Hoge Raad 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:833.
Hof Den Haag, 17-12-2020, nr. 2200491818
ECLI:NL:GHDHA:2020:2428
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
17-12-2020
- Zaaknummer
2200491818
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:2428, Uitspraak, Hof Den Haag, 17‑12‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1720
Uitspraak 17‑12‑2020
Inhoudsindicatie
De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wegens diefstal met een valse sleutel van zeer kostbare sieraden uit de kluis van hotel Huis ter Duin, waar de verdachte werkzaam was. Tevens heeft de verdachte een aantal diamanten en sieraden (met diamanten) witgewassen. Bij een van de bewezenverklaarde feiten is door het hof gebruik gemaakt van schakelbewijs.
Rolnummer: 22-004918-18
Parketnummers: 09-857213-16 en 09-852061-18
Datum uitspraak: 17 december 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 primair tenlastegelegde partieel vrijgesproken en van het in de zaak met parketnummer 09-852061-18 tenlastegelegde volledig vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en zijn beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen en over de in beslag genomen kluissleutel, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-857213-16:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2016 tot en met 15 maart 2016 te Noordwijk, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kluis (van hotel Huis ter Duin) heeft weggenomen een aantal sieraden (te weten vijf, althans drie ringen en/of een hanger) (met diamanten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden (met diamanten) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten
door wederrechtelijk gebruik te maken van een (reserve- of kopie-)kluissleutel);
subsidiair, indien het vorengaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2016 tot en met 15 maart 2016 te Noordwijk, althans in Nederland, een aantal sieraden (te weten vijf, althans drie ringen en/of een hanger) (met diamanten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welke sieraden, althans voorwerpen, verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep, te weten assistent directeur, althans medewerker, in dienst van Hotel Huis ter Duin, althans anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 maart 2016 te Noordwijk, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kluis (van hotel Huis ter Duin) heeft weggenomen een aantal sieraden (te weten twee ringen en een hanger) (met diamanten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden (met diamanten) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door wederrechtelijk gebruik te maken van een (reserve-of kopie-kruissleutel);
subsidiair, indien het vorengaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 maart 2016 te Noordwijk, althans in Nederland, een aantal sieraden (te weten twee ringen en een hanger) (met diamanten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke sieraden, althans voorwerpen, verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep, te weten assistent-directeur, althans medewerker, in dienst van Hotel Huis ter Duin, althans anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 maart 2016, te Noordwijk en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in België en/of in Engeland, (in totaal zeven) diamanten, althans enig voorwerp, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt (door (onder
andere) voormelde diamanten uit (zelf) gestolen sieraden te (laten) verwijderen en/of door (een aantal van) deze diamanten in de sieraden te (laten) vervangen door zirkonia’s en/of door (een aantal van) deze diamanten te verkopen en/of aan een derde te (laten) geven), terwijl hij wist dat deze diamanten geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Zaak met parketnummer 09-852061-18 (gevoegd):
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 november 2007 tot en met 15 maart 2016 te Noordwijk en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, van een (groot) aantal sieraden ((die hij, verdachte, had verduisterd) van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]), althans enig voorwerp, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie die sieraden, althans enig voorwerp, voorhanden had, en/of een (groot) aantal sieraden ((die hij, verdachte, had verduisterd) van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]), althans enig voorwerp, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die sieraden, althans enig voorwerp, afkomstig waren/was uit enig misdrijf, van welk misdrijf verdachte een gewoonte heeft gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 primair, 2 primair en 3 en het in de zaak met parketnummer 09-852061-18 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 primair, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 09-852061-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-857213-16:
1.
(primair)
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2016 tot en met 15 maart 2016 te Noordwijk, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kluis (van hotel Huis ter Duin) heeft weggenomen een aantal sieraden (te weten vijf, althans drie ringen en/of een hanger) (met diamanten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden (met diamanten) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten
door wederrechtelijk gebruik te maken van een (reserve- of kopie-)kluissleutel);
2.
