BNB 2019/175
Splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting. Zakelijke overwegingen. Weerlegbaar bewijsvermoeden. Vervreemding binnen drie jaar aan een niet-verbonden vennootschap
HR 13-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1297, m.nt. R.J. de Vries (1) en J.C. van Straaten (2)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 september 2019
- Magistraten
Mrs. De Groot, Fierstra, Wortel, Van Kalmthout, Cools
- Zaaknummer
18/04792
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
R.J. de Vries (1) en J.C. van Straaten (2)
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS91790:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer (V)
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1297, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑09‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:394, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 16‑04‑2019
- Wetingang
Art. 15 lid 1 onderdeel h Wet BRV; art. 5c lid 1 Uitv.besl. BRV
Essentie
Splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting. Zakelijke overwegingen. Weerlegbaar bewijsvermoeden. Vervreemding binnen drie jaar aan een niet-verbonden vennootschap
Samenvatting
Op 17 juni 2015 hebben de BV’s X en A een overeenkomst gesloten tot verkoop door A aan X van aandelen in de op dat moment nog op te richten belanghebbende. Bij akte van splitsing van 17 november 2015 is belanghebbende opgericht. Volgens die akte ging een deel van het vermogen van A onder algemene titel over op belanghebbende, die daarmee (zakelijke rechten op) onroerende zaken verkreeg. Daarbij heeft A alle geplaatste aandelen in belanghebbende verkregen. Op 18 november 2015 heeft A alle ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.