Einde inhoudsopgave
Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar
Basisbekwaamheidseisen gerelateerd aan de opsporingsbevoegdheid
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
21-06-2018, Stcrt. 2018, 35754 (uitgifte: 28-06-2018, regelingnummer: 2287987)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-2018, Stcrt. 2018, 35754 (uitgifte: 28-06-2018, regelingnummer: 2287987)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Voorfase
De boa dient zich bewust te zijn van het type rechtsregels bij de uitvoering en handhaving waarmee hij belast is. Kennis van een aantal begrippen uit het staatsrecht is daartoe vereist.
De boa dient te functioneren binnen de voor zijn opsporingstaak vastgestelde wettelijke kaders. Dit vereist deskundigheid betreffende de organisatie van het opsporingsapparaat en meer in het bijzonder betreffende de eigen positie daarbinnen.
De wettelijk voorgeschreven samenwerking met de politie verlangt enige kennis van de taken en de organisatie van de politie.
De boa moet handelen overeenkomstig de door hem afgelegde eed of belofte, en dient zich bewust te zijn van zijn publieke taak, onder meer door het proces-verbaal volledig en naar waarheid op te maken.
De boa dient de hem toegekende bevoegdheden binnen het opsporingsonderzoek juist toe te passen. Kennis van zijn strafvorderlijke bevoegdheden, de grondrechten waarop deze een inbreuk maken en de algemene bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht is daartoe noodzakelijk. Enkele begrippen uit het privaatrecht zijn binnen het kader van het toepassen van opsporingsbevoegdheden eveneens van betekenis. Hetzelfde geldt voor een aantal wettelijke regels die de boa dan wel zijn handelen beschermen.
Van de boa wordt verlangd dat hij opgespoorde strafbare feiten kan afhandelen middels het opmaken van een proces-verbaal dat kan leiden tot vervolging en behandeling ter terechtzitting. Kennis van de wettelijke eisen die aan het proces-verbaal worden gesteld, is onontbeerlijk. In dit verband dient een boa een verdachte adequaat te kunnen informeren over de mogelijke gevolgen van een proces-verbaal. Dit vergt voldoende vaardigheid in gespreks- en benaderingstechnieken en vereist enige kennis van de taken en de organisatie van de rechterlijke macht.
In bijlage C is het Examenplan Basisbekwaamheid opgenomen.
Voor veel boa’s zal verdieping en verbreding van de hierboven geformuleerde eisen noodzakelijk zijn om binnen het eigen werkverband adequaat te kunnen functioneren. De Minister van Justitie en Veiligheid kan op grond van artikel 16, tweede lid, BBO aanvullende bekwaamheidseisen stellen aan boa’s. De boa-werkgever kan tevens aanvullende eisen van vakbekwaamheid stellen aan de eigen boa’s en hen daarop (doen) examineren.