NJ 2021/259
Jeugdrecht. Ondertoezichtstelling (art. 1:255 BW); verlenging mogelijk na beëindiging bestaande ondertoezichtstelling?; gesloten stelsel rechtsmiddelen.
HR 09-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1113
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 juli 2021
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma
- Zaaknummer
20/02715
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS287146:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1113, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑07‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:263, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑09‑2020
- Wetingang
Art. 1:255, 1:260, 1:265b, 1:265c BW
Essentie
Jeugdrecht. Ondertoezichtstelling (art. 1:255 BW); verlenging mogelijk na beëindiging bestaande ondertoezichtstelling?; gesloten stelsel rechtsmiddelen.
Samenvatting
Art. 1:260 lid 1 BW bepaalt dat de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar. Wordt de duur niet verlengd, dan eindigt de maatregel van rechtswege na verloop van de door de kinderrechter bepaalde duur. Nadat de maatregel van rechtswege is geëindigd, kan deze niet meer worden verlengd. Wel kan de minderjarige in een dergelijk geval, indien aan de voorwaarden daarvoor is voldaan, opnieuw op grond van art. 1:255 BW ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.