Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 34 Indiening verzoek door groep of PO
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
12-12-2016, Stcrt. 2016, 69116 (uitgifte: 21-12-2016, regelingnummer: WJZ/16180048)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2016, Stcrt. 2016, 69116 (uitgifte: 21-12-2016, regelingnummer: WJZ/16180048)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Het verzoek, bedoeld in artikel 32, eerste lid, wordt door de groep of de producentenorganisatie ingediend en gaat vergezeld van de volgende bescheiden:
- a.
een visplan;
- b.
de statuten van de groep of de producentenorganisatie, waarin in ieder geval is bepaald dat de leden van de groep of de producentenorganisatie alle aan te voeren vis via bemiddeling van visafslagen moeten verhandelen en dat bij niet-naleving van de door de groep of de producentenorganisatie opgestelde bepalingen een sanctiesysteem zal worden toegepast en op welke wijze de geïnde boetes door de groep of de producentenorganisatie zullen worden besteed;
- c.
het huishoudelijk reglement van de groep of de producentenorganisatie; en
- d.
een overzicht van alle leden van de groep of de producentenorganisatie in voorkomend geval onder vermelding van de voor hun vissersvaartuigen geldende contingenten die zij voor het desbetreffende kalenderjaar aan de groep of de producentenorganisatie in beheer hebben gegeven.
2.
In het visplan is ten minste aangegeven:
- a.
de spreiding van de aanvoer van het beschikbare groepscontingent; en
- b.
de maatregelen die zijn genomen of zullen worden genomen om de visserij-inspanning van de deelnemers aan het groepscontingent af te stemmen op de desbetreffende groepscontingenten.
3.
Indien het verzoek wordt gedaan door een producentenorganisatie, behoeven de in het eerste lid bedoelde bescheiden niet te worden ingediend, voor zover deze door de desbetreffende producentenorganisatie voor 1 februari van het desbetreffende kalenderjaar zijn ingediend op grond van artikel 28 van de GMO-verordening.
4.
De minister wijst het verzoek af, indien:
- a.
de voorgeschreven bescheiden niet zijn overgelegd; of
- b.
naar zijn oordeel de naleving van deze regeling en van de afspraken die binnen de groep of de producentenorganisatie zijn gemaakt, onvoldoende is verzekerd.