Einde inhoudsopgave
Besluit prudentiële regels Wft
Artikel 4 [Berekeningsgrondslagen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2021, Stb. 2021, 47 (uitgifte: 09-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-01-2021, Stb. 2021, 47 (uitgifte: 09-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
Berekeningen met betrekking tot het minimumbedrag aan eigen vermogen, de solvabiliteit, de kapitaalbuffer, de hefboomratiobuffer onderscheidenlijk de liquiditeit van financiële ondernemingen, niet zijnde verzekeraars, op grond van de hoofdstukken 9, 10, 10A onderscheidenlijk 11 worden, voor zover niet anders is bepaald, gedaan op basis van de enkelvoudige jaarrekening zoals opgemaakt ingevolge Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de internationale jaarrekeningstandaarden.
2.
Berekeningen met betrekking tot de solvabiliteit van banken op grond van hoofdstuk 10, de kapitaalbuffer en de hefboomratiobuffer van banken op grond van hoofdstuk 10A en de liquiditeit van banken op grond van hoofdstuk 11 worden, voor zover niet anders is bepaald, gedaan op basis van de geconsolideerde jaarrekening indien deze wordt opgemaakt ingevolge Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de internationale jaarrekeningstandaarden.
3.
Onverminderd artikel 3:69a van de wet waardeert een verzekeraar met beperkte risico-omvang, voor zover in dit besluit niet anders wordt bepaald, zijn activa en passiva op basis van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4.
Een verzekeraar met beperkte risico-omvang houdt zich aan door de Nederlandsche Bank te stellen nadere regels met betrekking tot de waardering van deelnemingen.