NJB 2022/1778:Niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in de vervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn, art. 6 lid 1 EVRM: de Hoge Raad herhaalt HR 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2059. In casu heeft het hof ontoereikend gemotiveerd geoordeeld dat in de zaak geen sprake is van enkel tijdsverloop, maar van bijkomende, uitzonderlijke omstandigheden waardoor de waarheidsvinding ernstig in het gedrang is gekomen, nu onderzoekshandelingen – bestaande uit het doen opmaken van aanvullende processen-verbaal en de oproeping van een tolk als getuige – niet meer uitgevoerd konden worden, waardoor er van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM geen sprake meer kon zijn. Wanneer – onevenredig – tijdsverloop een complicatie vormt bij de bewijsgaring of de waardering van het bewijs, kan de rechter daarmee rekening houden en, indien de bewijsvoering anders op gespannen voet zou komen met de ‘fairness of the proceedings as a whole’, tot een vrijspraak komen.