(primair)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 maart 2016 te Noordwijk, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kluis (van hotel Huis ter Duin) heeft weggenomen een aantal sieraden (te weten twee ringen en een hanger) (met diamanten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden (met diamanten) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door wederrechtelijk gebruik te maken van een (reserve-of kopie-kluissleutel);
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 maart 2016, te Noordwijk en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in België en/of in Engeland, (in totaal zeven) diamanten, althans enig voorwerp, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt (door (onder
andere) voormelde diamanten uit (zelf) gestolen sieraden te (laten) verwijderen en/of door (een aantal van) deze diamanten in de sieraden te (laten) vervangen door zirkonia’s en/of door (een aantal van) deze diamanten te verkopen en/of aan een derde te (laten) geven), terwijl hij wist dat deze diamanten geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Zaak met parketnummer 09-852061-18 (gevoegd):
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 november 2007 tot en met 15 maart 2016 te Noordwijk en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, van een (groot) aantal sieraden ((die hij, verdachte, had verduisterd) van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]), althans enig voorwerp, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie die sieraden, althans enig voorwerp, voorhanden had, en/of een (groot) aantal sieraden ((die hij, verdachte, had verduisterd) van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5])), althans enig voorwerp, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die sieraden, althans enig voorwerp, afkomstig waren/was uit enig misdrijf, van welk misdrijf verdachte een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Zaak met parketnummer 09-857213-16 feit 1 (zaak [slachtoffer 1]/[slachtoffer 2])
De rechtbank heeft geoordeeld dat de diefstal van twee ringen waarvan de verdachte in eerste aanleg partieel is vrijgesproken, buiten de aangifte door [slachtoffer 2], geen steun vinden in enig ander bewijsmiddel. De verdediging heeft wederom om vrijspraak van de twee ringen verzocht. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
[slachtoffer 1] heeft op 16 maart 2016 aangifte gedaan van diefstal van drie ringen en een hanger. In een aanvullende aangifte op 17 mei 2017 heeft zijn echtgenote, [slachtoffer 2], verklaard nog twee ringen te missen, waaronder haar trouwring. De verdachte heeft op 15 maart 2016 verklaard dat hij vier ringen uit de kluis heeft gehaald.
Het hof stelt voorop dat naar vaste rechtspraak niet is vereist dat ieder onderdeel van een bewezenverklaring wordt gedekt door twee bewijsmiddelen.
Het hof acht de aanvullende aangifte en de daarin beschreven gang van zaken annex verklaring volstrekt geloofwaardig en ziet in redelijkheid geen reden om aan deze aangifte te twijfelen.
Op basis van de aangiftes en bovendien de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte vijf ringen en een hanger heeft weggenomen. Het hof zal dan ook de diefstal van al deze sieraden bewezen verklaren. Dat alleen drie ringen en een hanger tijdens het onderzoek van de politie zijn teruggevonden, betekent geenszins dat de verdachte de overige sieraden, waarvan aangifte van diefstal is gedaan, niet heeft meegenomen.
Met de advocaat-generaal is het hof dan ook van oordeel dat de diefstal van de sieraden van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] integraal kan worden bewezen.
Zaak met parketnummer 09-852061-18 (zaak [slachtoffer 4]-[slachtoffer 5])
Op basis van het onderzoek ter terechtzitting gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]) heeft op 10 mei 2016 aangifte gedaan van verduistering van sieraden van haarzelf en van haar moeder [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]). [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij er in 2010 achter kwam dat haar moeder sieraden had meegegeven aan de verdachte om te laten taxeren en dat deze sieraden nooit terug waren gekomen. [slachtoffer 5] heeft verder verklaard dat zij begin 2012 met de verdachte heeft gesproken en heeft aangegeven dat zij de sieraden terug wilde.
De verdachte heeft verklaard dat hij een doosje met sieraden van [slachtoffer 4] heeft meegekregen en dat hij toestemming van haar had gekregen om deze sieraden te verkopen. Uit de inbrenglijst van Christies, gehecht aan het tussen de verdachte en Christies afgesloten inbrengcontract van 3 januari 2012, kan worden opgemaakt dat de verdachte 54 sieraden heeft ingebracht om te laten veilen (zie blz. 847 e.v.).
De verdachte heeft voorts bevestigd dat [slachtoffer 5] hem in 2012 heeft gevraagd de sieraden terug te geven. Dit was nog voordat de veiling in april 2012 zou plaatsvinden, aldus de verdachte. Verdachte heeft bovendien verklaard te hebben geprobeerd de sieraden uit de veiling terug te halen om deze te kunnen teruggeven. Omdat niet alle sieraden (zonder kosten) uit de veiling konden worden teruggetrokken, is een aantal sieraden in de catalogus blijven staan. Uiteindelijk zijn 16 sieraden via Christies verkocht, de rest van de door de verdachte ingebrachte sieraden is aan de verdachte teruggegeven (zie blz. 840 e.v.).
Nog daargelaten wat de afspraak tussen de verdachte en [slachtoffer 4] was over het laten taxeren dan wel verkopen van haar sieraden, feit blijft dat de verdachte begin 2012 van [slachtoffer 5] te kennen heeft gekregen – en dit ook zo door verdachte is begrepen - dat de sieraden terug moesten. De 38 sieraden die door Christies aan de verdachte zijn geretourneerd zijn echter niet teruggegeven aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]. De verdachte heeft een aantal sieraden aan hen gegeven, maar dit waren sieraden die [slachtoffer 5] niet herkende als de sieraden van haar of haar moeder. Van een hanger die de verdachte heeft teruggegeven was bovendien de diamant vervangen door een zirkonia, een imitatiediamant.
Ten slotte is gebleken dat de verdachte in december 2015 twee van de sieraden die bij Christies niet waren verkocht, te weten twee witgouden oorstekers met diamant, bij Venduhuis De Eland heeft ingebracht, waarna deze in januari 2016 zijn geveild (zie blz. 899 e.v.). Dit is ruim 3 jaar nadat de verdachte van [slachtoffer 5] te horen had gekregen dat hij de sieraden moest terugbrengen.
Tot slot maakt het hof bij de bewezenverklaring van het onderhavige feit gebruik van schakelbewijs, nu de unieke modus operandi van de verdachte hierbij – te weten het in sieraden vervangen van diamanten door zirkonia’s – om de diamanten te kunnen verkopen hetzelfde is als bij de feiten zoals gepleegd in de zaak met parketnummer 09-857213-16, welke feiten de verdachte heeft bekend.
Nu de niet aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] teruggegeven sieraden ten tijde van zijn aanhouding niet meer in het bezit waren van de verdachte, is naar het oordeel van het hof op grond van het vorenstaande wel genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte die sieraden heeft witgewassen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het in de zaak met parketnummer 09-852061-18 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan diefstal van zeer kostbare sieraden uit de kluis van hotel Huis ter Duin, waar de verdachte werkzaam was. Tevens heeft de verdachte een aantal diamanten en sieraden (met diamanten) witgewassen.
De verdachte heeft in zijn hoedanigheid van (vaste) werknemer van hotel Huis ter Duin, in welke hoedanigheid hij een vertrouwensfunctie vervulde, bewoners van Huis ter Duin uitgenodigd en aangespoord om hun sieraden in de kluis van het hotel te bewaren, omdat dit veiliger zou zijn dan hun eigen kluis. Vervolgens heeft de verdachte met een sleutel waartoe hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking de beschikking had of kon krijgen, de kluis geopend, waarna hij met behulp van een valse sleutel uit de aparte kluizen de sieraden heeft meegenomen en de diamanten heeft laten vervangen voor (bijkans waardeloze) zirkonia’s. Deze sieraden heeft de verdachte vervolgens teruggelegd in de kluis, alsof er niets gebeurd was. Dit heeft de verdachte ook gedaan met een aantal sieraden met diamanten die zijn toenmalige werkgeefster in de kluis van Huis ter Duin bewaarde. Een aantal van de door de verdachte gestolen diamanten heeft hij verkocht.
