Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/4.3.1
4.3.1 Werking aftrekbeperking op hoofdlijnen
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS592227:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Na de wijzigingen doorgevoerd in 2002 bij de Wet 28 487, Wijziging van belastingwetten c.a. (Vervolgwijzigingen in samenhang met de belastingherziening 2001), onofficieus ‘Veegwet 2002’.
De frase ‘of van een met de belastingplichtige verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid’ wordt hierna telkens weggelaten, tenzij het opnemen van deze frase van belang is.
Dat het in art. 10, lid 2, onderdelen a en b cumulatieve criteria (winst en looptijd) betreft, werd expliciet aangegeven in de Nota navv, TK 2001-2002, 28 034, blz. 49.
In de parlementaire geschiedenis van het uiteindelijke art. 10, lid 1, onderdeel d juncto art. 10, leden 2, 3 en 4 wordt veelvuldig verwezen naar het rapport ‘Verbreding en verlichting’. Mede daaruit blijkt dat de aanbevelingen van deze studiegroep een belangrijke rol hebben gespeeld in de totstandkoming van de hybride leningwetgeving.1 Deze aanbevelingen hebben er uiteindelijk mede toe geleid dat een lening feitelijk functioneert als eigen vermogen ingeval en rechtens dan wel in feite2:
de hoogte van de vergoeding volledig afhankelijk is gesteld van de (uitdeling van de) winst van de belastingplichtige of van een met de belastingplichtige verbonden lichaam3 in de zin van art. 10a, lid 4, en de lening geen vaste aflossingsdatum heeft of een aflossingsdatum die meer dan tien jaar is gelegen na het tijdstip van het aangaan van de lening;
de hoogte van de vergoeding gedeeltelijk afhankelijk is gesteld van de (uitdeling van de) winst van de belastingplichtige. Het niet van de winst afhankelijke gedeelte van de vergoeding bedraagt op het moment dat de vergoeding wordt overeengekomen minder dan de helft van de marktrente die geldt voor overigens vergelijkbare leningen, waarvan de vergoeding niet winstafhankelijk is. De lening heeft geen vaste aflossingsdatum of heeft een aflossingsdatum die meer dan tien jaar is gelegen na het tijdstip van het aangaan van de lening4;
de hoogte van de vergoeding niet afhankelijk is gesteld van de (uitdeling van de) winst van de belastingplichtige, maar de verschuldigdheid van de vergoeding daarvan wel afhankelijk is gesteld, de lening achtergesteld is en geen vaste aflossingsdatum heeft of een aflossingsdatum die meer dan vijftig jaar is gelegen na het tijdstip van het aangaan van de geldlening.
Ik ben van mening dat deze opsomming limitatief is. Er is geen lening denkbaar die niet voldoet aan art. 10, lid 2, maar die wel kwalificeert als hybride lening ex art. 10, lid 1, onderdeel d.
De kwalificatie van een lening als feitelijk functionerend als eigen vermogen ex art. 10, lid 2, onderdeel a, b of c, brengt allereerst met zich dat vergoedingen op een dergelijke lening niet aftrekbaar zijn vanwege de toepassing van art. 10, lid 1, onderdeel d.Daarnaast zijn waardemutaties van de lening evenmin aftrekbaar. Wat onder vergoedingen respectievelijk waardemutaties moet worden verstaan, komt aan de orde in de volgende paragraaf.