Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 07DFR14006 ( Buizerd ), gesloten op 22 juli 2015 en in de bijbehorende wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 18-09-2020, nr. 21-004212-17
ECLI:NL:GHARL:2020:7423, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
18-09-2020
- Zaaknummer
21-004212-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:7423, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑09‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1751
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:964
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2017:4364, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 18‑09‑2020
Inhoudsindicatie
Witwassen € 1.281.126,27 en auto’s en motoren; met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de door de verdachte in de ten laste gelegde periode gedane uitgaven ter hoogte van € 1.281.126,27 een legitieme herkomst hebben.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004212-17
Uitspraak d.d.: 17 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 31 juli 2017 met parketnummer 05-780074-14 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart 2020 en 3 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Rommy, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 31 juli 2017 ter zake van gewoontewitwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank een onder de verdachte inbeslaggenomen sieraad en horloge verbeurd verklaard en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast van een inbeslaggenomen Apple Macbookpro.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08 juli 2014 tot en met 14 maart 2015, te Zwolle en/of te Ochten en/of te Vroomshoop en/of te Hardenberg, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt), (immers) heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), (telkens)
a. van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer personenauto(‘s) en/of één of meer motor(en), de herkomst verborgen/verhuld en/of de vindplaats verborgen/verhuld en/of de vervreemding verborgen/verhuld en/of de verplaatsing verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) was/waren en/of het/de voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
b. een (cash) geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of een (cash) geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), omgezet (telkens van cash naar goederen en diensten) en/of van een geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat het/de voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08 juli 2014 tot en met 14 maart 2015, te Zwolle en/of te Ochten en/of te Vroomshoop en/of te Hardenberg, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
a. van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer personenauto(‘s) en/of één of meer motor(en), de herkomst heeft/hebben verborgen/verhuld en/of de vindplaats heeft/hebben verborgen/verhuld en/of de vervreemding heeft/hebben verborgen/verhuld en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld heeft/hebben wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) was/waren en/of het/de voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
b. een (cash) geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of een (cash) geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), omgezet (telkens van cash naar goederen en diensten) en/of van een geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen voor het primair tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen. De rechtbank heeft volgens de advocaat-generaal terecht geoordeeld dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 300.000,--, nu dit geldbedrag geen legale herkomst heeft. Ten aanzien van de door de verdachte gedane uitgaven in de ten laste gelegde periode heeft zij zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte deze heeft bekostigd met geld van misdrijf afkomstig. De verdachte beschikte in het geheel niet over een legale bron van inkomsten waarmee hij deze uitgaven kon financieren en de verklaring van de verdachte dat de uitgaven bekostigd zijn met casinowinsten is op grond van de uitkomst van nader onderzoek ongeloofwaardig gebleken. Het voorgaande brengt mee dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 1.282.126,27. Volgens de advocaat-generaal dient het hof te komen tot dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, voor zover dit niet ziet op het witwassen van de
€ 300.000,-- die de verdachte van [naam 1] heeft ontvangen. Daartoe is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Gelet op de standaardjurisprudentie dient met voldoende mate van zekerheid te worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft, zodat het niet anders kan dan dat het een illegale herkomst heeft. Verdachte heeft verklaard dat zijn inkomsten het gevolg zijn van winsten uit het casino. Door de recherche is gesteld dat de kans op winsten waarover de verdachte verklaart zo klein is, dat daarvan niet kan worden uitgegaan. De berekening van de recherche heeft volgens de verdediging een hoog studeerkamergehalte en de winsten waarover de verdachte verklaart, zijn niet onwaarschijnlijk. Gelet daarnaast op de gebrekkige verslaglegging van de betreffende casino’s en het feit dat vaststaat dat de verdachte grote bedragen heeft gewonnen, kan aan de hand van zijn verklaring niet gezegd worden dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft. Ten aanzien van de € 300.000,-- die de verdachte van [naam 1] heeft ontvangen, refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.
Subsidiair, mocht het hof van oordeel zijn dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen, stelt de verdediging zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat het totaalbedrag aan uitgaven gesteld moet worden op € 1.259.029,45. Het beginsaldo dient gesteld te worden op € 587.000,00 (€ 300.000,00 die verdachte van [naam 1] had gekregen,
€ 284.000,00 van oude casinowinsten en € 3000,00 gestort op rekening door ouders). In dat geval resteert een bedrag van € 672.029,45. Er kan derhalve slechts wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 672.029,45.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de hieronder gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis met betrekking tot het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Het hof neemt tevens de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen over, een enkele aanvulling/verbetering in aanmerking genomen.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 14 december 2011 is verdachte, handelend onder de naam [bedrijf 1] , tevens handelend onder de naam [bedrijf 2] , failliet verklaard. Bij vonnis d.d. 10 april 2013 is het faillissement bij gebrek aan baten opgeheven. De restschuld bedroeg € 274,627,20.2.Uit onderzoek verricht bij de Belastingdienst bleek dat verdachte vanaf 2009 geen enkel inkomen had. Eind 2012 had verdachte een negatief saldo op zijn bankrekening van € 42,--.3.
Op tijdstippen in de periode van 8 juli 2014 tot en met 14 maart 2015 heeft verdachte in Nederland de navolgende geldbedragen verworven, voorhanden gehad en/of uitgegeven en de navolgende goederen voorhanden gehad.
- Een geldbedrag van € 861.887,67;4.
- Een geldbedrag van € 15.000,-- welk geldbedrag hij geschonken heeft aan [naam 2] ;5.
- Een geldbedrag van € 25.000,-- welk geldbedrag hij geschonken heeft aan [naam 3] ;6.
- Een [auto 1] voor € 193,000,--;7.
- Een [auto 2] [kenteken 1] voor € 45.000,--;8.
- Een [motor 1] , [kenteken 2] voor € 29.500,--;9.
