Einde inhoudsopgave
Besluit bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting
6.3.1 Vervreemding aandelen die behoorden tot een huwelijksgoederengemeenschap
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2024
- Bronpublicatie:
04-06-2024, Stcrt. 2024, 13949 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-0000012721)
- Inwerkingtreding
15-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2024, Stcrt. 2024, 13949 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-0000012721)
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Schenk- en erfbelasting / Schenkbelasting
Het voortzettingsvereiste geldt enkel voor het ondernemingsvermogen waarop de BOR is toepast. Het ondernemingsvermogen dat de verkrijger al had, kan hij zonder gevolgen voor de BOR vervreemden. In sommige gevallen is echter niet aan te wijzen welk ondernemingsvermogen de verkrijger al had. Dit speelt onder andere als de vermogensbestanddelen van de erflater tot een huwelijksgoederengemeenschap behoorden en de langstlevende echtgenoot deze vermogensbestanddelen erft. Dan is niet te bepalen welke vermogensbestanddelen kunnen worden vervreemd binnen vijf jaar na de verkrijging. Het gevolg zou zijn dat de BOR (deels) vervalt, ook als slechts een gedeelte van de vermogensbestanddelen wordt vervreemd. Ik vind dit onredelijk als de verkrijger niet meer vermogensbestanddelen vervreemdt dan hij fiscaalrechtelijk geacht werd te bezitten vóór de verkrijging. Daarom keur ik onder voorwaarde het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder voorwaarde goed dat artikel 35e, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Successiewet niet van toepassing is als de langstlevende echtgenoot vermogensbestanddelen vervreemdt die voorafgaand aan de verkrijging van de overleden echtgenoot tot de tussen hen bestaande huwelijksgoederengemeenschap behoorden.
Voorwaarde
Voor de goedkeuring geldt de volgende voorwaarde:
- –
Niet meer vermogensbestanddelen worden vervreemd dan dat de langstlevende echtgenoot vóór de verkrijging fiscaalrechtelijk geacht werd te bezitten.
Voorbeeld
I en J zijn gehuwd zonder huwelijkse voorwaarden. De echtgenoten zijn (bij ontbinding) voor een gelijk aandeel gerechtigd tot de goederen van de huwelijksgoederengemeenschap, waartoe alle soortaandelen met letter A (100 stuks) en letter B van X BV behoren. X BV drijft een onderneming. I overlijdt. J is zijn enig erfgenaam. Fiscaalrechtelijk wordt elke echtgenoot geacht de helft van de letteraandelen A en de helft van de letteraandelen B te bezitten1., maar niet is aan te wijzen welke aandelen dat zijn. J verkoopt binnen de voortzettingsperiode 75 letteraandelen A. Door de goedkeuring heeft de verkoop van 50 letteraandelen A geen gevolgen voor het voldoen aan het voortzettingsvereiste, voor 25 letteraandelen A is dat wel het geval.
Voetnoten
HR 25 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5175, BNB 1993/103.