Einde inhoudsopgave
Besluit prudentiële regels Wft
Artikel 3a [Reikwijdte m.b.t. betaalinstelling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
23-11-2010, Stb. 2010, 801 (uitgifte: 10-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2010, Stb. 2010, 801 (uitgifte: 10-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
De hoofdstukken 9 en 10 zijn niet van toepassing op betaalinstellingen:
- a.
voor zover zij uitsluitend in Nederland betaaldiensten verlenen als bedoeld onder 6 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten;
- b.
waarvan het gemiddelde van het totale bedrag van de betalingstransacties die zij de voorafgaande twaalf maanden hebben verricht, met inbegrip van die van agenten waarvoor zij volledig aansprakelijk zijn, niet hoger is dan € 3.000.000 per maand; en
- c.
waarvan geen van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen personen zijn met antecedenten als bedoeld in artikel 6, onderdelen a, b en d, voor zover deze betrekking hebben op het witwassen van geld, terrorismefinanciering of vermogensmisdrijven of als misdrijf aangemerkte overtredingen van financiële toezichtswetgeving.
2.
Een betaalinstelling als bedoeld in het eerste lid stelt de Nederlandsche Bank in kennis van elke verandering in zijn situatie die relevant is voor het naleven van de in het eerste lid gestelde voorschriften.
3.
Indien een betaaldienstverlener zijn werkzaamheden niet gedurende de gehele periode van de voorafgaande twaalf maanden heeft verricht, kan voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, worden uitgegaan van een programma van werkzaamheden waarin naar het oordeel van de Nederlandsche Bank een reële begroting van het totale bedrag aan betalingstransacties is opgenomen.