type: MT
Rb. Limburg, 16-06-2021, nr. C/03/280682 / HA ZA 20-388
ECLI:NL:RBLIM:2021:4955
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
16-06-2021
- Zaaknummer
C/03/280682 / HA ZA 20-388
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2021:4955, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 16‑06‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:3015
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:547
Uitspraak 16‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Vordering verz onrechtmatige daad. Gestolen en gestripte auto aangetroffen in garage terrein waar ged aanwezig is. Onvoldoende betwisting stellingen eis dat ged auto heeft geheeld. Geen bewijskracht ex artikel 157 Rv voor pv van politie. Omvang schade.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/280682 / HA ZA 20-388
Vonnis in verzet van 16 juni 2021
in de zaak van
rechtspersoon naar Duits recht
PROVINZIAL RHEINLAND VERSICHERUNG A.G.,
gevestigd te Düsseldorf (Bondsrepubliek Duitsland),
oorspronkelijk eiseres, thans geopposeerde,
advocaat mr. H.A.J. Stollenwerck;
tegen:
[oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] ,
wonende te [woonplaats] ,
oorspronkelijk gedaagde, thans opposant,
advocaat mr. G.J.E. Schoofs.
Partijen zullen hierna Provinzial Rheinland Versicherung en [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het door deze rechtbank op 15 april 2020 tussen Provinzial Rheinland Versicherung en [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer C/03/275564 / HA ZA 20-152;
- -
de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord) met daarbij gevoegd één productie;
- -
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 april 2021.
1.2.
Ten slotte heeft de rechtbank vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 19 september 2017 is een Mercedes Benz, type E220 D, met het Duitse kenteken [kenteken] , gestolen (hierna: de auto). De auto was tegen diefstal verzekerd bij Provinzial Rheinland Versicherung. Provinzial Rheinland Versicherung heeft de verzekeringnemer schadeloos gesteld door betaling van een bedrag van € 55.312,18. Op grond van de poliswaarden en het Duitse verzekeringsrecht is Provinzial Rheinland Versicherung eigenaar van de auto geworden.
2.2.
De auto is op 19 september 2017 door de politie in Heerlen in gestripte toestand aantroffen in een werkplaats aan het adres [adres] te [plaats] . Ten tijde van de ontdekking van de auto was [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] op het adres aanwezig.
2.3.
[oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] is op voormelde dag op heterdaad aangehouden, op verdenking van heling. Hij is door de strafrechter veroordeeld wegens heling, tegen welke veroordeling [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] hoger beroep heeft ingesteld.
2.4.
De politie heeft een proces-verbaal opgemaakt, waarin – voor zover in deze zaak van belang – het volgende staat:
“Wij, [onleesbaar gemaakt] zagen dat uit de eerder genoemde garage [rechtbank: een garage op het perceel aan de [adres] te [plaats] ], een man [rechtbank: deze man bleek [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] te zijn] gelopen kwam. (…) Wij verzochten hem om de honden weg te zetten. Wij hoorden dat hij zei dat hij de honden in de bench zou zetten. Wij wachtten hierop. Op dinsdag 19 september 2017 omstreeks 11.40 uur kwam de man terug naar de toegangspoort en verschafte ons de toegang tot het terrein. Hulp-officier van justitie [onleesbaar gemaakt] deelde hem mede dat wij bezig waren met een onderzoek naar een gestolen Mercedes. Ik, [onleesbaar gemaakt] hoorde dat de man zei dat hij vanmorgen een Mercedes gekocht had en dan hij hoopte dat die niet gestolen was en dat hem beloofd was dat er niets met die Mercedes aan de hand was. Ik hoorde dat hij zei “het zal toch niet zo zijn dat daar iets mee aan de hand is.” (…) Wij, verbalisanten [onleesbaar gemaakt] liepen samen met hulp-officier van justitie [onleesbaar gemaakt] achter [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] aan in de richting van de garage. In de garage zagen wij een gestript voertuig staan. (…) In afwachting van het transport van de verdachte naar het cellencomplex sprak ik, [onleesbaar gemaakt] met de verdachte. Ik deelde hem nogmaals mede dat hij geen antwoord hoefde te geven. Ik zag dat de man emotioneel was en vroeg hem wat er gebeurd was. Ik hoorde dat hij zei dat hij enkele dagen geleden was aangesproken door een hem onbekende man. De verdachte was op dat moment aan zijn eigen auto aan het sleutelen. (…) De verdachte zou de garage huren om daar af en toe wat klusjes te kunnen doen.” (productie 3 bij dagvaarding in de verstekzaak, blad 40)
2.5.