De verdachte is zeer geraffineerd en brutaal te werk gegaan en heeft op schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn werkgeefster en de andere slachtoffers in hem stelden. Hij heeft zich met zijn handelen kennelijk enkel laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en zich geen enkele rekenschap gegeven van het feit dat sieraden voor de slachtoffers veelal van grote (onvervangbare) emotionele waarde zijn. Het ging bovendien om zeer kostbare sieraden met diamanten, waardoor de slachtoffers ook financieel groot nadeel is berokkend. De verdachte heeft zichzelf van de opbrengst van zijn daden een luxe leefstijl aangemeten.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 november 2020 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
In beginsel is naar het oordeel van het hof de door de advocaat-generaal geëiste gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, alleszins gerechtvaardigd.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in eerste aanleg is overschreden, nu de verdachte op 15 maart 2016 in verzekering is gesteld en de rechtbank eindvonnis heeft gewezen op 4 december 2018. Daarmee is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg overschreven met bijna 9 maanden.
Gelet op deze termijnoverschrijdingen is het hof van oordeel dat in plaats van de overwogen straf een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 tenlastegelegde, tot een totaalbedrag van € 31.181,00.
In hoger beroep is deze vordering niet gehandhaafd en daarom slechts aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 5]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 5] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09‑852061‑18 tenlastegelegde, tot een totaalbedrag van € 913.897,07.
Dit bedrag bestaat uit vervangingswaarde kostbaarheden ad € 908.150,- en reiskosten [slachtoffer 5] ad € 5.747,07. Voorts wordt vergoeding gevraagd voor € 15.555,52 aan kosten rechtsbijstand.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, maar dat wel de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd voor een bedrag van € 908.150,-.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad1.is het op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering niet mogelijk dat een erfgenaam zich als benadeelde partij in het strafproces kan voegen na het overlijden van het slachtoffer, behoudens in het geval dat het slachtoffer ten gevolge van het bewezenverklaarde is overleden, hetgeen zich hier niet voordoet.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet komen vast te staan, dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-852061-18 bewezenverklaarde.
De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een kostenveroordeling achterwege dient te blijven.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5]
De beslissing dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, staat niet in de weg aan oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof acht het in deze zaak wenselijk dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, nu de benadeelde partij materiële schade is toegebracht door het in de zaak met parketnummer 09‑852061‑18 bewezenverklaarde feit.
Het hof zal de geleden schade naar maatstaven van billijkheid schatten. Het hof baseert zich voor wat betreft de hanger met peervormige diamant op het taxatierapport uit 1986 waarin dat sieraad werd getaxeerd op 315.000 gulden (omgerekend € 142.940,77). Voor de overige sieraden die door Christies aan de verdachte zijn geretourneerd en die niet zijn teruggegeven aan de benadeelde partij en/of [slachtoffer 4], en die de verdachte dus heeft witgewassen, zal het hof de schade eenvoudshalve schatten op een totaalbedrag van € 10.000,-. Tot slot zijn door de verdachte witgouden oorstekers met diamant verkocht via Venduhuis De Eland voor een bedrag van € 453,59. Dit maakt een totaalbedrag van € 153.394,36, voor welk bedrag het hof aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], vermeerderd met de wettelijke rente.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 primair, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 09-852061-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 primair, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 09-852061-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan hotel Huis ter Duin van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
12. een kluissleutel van kluis 27.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857213-16 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 30 (dertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 maart 2016.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-852061-18 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 153.394,36 (honderddrieënvijftigduizend driehonderdvierennegentig euro en zesendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 335 (driehonderdvijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 maart 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. A.L. Frenkel en mr. A.M. Hol, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 december 2020.
mr. A.M. Hol is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑12‑2020