Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit bpm
5.2.2 Onbedoelde tenaamstelling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
12-12-2022, Stcrt. 2022, 32333 (uitgifte: 20-12-2022, regelingnummer: 2022-264440)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2022, Stcrt. 2022, 32333 (uitgifte: 20-12-2022, regelingnummer: 2022-264440)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
In de praktijk vindt incidenteel per abuis een eerste tenaamstelling op de verkeerde persoon plaats. Door een fout of onachtzaamheid wordt de bestelauto gesteld op naam van een persoon die niet als ondernemer is aan te merken. Door deze onbedoelde eerste tenaamstelling kan geen aanspraak meer worden gemaakt op de ondernemersvrijstelling. Ik vind het onwenselijk dat om deze reden een bestelauto die is bedoeld om te worden gebruikt in het kader van de onderneming, wordt uitgesloten van de vrijstelling.
Goedkeuring
Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat vrijstelling wordt verleend als bij eerste tenaamstelling een bestelauto abusievelijk niet op naam is gesteld van een ondernemer. Ik stel hierbij de volgende voorwaarden.
- –
De kennelijke onbedoeldheid van de tenaamstelling is of wordt zo spoedig mogelijk hersteld. Dit betekent dat het kenteken van de bestelauto zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen één kalendermaand, op naam wordt gesteld van de ondernemer voor wie de auto is bestemd.
- –
De eerste, onbedoelde, kentekenhouder en de ondernemer op wiens naam het kenteken vervolgens is gesteld ondertekenen een verklaring. Daarin verklaart de eerste kentekenhouder dat het kenteken per abuis op zijn naam gesteld is geweest. De tweede kentekenhouder verklaart dat hij zich zal houden aan de voorwaarden voor de ondernemersvrijstelling.