- Een [auto 3] , [kenteken 3] ;10.
- Een [auto 4] , [kenteken 4] voor € 30.310,--;11.
- Een [auto 5] , [kenteken 5] (het hof verbetert: [kenteken 6] ) voor € 14.500,--;12.
- Een [auto 6] voor € 36.000,--;13.
Daarnaast heeft verdachte in voornoemde periode in Nederland de navolgende overige betalingen verricht:
- Een betaling via het GWK van € 5.335,13;14.
- Kantoorbenodigdheden € 6.664,68;15.
- Hotel voor zijn ouders in Marokko € 490,00;16.
- Kosten verbouwing in Marokko € 22.500,00.17.
Bij de beoordeling of kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen dient als uitgangspunt te worden genomen dat er geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is. In dat geval dient het volgende beoordelingskader te worden gehanteerd:
Is er zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen?
Heeft de verdachte een verklaring gegeven voor de herkomst?
Is deze verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk?
Is deze verklaring van de verdachte onderzocht?
Leidt het vervolgonderzoek naar deze verklaring tot de conclusie dat met voldoende mate van zekerheid een legitieme herkomst kan worden uitgesloten?
Nu uit het dossier blijkt van twee momenten in de ten laste gelegde periode naar aanleiding waarvan een verdenking van witwassen ontstond, zal de rechtbank beide momenten afzonderlijk beoordelen.
€ 300.000,-- ontvangen van [naam 1] .
Bij de beantwoording van de vorenstaande vragen betrekt de rechtbank (het hof) de navolgende feiten en omstandigheden:
- Op 10 juli 2014 werd de politie gebeld door [naam 4] , eigenaar van garagebedrijf [garagebedrijf] te Ochten. [naam 4] verklaarde dat hij die middag een [auto 7] had verkocht aan [verdachte] . [verdachte] zou meer dan € 100.000,-- contant hebben betaald. Voorts wilde [verdachte] de auto niet op zijn naam maar op naam van een ander.18. Uit nader onderzoek bleek dat de [auto 7] op naam stond van [moeder verdachte] , zijnde de moeder van verdachte.
- Verdachte heeft van 29 april 2014 tot en met 7 juli 2014 in detentie verbleven. Verdachte heeft in de gevangenis [naam 1] (hierna: [naam 1] ) leren kennen.19.
- [naam 1] is op 19 juni 2014 door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar wegens het witwassen van grote bedragen crimineel geld, ruim € 2.500.000,--, en het bezit van 100 kilo cocaïne.20.
- Verdachte heeft verklaard dat hij via de zoon van [naam 1] € 300.000,-- cash geld heeft ontvangen afkomstig van [naam 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist waarom [naam 1] hem zomaar drie ton gaf en hij begrijpt dat dat vragen oproept.21.
In aanvulling daarop voegt het hof toe dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij wist dat deze € 300.000,-- “zwart geld” was. De verdachte heeft verklaard dat hij een groot deel van die € 300.000,-- heeft uitgegeven, onder meer aan de aanschaf van de [auto 7] en dat hij het resterende deel bij zijn ouders had ondergebracht. Dit resterende deel is door de politie inbeslaggenomen.22.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 300.000,--, nu dit geldbedrag geen legale herkomst heeft. Gezien de tenlastelegging van witwassen over een langere periode zal het hof onderstaand, na beoordeling van de overige uitgaven, toekomen aan de vraag of er sprake is van gewoontewitwassen zoals onder primair tenlastegelegd.
Overige uitgaven.
Ad 1) Is er zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen?
Bij de beantwoording van de eerste vraag betrekt de rechtbank (het hof) de navolgende feiten en omstandigheden:
- Op 29 oktober 2014 en 28 november 2014 kreeg de politie meldingen via Misdaad Anoniem. In de melding van 29 oktober 2014 werd aangegeven dat er dure auto’s via Marktplaats werden verkocht door [bedrijf 3] aan de [adres] in Hardenberg. Bij de melding werd een kenteken, [kenteken 7] doorgegeven van een [auto 5] . In de melding van 28 november 2014 werd aangegeven dat [verdachte] in het bezit was van diverse zeer dure auto’s welke auto’s in een loods in Hardenberg stonden en veelal Duitse kentekenplaten hadden. Op 2 december 2014 zagen verbalisanten een man uit één van de loodsen komen die naar een [auto 5] met Duits kenteken, [kenteken 8] , liep. Gezien werd dat er in die loods nog een [auto 5] stond alsmede een [auto 8] . Verbalisanten dachten verdachte te herkennen.23.
- Onderzoek wees uit dat verdachte twee loodsen had gehuurd. Nummer [nummer] door verdachte persoonlijk en nummer [nummer] door [bedrijf 4] . Het voertuig met het Duitse kenteken [kenteken 8] stond op naam van [bedrijf 4] te Köln . De [auto 5] met kenteken [kenteken 7] stond op naam van [vader verdachte] , de vader van verdachte. Op 10 december 2014 werd binnengetreden in voornoemde loodsen. In de loods [adres] te Hardenberg bevond zich een zilverkleurige/grijze personenauto van het merk [auto 9] zonder kentekenplaten, acht motorfietsen (zowel wegrace- als crossmotoren) en een Segway. Een van de motorfietsen was voorzien van het kenteken [kenteken 9] . In de loods [adres] te Hardenberg bevonden zich twee voertuigen, een [auto 10] voorzien van het kenteken [kenteken 10] en een [auto 2] (trekker) voorzien van het kenteken [kenteken 11] . Voorts bleek uit onderzoek dat verdachtes bedrijf, [bedrijf 4] , slechts zou kunnen beschikken over een startkapitaal van € 25.000,-- wat in geen enkele verhouding stond met de waarde van de aangetroffen goederen.24.
- Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij geen inkomsten had uit uitkering of bedrijf.25.
Op grond van het vorenstaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat verdachte, gelet op zijn inkomenspositie (welke nihil was), de in de loodsen aangetroffen voertuigen niet kan hebben gefinancierd met legaal verkregen middelen. Gelet hierop is zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen.
Gedane uitgaven door verdachte in de ten laste gelegde periode
Voor wat betreft de in de ten laste gelegde periode door verdachte gedane uitgaven is een kasopstelling gemaakt. Daarbij is uitgegaan van een beginsaldo van € 3.000,--. Aan legale contante ontvangsten, inclusief bankopnames, is een bedrag van € 68.639,85 berekend en het eindsaldo op 14 maart 2015 bedroeg € 172,25. In de ten laste gelegde periode is berekend dat verdachte een bedrag van € 71.467,60 beschikbaar had voor het doen van contante uitgaven terwijl zijn werkelijk gedane contante uitgaven, inclusief bankstortingen
€ 1.464.437,16 hebben bedragen. Het verschil bedraagt dan € 1.392.969,56.26.
Naar aanleiding van diverse gevoerde verweren met betrekking tot die door verdachte gedane uitgaven acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode in totaal een bedrag van € 1.309.865,52 heeft uitgegeven waarvoor geen redelijke verklaring gegeven is. De posten restitutie c.q. afpersing ad € 2.500,-- en inruil/verkoop [motor 3] ad € 45.000,-- zijn door de officier van justitie als inkomen meegenomen en dus uit de kasopstelling gehaald.
In aanvulling op het voorgaande voegt het hof het volgende toe.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het beginsaldo van € 3.000,-- onjuist is. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte € 300.000,-- van [naam 1] heeft ontvangen. Dit bedrag is echter niet als beginkapitaal meegerekend. Daarnaast had de verdachte de beschikking over een bedrag van € 284.000,-- (aan oude casinowinsten) dat hij in een koelbox in de schuur bij de woning van [naam 2] had bewaard. Het beginsaldo dient derhalve op € 587.000,-- te worden gesteld.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het beginsaldo gesteld dient te worden op
€ 3.000,--. Ten aanzien van de € 300.000,-- is het hof van oordeel dat er alleen legale contante inkomsten dienen te worden opgenomen in de kasopstelling. Nu het hof, zoals blijkt uit het voorgaande, heeft vastgesteld dat deze € 300.000,-- geen legale herkomst heeft, dient dit bedrag dan ook niet bij het beginsaldo te worden opgeteld. Met betrekking tot de € 284.000,-- die verdachte zegt in een koelbox bewaard te hebben, overweegt het hof als volgt. Op geen enkele manier is aannemelijk geworden dat er een koelbox met € 284.000,-- aan contant geld was. De verdachte heeft geen enkel begin van bewijs geleverd. Hij heeft verklaard dat het geld afkomstig was uit het casino, maar heeft verder op geen enkele wijze inzicht verschaft over de herkomst van het geld dat in de koelbox zou moeten zitten. Zo heeft de verdachte niet geconcretiseerd welke bedragen dan wanneer, waar en hoe zouden zijn gewonnen. Bovendien acht het hof het hoogst onaannemelijk dat de verdachte zelf nog zou beschikken over € 284.000,--, terwijl hij aan [naam 1] , zijnde een groot drugscrimineel met de bijnaam “de bokser” en voor wie de verdachte zegt bang te zijn, heeft medegedeeld dat hij “kon fluiten” naar zijn € 300.000,--, nadat dat geld respectievelijk de met het geld gekochte goederen door de politie in beslag waren genomen. Nu niet aannemelijk is geworden dat de verdachte een koelbox had met daarin € 284.000,--, is het hof dan ook van oordeel dat dit bedrag niet bij het beginsaldo dient te worden opgeteld.
Ter terechtzitting d.d. 20 maart 2017 (toevoeging hof: en ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 3 september 2020) heeft verdachte diverse uitgaven betwist en diverse uitgaven niet betwist. Op grond van die door verdachte gedane uitspraken kan worden vastgesteld dat een bedrag van € 861.887,67 niet door verdachte wordt betwist.27.
Voorts worden de navolgende bedragen, door verdachte uitgegeven in de ten laste gelegde periode, niet betwist.
€ 15.000,00 lening aan [naam 2] ;
€ 25.000,00 schenking aan [naam 3] ;
€ 193.000,00 aanschaf [auto 1] ;
€ 45.000,00 aanschaf [auto 2] ;
€ 14.500,00 aanschaf [auto 5] [kenteken 5] (het hof verbetert: [kenteken 6] );€ 36.000,00 aanschaf [auto 6] ;€ 5.335,13 betaling via het GWK;
€ 6.664,68 kantoorbenodigdheden;
€ 30.310,00 aanschaf [auto 4] ;
€ 490,00 kosten hotel in Marokko;
€ 22.500,00 kosten verbouwing in Marokko; In aanvulling daarop voegt het hof toe: € 29.500,00 aanschaf [motor 1] € 1.981,97 nota’s [naam 7]
Voor zover verdachte ter terechtzitting verweer heeft gevoerd dat voor wat betreft enkele hiervoor aangehaalde posten de datum niet juist is, kan worden volstaan met de opmerking dat de betreffende uitgave dan in elk geval in de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden.
(…) De rechtbank (het hof) schrapt uit de kasopstelling de betaling aan [naam 11] van
€ 6.000,--. Weliswaar heeft verdachte ter zitting d.d 20 maart 2017 verklaard dat [naam 11] , nadat hij de [motor 1] had gekregen, zijn motor, een [motor 2] met een waarde van € 6.000,-- aan hem heeft verkocht, maar verdachte heeft tevens verklaard daarna de motor voor een vrijwel gelijk bedrag te hebben verkocht. Tegenover de uitgave staat dus een inkomstenpost.
Voor wat betreft de aanschaf van de [auto 3] , welke in de kasopstelling is opgenomen voor een bedrag van € 30.000,--, heeft verdachte opgemerkt dat de aanschafprijs € 19.320,-- was. De uitgave dient dus, aldus verdachte, tot dat bedrag te worden bijgesteld. [naam 2] verklaart dat de [auto 3] door verdachte is gekocht voor een bedrag van ongeveer
€ 30.000,--.28. Naar aanleiding van deze door verdachte ter zitting d.d. 20 maart 2017 gemaakte opmerking is nader onderzoek verricht. De verkoopwaarde-taxatie van [bedrijf 5] geeft voor wat betreft deze personenauto aan een waarde van € 25.952,-- op 11 oktober 2014 (aankoopdatum auto). De nieuwprijs van het voertuig bedroeg € 46.070,-- op 19 april 2012. De [auto 3] werd door verdachte ingeruild bij [bedrijf 6] die het voertuig op 23 januari 2015 doorverkocht voor € 28.500,--.29. Op grond van het voorgaande, waarin is opgenomen een door een onafhankelijke instantie verrichte taxatie, stelt de rechtbank (het hof) de uitgave van verdachte vast op € 25.952,--.
In aanvulling op het voorgaande voegt het hof het volgende toe.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rekeningen van [naam 6] van € 4.999,50 en € 4.005,23 niet door verdachte betaald zijn, maar zijn verrekend met de levering van een motor. De rechtbank heeft deze verklaring van verdachte ter zijde geschoven, nu de eigenaar van [bedrijf 7] B.V., waar verdachte de uitgaven gedaan zou hebben, heeft verklaard dat de verdachte de betalingen contant heeft gedaan. De verdediging meent dat met die enkele verklaring de verklaring van verdachte niet zonder meer ter zijde geschoven kan worden. Daarbij dient in aanmerking genomen te worden dat op de factuur staat geschreven dat er verrekend is met de witte [motor 3] (een motor), die ook niet meer bij verdachte is aangetroffen. De verdediging heeft derhalve verzocht om deze posten op 0 te stellen.
Het hof overweegt als volgt.
Naar aanleiding van de stelling van verdachte is nader onderzoek verricht. Op 2 mei 2017 heeft de politie contact opgenomen met [naam 15] van [bedrijf 7] . Hij verklaarde verdachte nog te kennen als een goede klant. Voor wat betreft de nota’s ten bedrage van € 4.999,50 en € 4.005,32 merkte [naam 15] op dat deze contant door verdachte zijn betaald. Er is, aldus [naam 15] , niets verrekend en de opmerking op de facturen “verrekend met witte [motor 3] ” is “niet van ons”.30.Gelet op de verklaring van [naam 15] stelt het hof vast dat verdachte beide uitgaven heeft gedaan. Enige andere verklaring waaruit zou moeten blijken dat verdachte deze uitgaven niet gedaan heeft, is niet aannemelijk geworden. Het hof ziet niet in welk belang [naam 15] zou hebben bij het mededelen dat deze rekeningen contant betaald zijn, terwijl in werkelijkheid sprake zou zijn van een verrekening. Het hof heeft dan ook geen reden om aan de verklaring van [naam 15] te twijfelen.
Voorts heeft de verdediging zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de € 6.500,-- die ziet op de aankoop van de [auto 10] is betaald uit een schenking die verdachte aan zijn vader heeft gedaan. De ouders van verdachte hebben verklaard dat verdachte de auto heeft betaald, maar dat is onjuist. De ouders van verdachte waren op dat moment ook verdachten en hadden er dus alle belang bij om eventuele bezittingen aan verdachte toe te schrijven.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat zijn vader de [auto 10] gekocht heeft van het geld, de € 25.000,--, die hij hem geschonken had. De moeder van verdachte, [moeder verdachte] , heeft verklaard dat de [auto 10] van verdachte is, maar dat deze op naam van haar man, [vader verdachte] , stond. De auto was eigenlijk voor [vader verdachte] maar is door verdachte betaald.31.De vader van verdachte, [vader verdachte] , heeft verklaard dat de [auto 10] van verdachte is en is gekocht voor € 6.500,--.32.Gelet op de verklaring van [moeder verdachte] en [vader verdachte] stelt het hof vast dat verdachte deze uitgave heeft gedaan. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan deze door de ouders van verdachte, onafhankelijk van elkaar, afgelegde verklaringen.
De in de kasopstelling opgenomen uitgaven betreffende de huur van een accommodatie in Marokko, twee maal een bedrag van € 3.5000,--, zal het hof, evenals de rechtbank, schrappen. Verdachte verklaart dat de vriendin van [naam 1] deze accommodatie heeft geregeld en het openbaar ministerie heeft naar het oordeel van het hof in onvoldoende mate aannemelijk gemaakt dat dit uitgaven van verdachte zijn geweest.
Datzelfde geldt voor de post betaalde BPM Motor van € 4.599,-- op 20 augustus 2014. Vaststaat dat de vader van verdachte deze nota betaald heeft, maar niet dat verdachte deze uitgave heeft gedaan.
Ook de post aanschaf bed ad € 3.420,-- zal door het hof geschrapt worden. Verdachte verklaart zich niet meer te kunnen herinneren wanneer hij een en ander heeft aangeschaft. Weliswaar bevindt zich in het dossier een nota van [bedrijf 8] gedateerd 2 december 2014 maar daarop is een aantekening geplaatst dat het verschuldigde bedrag op 2 mei 2014, dus voor de ten laste gelegde periode, zou zijn voldaan.
Overige door de verdediging aangevoerde posten:
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte een bedrag van € 17.000,-- aan de zoon van [naam 1] heeft teruggegeven, zodat dit bedrag van de kasopstelling moet worden afgetrokken. Het hof gaat hieraan voorbij nu verdachtes stelling dat hij de zoon van [naam 1] € 17.000,-- zou hebben teruggegeven, op geen enkele manier is geconcretiseerd en/of aannemelijk is geworden.
Voorts heeft de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de bedragen die de verdachte in de ten laste gelegde periode aan [naam 5] heeft betaald niet als uitgaven kunnen worden gezien. Dit waren betalingen in verband met een lening die verdachte had bij [naam 5] . Verdachte had dit bedrag eerder van [naam 5] ontvangen, waardoor de terugbetalingen niet als uitgaven gezien kunnen worden.
Naar het oordeel van het hof gaat dit verweer van de verdediging slechts op indien de lening is verkregen in de periode waar de kasopstelling op ziet. Dat is niet gebleken. Op 18 april 2013 heeft de verdachte een geldleenovereenkomst opgesteld van € 100.000,--. Zoals eerder overwogen, gaat het hof ervan uit dat de verdachte, op het moment dat hij uit detentie werd ontslagen op 8 juli 2014, geen vermogen had. Indien verdachte na 8 juli 2014 gelden aan [naam 5] heeft betaald ter aflossing op een lening, dan zijn dat door verdachte gedane uitgaven die niet uit een legale bron van inkomsten kunnen worden verklaard.
Conclusie
Met de rechtbank stelt het hof vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode het navolgende totaalbedrag heeft uitgegeven, waar op het eerste gezicht geen legale contante inkomsten tegenover staan:
Niet betwiste uitgaven € 861.887,67;
Lening [naam 2] € 15.000,00;
Schenking [vader verdachte] € 25.000,00;
Aanschaf [auto 1] € 193.000,00;
Aanschaf [auto 2] € 45.000,00;
Aanschaf [auto 5] [kenteken 6] € 14.500,00;
Aanschaf [auto 6] € 36.000,00;
Betaling GWK € 5.335,13;
Kantoorbenodigdheden € 6.664,68;
Aanschaf [auto 4] € 30.310,00;
Kosten hotel Marokko € 490,00;
Kosten verbouwing Marokko € 22.500,00;
Aanschaf [motor 1] € 29.500,00;
Aanschaf [auto 3] € 25.952,00;
Rekeningen [naam 6] € 9.004,82;
(€ 4.999,50 en € 4.005,32)
Aankoop [auto 10] € 6.500,00;
Rekeningen [naam 7] € 1.981,97.
Totaal € 1.328.626,27.
Op dit bedrag moeten de posten restitutie c.q. afpersing en inruil/verkoop [motor 3] (€ 2.500,00 + € 45.000,00 = € 47.500,00) in mindering worden gebracht zodat resteert:
Totale uitgaven € 1.328.626,27
Af inkomen € 47.500,00
Totaal€ 1.281.126,27
Ad 2, 3, 4 en 5)
Door de verdediging wordt gesteld dat verdachte al zijn uitgaven deed uit door hem behaalde winsten uit gokken, welke verklaring concreet en verifieerbaar is en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk en dat verdachte daarmee de herkomst van het geld in voldoende mate heeft aangetoond.
De rechtbank (het hof) is van oordeel dat, voor wat betreft de door verdachte behaalde casinowinsten onderscheid gemaakt moet worden tussen de winst welke door hem zou zijn behaald bij Holland Casino en de winst uit Casino’s in Duitsland.
Winst Holland Casino.
- Op 26 mei 2013 verklaart verdachte ten overstaan van de politie dat hij bij het casino in Enschede (Holland Casino) alles bij elkaar wel € 300.000,-- gecasht heeft. Weliswaar verliest hij wel eens wat maar alles bij elkaar zal hij zeker wel € 200.000,-- hebben gewonnen. Zo ging verdachte met € 7.000,-- naar het casino en ging hij naar huis met een bedrag van € 110.000,--. Van dat door verdachte gewonnen geld kon hij mensen die geld van hem kregen betalen. Verdachte verklaart dat hij een schuld had van € 260.000,--, inclusief het faillissement. Hij had alleen nog een schuld bij [naam 5] en her en der bij anderen van in totaal ongeveer € 10.000,--.33.
- Op 8 juli 2013 verklaart verdachte ten overstaan van de politie dat hij op het moment van het opheffen van zijn faillissement, 11 april 2013, geen eigen vermogen had. Wanneer hem gevraagd wordt welke schulden hij nog heeft, verklaart hij dat hij bij elkaar ongeveer € 100.000,-- aan schuld heeft waar hij nog niets van heeft afgelost. Van [naam 5] heeft hij ongeveer € 100.000,-- geleend in porties van telkens € 5.000,-- of € 6.000,--. Op 18 april 2013 heeft verdachte samen met [naam 5] een geldleen overeenkomst opgesteld. Wanneer verdachte gewonnen had, keek hij wie er geld van hem tegoed hadden. De mensen die de meeste druk op hem uitoefende betaalde hij dan en de rest werd weer gebruikt om van te spelen. Daarnaast kocht verdachte, er zoals hij verklaart, spullen voor, zoals een auto.34.
- Op 14 juli 2014 verklaart verdachte ten overstaan van de politie dat hij enkele honderdduizenden euro’s had gewonnen waarvan nog zeker een ton over was welk bedrag hij bij iemand anders gestald had. Op 1 juli 2013, toen verdachte vrij kwam was dat geld verdwenen.35.
- Op 16 maart 2015 verklaart verdachte dat hij de dag voordat hij werd aangehouden voor de plofkraak, 28 mei 2013, voor het laatst in Holland Casino is geweest.36.
