Verordening (EG) Nr. 2076/2002 houdende verlenging van de in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad bedoelde termijn en betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij die richtlijn en de intrekking van toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 05-09-2008
- Bronpublicatie:
28-08-2008, PbEU 2008, L 231 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 848/2008)
- Inwerkingtreding
05-09-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-08-2008, PbEU 2008, L 231 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 848/2008)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 20 november 2002 houdende verlenging van de in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad bedoelde termijn en betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij die richtlijn en de intrekking van toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/81/EG van de Commissie (2), en met name op artikel 8, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 451/2000 van de Commissie van 28 februari 2000 houdende bepalingen voor de uitvoering van de tweede en de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1490/2002 (4), en met name op artikel 6, lid 7, en artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Krachtens artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG mag een lidstaat, gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van die richtlijn, toelaten dat gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten die niet in bijlage I zijn opgenomen en die twee jaar na de datum van kennisgeving reeds op de markt waren, op de markt worden gebracht, tenzij is besloten een stof niet op te nemen in bijlage I.
- (2)
Bij Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2266/2000 (6), Verordening (EG) nr. 451/2000 en Verordening (EG) nr. 1490/2002 zijn bepalingen vastgesteld ter uitvoering van de eerste, de tweede en de derde fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bedoelde werkprogramma. Dat programma is aan de gang en het is nog niet mogelijk gebleken de besluitvorming voor een aantal werkzame stoffen af te ronden. Ook de kennisgevingsprocedure voor de werkzame stoffen die onder Verordening (EG) nr. 1112/2002 van de Commissie (7) vallen, is nog niet afgewikkeld en derhalve moet de termijn voor sommige van deze werkzame stoffen worden verlengd.
- (3)
Op 26 juli 2001 heeft de Commissie het voortgangsrapport ingediend (8). Zij kwam tot de conclusie dat minder vooruitgang is geboekt dan was verwacht en dat de termijn derhalve dient te worden verlengd voor de stoffen waarvoor de evaluatie nog aan de gang is en waarvoor de industrie heeft gemeld dat zij zich ertoe verbindt de nodige dossiers op te stellen binnen de vastgestelde termijnen.
- (4)
Voor de werkzame stoffen die onder de eerste fase vallen, ziet de Commissie erop toe dat zoveel mogelijk besluiten worden genomen vóór juli 2003, maar zij geeft wel toe dat voor een aantal werkzame stoffen geen besluit kan worden genomen vóór 2005. Er is meer tijd nodig om de door de Commissie gevraagde aanvullende gegevens te evalueren voordat kan worden besloten of deze werkzame stoffen aan de veiligheidsvoorschriften van Richtlijn 91/414/EEG voldoen, en de Commissie ziet erop toe dat de extra termijn zo kort mogelijk is.
- (5)
Werkzame stoffen waarvoor geen verbintenis is gemeld dat het vereiste dossier zal worden opgesteld, mogen niet worden opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en de lidstaten moeten de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, intrekken.
- (6)
Voor gebruiksdoeleinden waarvoor aanvullende technische informatie het bestaan van een essentiële noodzaak tot verder gebruik van de werkzame stof en het ontbreken van een doelmatig alternatief heeft aangetoond, moeten tijdelijke maatregelen worden getroffen om de ontwikkeling van alternatieven mogelijk te maken. Voor een aantal gebruiksdoeleinden is dergelijke informatie ingediend en door de Commissie, in samenwerking met deskundigen van de lidstaten, geëvalueerd. Afwijkingen mogen uitsluitend worden toegestaan in de gevallen waarin dat verantwoord blijkt en waarin er geen aanleiding is om zich zorgen te maken, en alleen voorzover geen doeltreffend alternatief bestaat voor de bestrijding van het schadelijke organisme.
- (7)
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: