NJB 2014/1850
Bestanddeel ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ art. 11 lid 3 Opw: mede gezien het strafverhogende effect van dit bestanddeel – een verdrievoudiging van het strafmaximum van de op te leggen vrijheidsstraf – moeten aan de vaststelling daarvan bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter in voorkomende gevallen daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven. In casu toereikende bewijsmotivering van dit bestanddeel ofschoon de kwekerij zich nog slechts bevond in de voorbereidingsfase van de beoogde economische activiteiten
HR 23-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2756
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 september 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, N. Jörg
- Zaaknummer
12/03134
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2756, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑09‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1607, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑06‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑02‑2014
- Wetingang
(Opw art. 11)
Essentie
Bestanddeel ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ art. 11 lid 3 Opw: mede gezien het strafverhogende effect van dit bestanddeel – een verdrievoudiging van het strafmaximum van de op te leggen vrijheidsstraf – moeten aan de vaststelling daarvan bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter in voorkomende gevallen daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven. In casu toereikende bewijsmotivering van dit bestanddeel ofschoon de kwekerij zich nog slechts bevond in de voorbereidingsfase van de beoogde economische activiteiten
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – 1. ‘in de uitoefening van een beroep of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.