Einde inhoudsopgave
RvdW 2010/1268
Wet Bopz. Afwijzing voorlopige machtiging; zwaardere motiveringseisen aan afwijzing in geval waarin betrokkene elk contact met hulpverleners mijdt?
HR 22-10-2010, ECLI:NL:HR:2010:BN1259
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 oktober 2010
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser, C.E. Drion
- Zaaknummer
10/02255
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
BN1259
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BN1259, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑10‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BN1259, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑07‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑06‑2010
- Wetingang
Wet Bopz art. 2
Essentie
Wet Bopz. Afwijzing voorlopige machtiging; zwaardere motiveringseisen aan afwijzing in geval waarin betrokkene elk contact met hulpverleners mijdt?
Er bestaat geen aanleiding om in gevallen waarin de betrokkene elk contact met hulpverleners vermijdt waardoor ambulante behandeling extra bemoeilijkt wordt, zwaardere motiveringseisen te stellen aan een afwijzende beslissing ter zake van een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot opneming en verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Samenvatting
Op 15 december 2009 heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht een voorlopige machtiging te verlenen tot opneming en verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.