NJB 2011, 1007
De huidige regeling van de rechtsgevolgen van overschrijding van de redelijke termijn met zijn vuistregels blijkt te voldoen en de Hoge Raad ziet op dit moment geen aanleiding om de regeling aan te passen
HR 19-04-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5361
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 april 2011
- Magistraten
Mrs. Van Dorst, De Hullu, Thomassen, Splinter-van Kan en Sterk
- Zaaknummer
10/01869
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BP5361
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP5361, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑04‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP5361, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2011
- Wetingang
EVRM art. 6
Essentie
De huidige regeling van de rechtsgevolgen van overschrijding van de redelijke termijn met zijn vuistregels blijkt te voldoen en de Hoge Raad ziet op dit moment geen aanleiding om de regeling aan te passen
Uitspraak
De verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot elf jaren gevangenisstraf wegens medeplegen van doodslag, gevolgd en/of voorafgegaan van een ander strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.
Het eerste middel bevat de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM in de cassatiefase is overschreden, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.