaatverweer omstandigheden aangevoerd waarmee de rechtbank rekening dient te houden.
- 6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op klaarlichte dag, in het bijzijn van vele getuigen, waaronder ook de jonge kinderen van aangever en verdachtes eigen dochter, met een mes in de buik van aangever gestoken. Verdachte is vervolgens nog achter aangever aangegaan met het mes in zijn hand toen deze wegliep. De lichamelijke schade die aangever heeft opgelopen is zeer ernstig. Ook de impact op aangever en zijn gezin was groot. De rechtbank overweegt dat dergelijke gewelddadige incidenten ook een aanzienlijk gevoel van onrust en onveiligheid voor de maatschappij met zich meebrengen.
De rechtbank houdt bij het opleggen van een straf rekening met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafbad heeft en dat verdachte heeft gehandeld in reactie op de verbaal agressieve benadering en de duw van aangever. Dit rechtvaardigt echter geenszins het steken met een mes in de buik van aangever, maar de rechtbank weegt mee dat het initiatief tot de confrontatie niet van verdachte uitging.
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft gezeten, doet naar het oordeel van de rechtbank in het licht van het vorenoverwogene recht aan een dergelijk ernstig feit.
- 7.
De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 6.255,25 voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering van benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
- 8.
Het beslag
De teruggave
De rechtbank zal, voor zover dat nog niet is gebeurd, de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
- 9.
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 45, 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- -
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- -
spreekt verdachte vrij van poging moord;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- -
verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot: doodslag
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaar;
- -
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- -
gelast de teruggave aan verdachte van alle voorwerpen op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst voor zover nog niet gedaan;
Benadeelde partijen
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 6.255,25 waarvan € 755,25 ter zake van materiële schade en € 5.500,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- -
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- -
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 6.255,25 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 66 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- -
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Van Gessel en mr. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
10
april 2012.
mr. Schnitzler is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 30 september 2011 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buikstreek, althans in diens (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht