Einde inhoudsopgave
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 115 [Inname rijbewijs]
Geldend
Geldend vanaf 24-04-2021
- Bronpublicatie:
07-04-2021, Stb. 2021, 197 (uitgifte: 23-04-2021, kamerstukken: 35293)
- Inwerkingtreding
24-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-04-2021, Stb. 2021, 197 (uitgifte: 23-04-2021, kamerstukken: 35293)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
Verkeersrecht (V)
1.
Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, en die in het kader van de aanvraag of de uitreiking van een nieuw rijbewijs of een vervangend rijbewijs de beschikking krijgt over een rijbewijs waarvan ingevolge een der artikelen 130, tweede lid, of 164 de overgifte is gevorderd, waarvan ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering is gevorderd of ten aanzien waarvan ingevolge een der artikelen 119, vierde lid, 120, derde lid, 123b, vierde lid, 124, vierde lid, 131, tweede lid, onderdeel b, 132, vijfde lid, 134, vierde lid, of 180, vierde lid, van deze wet een verplichting tot inlevering bestaat, is bevoegd dat rijbewijs in te nemen en het door te begeleiden naar het betrokken parket van het openbaar ministerie dan wel naar degene bij wie de houder dat rijbewijs had dienen in te leveren.
2.
Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, en die in het kader van de aanvraag of de uitreiking van een nieuw rijbewijs of een vervangend rijbewijs de beschikking krijgt over een rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren ingevolge artikel 123, eerste lid, aanhef en onderdeel d, of artikel 123b is bevoegd dat rijbewijs in te nemen en door te geleiden naar degene bij wie de houder dat rijbewijs had dienen in te leveren.
3.
Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt onder een rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld ter uitvoering van het eerste en het tweede lid.