- Ter zitting verklaart verdachte dat hij zijn winst behaald bij Holland casino ten bedrage van € 294.000,-- het hof verbetert: € 284.000,--) in een koelbox had gedaan en in de schuur bij [naam 2] had gezet, welke koelbox op zeker moment aan de ouders van verdachte is meegegeven. De eerdere verklaring van verdachte dat hij ergens geld gestald had, welk geld verdwenen was toen hij dat op 1 juli 2013 wilde ophalen is volgens verdachte een “broodje aap verhaal.”37.
- De vader van verdachte verklaart dat verdachte in 2013 geen geld had, zelfs geen huis.38. De toenmalige vriendin van verdachte, [naam 2] , verklaart dat toen zij verdachte in 2013 leerde kennen hij helemaal geen geld had en dat jaar bij haar geleefd heeft. Ook leefde verdachte van het salaris van [naam 2] omdat hij geen uitkering kreeg.39.
Voor wat betreft de gestelde winst, behaald door verdachte bij Holland Casino, en waarvan verdachte ter terechtzitting verklaart dat dat een bedrag van € 284.000,-- was, welk bedrag mede een verklaring moet zijn voor de door hem in de ten laste gelegde periode gedane uitgaven stelt de rechtbank (het hof) op grond van het voorgaande het volgende vast.
Verdachte verklaart niet consistent. Dat hij enig bedrag gewonnen heeft bij Holland Casino wordt niet betwist. Verdachte verklaart echter dat hij al zijn winst direct uitgaf. Hij betaalde er zijn schuldeisers van (waaronder [naam 5] ), hij kocht er direct goederen van (zoals auto’s), of hij gebruikte wisselende bedragen om opnieuw mee te spelen. Vanaf 27 mei 2013 komt verdachte niet meer in Holland Casino (hem is de toegang ontzegd). De door hem behaalde winst, die € 284.000,-- zou bedragen, moet hij dus vóór 27 mei 2013 bij Holland Casino hebben gewonnen. Op 8 juli 2013 verklaart verdachte dat op het moment dat het faillissement werd opgeheven, 11 april 2013, hij geen vermogen had. Deze verklaring van verdachte sluit aan bij de verklaring van zijn vader en [naam 5] (het hof verbetert: [naam 2] ), die beiden verklaren dat verdachte in 2013 geen geld had. Daar komt nog bij dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft waarom hij, als hij voornoemd geldbedrag van € 284.000,-- had, telkens geld moet lenen en in april 2013 een plofkraak pleegt met het kennelijke doel aan geld te komen.
Daarnaast heeft verdachte behoorlijke bedragen gewonnen, maar door hem wordt op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt welke bedragen door hem zijn ingezet en welke verliezen hij geleden heeft. Weliswaar verklaren medewerkers van Holland Casino dat verdachte winst behaalde, maar zij beschrijven hem niet als iemand die “tonnen” winst behaalde zoals hij verklaart.40.
In aanvulling hierop voegt het hof het volgende toe. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij een koelbox had die in de schuur van [naam 2] stond met daarin € 284.000,--, welk bedrag hij gewonnen zou hebben in het casino. Zoals het hof hiervoor al eerder heeft overwogen is niet aannemelijk geworden dat de verdachte toentertijd een koelbox had met daarin € 284.000,--.
Winst Duitse en overige casino’s.
Verdachte stelt dat hij uit Duitse casinobezoeken, maar ook uit casinobezoeken in Marokko en Portugal, aanzienlijke winsten heeft behaald van welke winsten hij de uitgaven bekostigde welke door hem in de ten laste gelegde periode zijn gedaan.
Weliswaar is aangetoond dat verdachte behoorlijke bedragen gewonnen heeft, maar, net zoals hiervoor reeds is overwogen, door hem wordt op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt welke bedragen zijn ingezet en welke verliezen hij dan heeft geleden.
Verdachte stelt dat al zijn uitgaven in de ten laste gelegde periode zijn gedaan van zijn winst uit casinobezoeken. De eerste geregistreerde winst van verdachte bij een Duits casino is 3 augustus 2014 (een bedrag van € 30.000).41. Los van de vraag welke bedragen verdachte heeft ingezet om deze winsten te behalen, in de periode 25 juli 2014 tot en met 1 augustus 2014 zijn door verdachte aankopen gedaan tot een totaalbedrag van € 307.500,--.42. Van enige geregistreerde casinowinst in deze periode was dus geen sprake. Daarin is meegenomen de uitgave van de [auto 1] (€ 193.000,--) waarvan verdachte zegt dat deze niet, zoals uit het dossier blijkt, op 01 augustus 2014 is betaald, maar ruim een week later. De rechtbank (het hof) acht deze verklaring van verdachte onaannemelijk. De nota voor deze [auto 5] is gedateerd 1 augustus 2014, tevens is op die nota vermeld dat de leveringsdatum 01 augustus 2014 is.43. Het mag een feit van algemene bekendheid zijn dat eerst dan een auto geleverd wordt nadat volledige betaling heeft plaatsgevonden. Voorts blijkt uit niets, behoudens de verklaring van verdachte, dat betaling “niet” op 1 augustus 2014 zou hebben plaatsgevonden.
De geregistreerde casinowinsten in Duitsland betreffen geen zuivere winst, omdat slechts geldtransacties en ingeleverde fiches vanaf € 2000,-- worden geregistreerd.44. De wel geregistreerde casinowinsten in Duitsland (Casino Bad Bentheim 3 augustus 2014
€ 30.000,-- 6 augustus 2014 € 70.000,-- en casino Aachen € 100.000,-- op 10 augustus 2014) bedroegen totaal € 200.000,--.45. Voorts werd in Bad Bentheim € 44.000,-- op de multiroulette automaat gewonnen.46. Afgezet tegen de uitgaven die door verdachte zijn gedaan, resteert dus een gat van enkele tonnen, ook al zou rekening worden gehouden met gestelde gokwinsten in Marokko en Portugal.
Verdachte stelt dat bedragen tot € 2.000,-- (inleg/winst) niet worden geregistreerd en dat hij met kleine bedragen veel geld heeft gewonnen en dat hij met name op de gokmachines veel geld heeft gewonnen.
De getuige [getuige 1] , vestigingsdirecteur van het casino in Bad Bentheim, verklaart ten overstaan van de rechter-commissaris op 20 (het hof verbetert: 21) april 2016 dat zijn totale indruk was dat verdachte over het geheel meer gewonnen had dan verloren en dat hij de winst in zijn totaliteit becijfert op een bedrag onder de € 100.000,--. Wanneer verdachte gokte, zette hij per spel, dat ongeveer 1 minuut duurt, telkens een bedrag van € 1.000,-- in. Ook verklaart [getuige 1] dat hij zich niet kan herinneren dat er grote winsten zijn geweest op de gokautomaten. Over het geheel genomen zegt de getuige dat verdachte op die automaten veel geld verloren heeft.47.
[getuige 2] , plaatsvervangend leider van het casino in Bad Bentheim, verklaart ten overstaan van de rechter-commissaris dat verdachte op zowel de roulette tafel speelde als op de gokautomaten. Hij kan niet zeggen of verdachte in totaliteit winst dan wel verlies heeft gemaakt op de gokautomaten, maar wel dat verdachte in totaal meer had gewonnen dan verloren. [getuige 2] acht het mogelijk dat verdachte een bedrag van € 100.000,-- heeft gewonnen maar zeker geen veelvoud daarvan.48.
Weliswaar blijkt uit bovengenoemde verklaringen dat verdachte geldbedragen gewonnen heeft, maar tevens wordt opgemerkt dat verdachte niet iemand was die tonnen winst behaalde. Bovendien, zo verklaart [getuige 1] , heeft verdachte op de gokautomaten over het geheel genomen meer verloren dan gewonnen. Dat verdachte naast de geregistreerde casinowinsten tonnen winst zou hebben behaald op de goktafels met kleine bedragen onder de € 2000,-- en op de gokautomaten acht de rechtbank (het hof) dan ook niet aannemelijk. Verdachte houdt zelf geen enkele administratie of documentatie bij van zijn inleg en winstuitkering (zoals bijvoorbeeld door casino’s geverifieerde winstverklaringen).
Conclusie
Het hof is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de € 1.281.126,27 aan uitgaven die door hem in de ten laste gelegde periode zijn gedaan, heeft bekostigd met geld van enig misdrijf afkomstig. Het vermoeden van witwassen is niet ontkracht door de verklaringen van de verdachte en het als gevolg daarvan nader verrichte onderzoek. Het hof komt dan ook, gelet op het hiervoor overwogene, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de door de verdachte in de ten laste gelegde periode gedane uitgaven ter hoogte van € 1.281.126,27 een legitieme herkomst hebben. Van een legitieme herkomst, anders dan de door de verdachte gestelde casinowinsten, is het hof niet gebleken.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 1.281.126,27 en auto’s en motoren. De verdachte heeft ter hoogte van dit bedrag voordeel genoten nu hij dit geldbedrag heeft verworven, voorhanden gehad en voor een groot deel heeft omgezet en/of uitgegeven aan de bij hem aangetroffen auto’s en motoren die een behoorlijke waarde vertegenwoordigen.
De verweren worden verworpen.
Daarbij overweegt het hof nog dat zelfs al zou de verdachte (bruto) winsten in het casino genoten hebben dat niet tot de conclusie leidt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van
€ 1.281.126,27 en auto’s en motoren. Nu niet is gebleken dat de verdachte over ook maar een enkele legale bron van inkomsten beschikte, kan het niet anders dan dat hij is gaan gokken met geld uit criminele bron. De door de verdediging gestelde casinowinsten dienen dan ook te worden aangemerkt als vervolgprofijt uit enig misdrijf verkregen en hebben daarmee te gelden als witgewassen geld.
Gewoontewitwassen
Gelet op het aantal witgewassen auto’s en motoren, het enorme witgewassen geldbedrag, en op het feit dat de veelheid aan transacties heeft plaatsgevonden over een periode van acht maanden, is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het een gewoonte maken van het plegen van witwassen.
Ter terechtzitting in hoger beroep herhaalde onderzoekswensen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de onderzoekswensen, zoals naar voren gebracht in de appelschriftuur d.d. 9 augustus 2017 en bij voorzittersbeslissing afgewezen, herhaald. Het gaat om de volgende onderzoekswensen:1. Een onderzoek naar de spelwinsten van de verdachte;2. Voeging van het volledige witwasdossier oude onderzoek;3. Het horen van [naam 8] met betrekking tot een tweetal rekeningen.
De raadsman heeft deze onderzoekswensen ter terechtzitting (nader) toegelicht.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken dienen te worden afgewezen.
Ten aanzien van de onderzoekswensen onder punt 1 en 2 acht het hof het – mede gelet op hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek is aangevoerd en gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen – niet noodzakelijk dat nader onderzoek naar de spelwinsten van verdachte wordt verricht en dat voeging van het volledige witwasdossier oude onderzoek plaatsvindt.
Met betrekking tot de onderzoekswens onder punt 3 is het hof van oordeel dat de verdachte door het niet-horen van deze getuige niet in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. Het hof wijst het verzoek af, nu naar het oordeel van het hof het belang van de verdediging bij horen van deze getuige onvoldoende is onderbouwd.
Het hof wijst de drie verzoeken af.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08 juli 2014 tot en met 14 maart 2015, te Zwolle en/of te Ochten en/of te Vroomshoop en/of te Hardenberg, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt), (immers) heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), (telkens)
a. van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer personenauto(‘s) en/of één of meer motor(en), de herkomst verborgen/verhuld en/of de vindplaats verborgen/verhuld en/of de vervreemding verborgen/verhuld en/of de verplaatsing verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) was/waren en/of het/de voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
b. een (cash) geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 1.281.126,27 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of een (cash) geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 1.281.126,27 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), omgezet (telkens van cash naar goederen en diensten) en/of van een geldbedrag ter hoogte van 1.392.969,56 1.281.126,27 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat het/de voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Daartoe is het volgende aangevoerd. Het gaat om een oud feit. Bovendien is sprake van een schending van de redelijke termijn. Verdachte heeft werk en samen met zijn vriendin de zorg over twee jonge kinderen. De zorg komt momenteel vooral aan op verdachte, aangezien zijn vriendin in de zorg werkt. Het is van groot belang dat de positieve ontwikkelingen die verdachte heeft doorgemaakt niet doorkruist worden door een gevangenisstraf van enige duur. Dat zou betekenen dat hij zijn baan verliest en niet voor zijn gezin kan zorgen. Een taakstraf doet recht aan de situatie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het een gewoonte maken van het witwassen van een enorm geldbedrag, auto’s en motoren. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financiële en economisch verkeer en op de openbare orde. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken en heeft kennelijk enkel gehandeld uit eigen financieel gewin. Het hof neemt de verdachte zeer kwalijk dat hij zich heeft ingezet om onder meer geld van drugscrimineel [naam 1] , die zich op dat moment zelf in detentie bevond, wit te wassen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 augustus 2020, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder wegens witwassen is veroordeeld. Wel volgt daaruit dat de verdachte op 19 oktober 2015 is veroordeeld ter zake van verduistering, gepleegd op 27 maart 2013 .
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te zien.
Alles afwegende, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof heeft geconstateerd dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgehad binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het in plaats van een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, zal opleggen.
Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet heeft plaatsgehad binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Nu dit tijdsverloop vooral zijn oorzaak vindt in het op verzoek van de verdediging verrichte onderzoek, zal het hof evenwel volstaan met de constatering ervan.
Beslag
Het hof is van oordeel dat het inbeslaggenomen sieraad en horloge vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat zij toebehoren aan de verdachte. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de in beslag genomen Apple Macbookpro niet van verdachte is. Gelet hierop zal het hof met betrekking tot dit voorwerp de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1.00 STK Sieraad Kl: Witgoud, collier witgoud met briljanten hanger;
1.00 STK Horloge Kl: Zwart Carrrera cal 1887.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.00
STK Computer Apple Macbookpro
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. K.A.J.M. Wetzels, voorzitter,
mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. M.H.D.M. van Leent, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.G. Ruissaard, griffier,
en op 17 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 september 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. I.A.H.M. Schepers, advocaat-generaal,
mr. E.G. Ruissaard, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑09‑2020
Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 808/809).
Een proces-verbaal van bevindingen aanleiding onderzoek (pag. 104).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en de verklaring van [naam 2] (pag. 1569, vierde alinea).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en de verklaring van [vader verdachte] (pag. 1525, achtste alinea).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en een schriftelijk bescheid, te weten een nota d.d. 1 augustus 2014 gericht aan verdachte van [auto 5] (pag. 1674).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en de verklaring van [naam 9] (pag. 1546-1547).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017, de verklaring van [naam 10] (pag. 1970, eerste antwoord) en de verklaring van [naam 11] (pag. 1320, eerste alinea).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en de verklaring van [naam 2] (pag. 1583, vierde alinea).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en een schriftelijk bescheid, te weten een nota betreffende aankoop van een [auto 4] (pag. 1761).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en de verklaring van [naam 12] (pag. 1185, vierde alinea).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en een schriftelijk bescheid, te weten een aankoopnota op naam van verdachte betreffende de [auto 6] (pag. 998).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en de verklaring van [vader verdachte] (pag. 1460).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en een schriftelijk bescheid, te weten een nota op naam van [bedrijf 3] t.a.v. dhr. [verdachte] (pag. 1763).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 en de verklaring van [vader verdachte] (pag. 1459, vierde alinea).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017 (pag. 6).
Een proces-verbaal van bevindingen aanleiding onderzoek (pag. 103).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017.
Het relaas proces-verbaal (pag. 13 van 65, derde alinea).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 3 september 2020.
Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 425/426).
Een proces-verbaal van doorzoeking (pag. 346 e.v.).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling (pag. 15 van 33).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017.
De verklaring van [naam 2] (pag. 1583, vierde alinea).
Het vierde aanvullende proces-verbaal (pag. 11 van 28, laatste alinea).
Het vierde aanvullende proces-verbaal (pag. 10 van 28, laatste alinea, 11 van 28, eerste alinea).
De verklaring van [moeder verdachte] (pag. 1433, derde alinea).
De verklaring van [vader verdachte] (pag. 1468).
De verklaring van verdachte (pag. 533, laatste drie alinea’s).
De verklaring van verdachte (pag. 538 e.v.).
De verklaring van verdachte (pag. 1352).
De verklaring van verdachte (pag. 1372, derde alinea).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 maart 2017.
De verklaring van [vader verdachte] (pag. 1464, vierde alinea).
De verklaring van [naam 2] (pag. 1580, laatste alinea).
De verklaring van [naam 13] (pag. 2374 e.v.) en de verklaring van [naam 14] (verhoor rechter-commissaris 11 januari 2016).
Overzicht pag. 1925.
Kasopstelling (pag. 2542)
Een schriftelijk bescheid, te weten een nota d.d. 1 augustus 2014 gericht aan verdachte van [auto 5] (pag. 1674).
De verklaring van [getuige 1] (pag. 1309).
Overzicht pag. 1925.
Een brief van de Spielbanken (pag. 968).
De verklaring van de getuige [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 21 april 2016 (pag. 2397 e.v.).
De verklaring van de getuige [getuige 2] ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 21 april 2016 (pag. 2402 e.v.).