Provinzial Rheinland Versicherung heeft de door de politie aan haar teruggegeven onderdelen van de auto verkocht voor een bedrag van € 19.613,45.
2.6.
In het hiervoor genoemde uitvoerbaar bij voorraad verklaarde verstekvonnis is [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] veroordeeld tot betaling van € 40.822,13, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 17 februari 2020 tot de dag van volledige betaling en in de proceskosten.
3. Het geschil
3.1.
Provinzial Rheinland Versicherung stelt zich op het standpunt dat [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] de betreffende auto in strafrechtelijke zin heeft geheeld. Door als heler op te treden heeft [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] volgens Provinzial Rheinland Versicherung, die in verband met de diefstal schadepenningen aan de verzekerde heeft uitgekeerd, onrechtmatig jegens haar gehandeld.
3.2.
Provinzial Rheinland Versicherung stelt dat zij de onderdelen van de gestripte auto in Duitsland heeft verkocht voor een bedrag van € 19.613,45 exclusief btw. De schade in verband met de diefstal van de auto bedraagt derhalve volgens Provinzial Rheinland Versicherung € 35.698,73: te weten € 55.312,18 (de uitgekeerde schadepenningen) - € 19.613,45 (de waarde van de restanten van de auto).
3.3.
Daarnaast stelt Provinzial Rheinland Versicherung schade te hebben geleden bestaande in de door derden bij haar in rekening gebrachte kosten in verband met de diefstal. Het betreft de kosten van het Duitse bureau Fidron GmbH in verband met het traceren van de auto. Die kosten bedragen € 3.149,70. Daarnaast maakt Provinzial Rheinland Versicherung aanspraak op vergoeding van expertisekosten van TÜV Rheinland, voor een bedrag van € 311,40, expertisekosten van [bedrijf 1] , voor een bedrag van € 975,- en ten slotte de kosten van de expertise van het vaststellen van de schade aan de auto door [bedrijf 2] , bedragende € 687,30.
3.4.
Op grond van het vorenstaande vordert Provinzial Rheinland Versicherung dat de rechtbank bij, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, vonnis [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Provinzial Rheinland Versicherung te betalen € 40.822,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2020, en te berekenen tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de kosten van deze procedure onder bepaling dat [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd wordt, indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans na de dag van betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis zijn betaald.
3.5.
[oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] betwist de auto te hebben geheeld en dat Provinzial Rheinland Versicherung daardoor schade heeft geleden. De auto is niet teruggevonden in de garage c.q. werkplaats van [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] . Subsidiair betwist [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] de hoogte van de gevorderde expertisekosten.
4. De beoordeling
De ontvankelijkheid
4.1.
Inleidend overweegt de rechtbank ambtshalve het volgende. Omdat het verstekvonnis van 15 april 2020 op 28 mei 2020 aan [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] is betekend, is [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] , die in het buitenland woont, ontvankelijk, nu [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] bij verzetdagvaarding van 21 juli 2020, en daarmee gelet op de laatste volzin van het tweede lid van art. 143 Rv tijdig in verzet is gekomen.
De aansprakelijkheid
4.2.
Onbetwist staat vast dat de door de politie op 19 september 2017 in een werkplaats aan de [adres] te [plaats] aangetroffen gestripte auto, gestolen was en dat deze door Provinzial Rheinland Versicherung tegen diefstal was verzekerd.
4.3.
Vast staat ook dat toen die auto daar werd aangetroffen door de politie, [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] op dat terrein aanwezig was.
4.4.
[oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] betwist dat hij de auto heeft gestript. Verder heeft hij verklaard dat het perceel niet zijn eigendom is, dat hij de werkplaats op dat terrein ook niet huurt en ook geen beheerder is van het terrein. Hij was op het moment dat politie aankwam aanwezig om een kennis te bezoeken, die echter niet aanwezig was.
4.5.
[oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] heeft zich beperkt tot de verklaring dat hij aanwezig was op het terrein om naar iemand toe te gaan, die er echter niet bleek te zijn. Wie dat was, wil hij niet zeggen. Op vragen wil hij liever geen antwoord geven; hij stelt daar zijn redenen voor te hebben.
4.6.
Het staat [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] vrij om geen antwoord te geven op vragen, maar hij moet wel de consequenties van die houding aanvaarden. Die consequentie is, dat door geen antwoord te geven op deze en andere relevante vragen, [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] de stellingen van Provinzial Rheinland Versicherung onvoldoende heeft betwist. Daarom staat vast dat [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] de auto heeft geheeld en die heling vormt een onrechtmatige daad. De rechtbank wil in dat verband niet onvermeld laten dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] voor deze kwestie door de strafrechter is veroordeeld, terwijl dat bij verzetdagvaarding nog met klem werd ontkend. Dat niet bekend is of die veroordeling voor opzet- dan wel schuldheling is, doet niet af aan de hiervoor vastgestelde onrechtmatige daad. Van (de advocate van) [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] had mogen worden verwacht dat deze dat vonnis in het geding zou hebben gebracht, te meer nu de strafzaak wordt behandeld door het kantoor van de huidige advocate van [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] . Het betreffende vonnis is, ook als daar (nog) niet de bewijskracht van artikel 161 Rv aan toekomt, wel een bewijsmiddel (vgl. HR 2 mei 2003, NJ 2003/468).
4.7.
Met Provinzial Rheinland Versicherung is de rechtbank dan ook van oordeel dat [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] onrechtmatig jegens Provinzial Rheinland Versicherung heeft gehandeld, door de aan Provinzial Rheinland Versicherung overgedragen auto te helen. De daardoor ontstane schade moet [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] vergoeden.
4.8.
[oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] heeft ontkend de in 2.3. bedoelde verklaringen tegenover de politie te hebben afgelegd. Ondanks dat aan die verklaringen niet de in artikel 157 Rv bedoelde bewijskracht toekomt, betekent dat niet dat aan die verklaringen geen enkele bewijskracht kan worden toegekend. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het bedoelde proces-verbaal. [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] heeft ook niet onderbouwd waarom aan de betrouwbaarheid van dat proces-verbaal zou moeten worden getwijfeld. Uit die verklaring volgt dat [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] wist dat er iets niet in de haak was met de auto.
De schade
4.9.
Ten aanzien van de door de onrechtmatige daad van [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] ontstane schade overweegt de rechtbank het volgende. [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] heeft niet betwist dat de gesloten auto een waarde had van € 55.312,18 en dat het restant van de auto een waarde had van € 19.613,45, zodat Provinzial Rheinland Versicherung met de verkoop van het restant van de auto een schade heeft geleden van € 35.698,73, omdat zij daarmee geen volledige vergoeding voor de door haar uitgekeerde schadepenningen heeft ontvangen.
4.10.
Ten aanzien van de facturen van Fidron GmbH en [bedrijf 1] heeft [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] onder andere aangevoerd dat niet blijkt dat deze facturen zien op de auto. Dat verweer moet worden verworpen. In het schrijven van Provinzial Rheinland Versicherung aan de verzekerde (productie 2 bij de dagvaarding in de verstekzaak) wordt het schadenummer 17.3094367.8 vermeld evenals het kenteken van de auto. Kennelijk is dat het nummer dat de verzekeringsmaatschappij aan de schademelding heeft toegekend. Datzelfde schadenummer wordt vermeld op de facturen van Fidron GmbH (productie 5 bij dagvaarding in de verstekzaak) en van [bedrijf 1] (productie 7 bij dagvaarding in de verstekzaak), zodat ervan kan worden uitgegaan dat deze facturen zien op dezelfde auto.
4.11.
Anders dan [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] is de rechtbank ook van oordeel dat de facturen van Fidron, TÜV Rheinland, [bedrijf 1] en [bedrijf 2] voldoende zijn gespecificeerd. Ook de vorderingen betreffende deze facturen liggen daarom voor toewijzing gereed.
4.12.
De door [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] bedoelde dubbele redelijkheidstoets is met betrekking tot deze kosten niet van toepassing. Deze toets is alleen van toepassing ten aanzien van buitengerechtelijke incassokosten. Ook blijkt dat de facturen zien op verschillende handelingen, te weten het opsporen van de gestolen auto, het terug transport naar Duitsland, kosten van inzage in het dossier, het opstellen van een expertise omtrent de waarde en opslag van de gestripte auto en de losse onderdelen daarvan. Dat deze kosten niet door Provinzial Rheinland Versicherung zouden zijn voldaan is, voor zover al relevant, onvoldoende onderbouwd.
4.13.
Hieruit volgt dat de gevorderde schade voor toewijzing gereed ligt.
De conclusie
4.14.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd.
4.15.
[oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van Provinzial Rheinland Versicherung begroot op:
- salaris advocaat € 1.074,00 (1,0 punt × tarief € 1.074,00);
Totaal € 1.074,00.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente en gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal als niet weersproken worden toegewezen als hierna in het dictum bepaald.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 15 april 2020 onder zaaknummer C/03/275564 / HA ZA 20-152 gewezen verstekvonnis;
5.2.
veroordeelt [oorspronkelijk gedaagde, thans opposant] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Provinzial Rheinland Versicherung tot op heden begroot op € 1.074,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
5.3.
verklaart de onder 5.2 gegeven veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever, rechter, en in het openbaar uitgesproken.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑06‑2021