Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 5.4.26 (Tijdelijke terbeschikkingstelling van een buitenlandse gedetineerde aan Nederland)
Geldend
Geldend vanaf 17-06-2017
- Bronpublicatie:
31-05-2017, Stb. 2017, 231 (uitgifte: 09-06-2017, kamerstukken: 34611)
- Inwerkingtreding
17-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, Stb. 2017, 262 (uitgifte: 16-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd met het oog op de terbeschikkingstelling door de uitvoerende lidstaat van een aldaar rechtens van zijn vrijheid beroofde persoon.
2.
De praktische regeling voor de tijdelijke overbrenging van de betrokkene met inbegrip van de specifieke voorwaarden waaronder hij in Nederland zal worden gedetineerd en de termijnen waarbinnen hij uit de uitvoerende staat moet worden overgebracht en daarheen moet worden teruggebracht, wordt door Nederland en de uitvoerende staat overeengekomen, met inachtneming van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene en het in de uitvaardigende staat vereiste beveiligingsniveau.
3.
Indien nodig verzoekt de officier van justitie de autoriteiten van een andere staat om doortocht.
4.
In de gevallen dat een persoon, die in een andere lidstaat rechtens van zijn vrijheid is beroofd, tijdelijk ter beschikking wordt gesteld aan Nederland wordt hij gedurende zijn verblijf hier te lande op bevel van de officier van justitie in verzekering gesteld. De artikelen 54 en 56, eerste lid, zijn, voor zover nodig, van overeenkomstige toepassing.
5.
De inverzekeringstelling wordt opgeheven zodra de officier van justitie bericht ontvangt, dat de gronden voor vrijheidsberoving in de uitvaardigende staat niet langer bestaan.
6.
Onverminderd het vierde lid wordt de overgebrachte persoon in Nederland niet vervolgd, in hechtenis genomen of anderszins aan een beperking van de persoonlijke vrijheid onderworpen wegens feiten die zijn gepleegd of veroordelingen die zijn uitgesproken voordat hij de uitvoerende staat heeft verlaten en die niet in het bevel zijn vermeld.
7.
De in het zesde lid bedoelde onschendbaarheid eindigt indien de overgebrachte persoon gedurende een termijn van vijftien opeenvolgende dagen vanaf de datum waarop zijn aanwezigheid niet langer door Nederland was vereist, de gelegenheid heeft gehad Nederland te verlaten, maar:
- a.
niettemin is gebleven, of
- b.
na Nederland te hebben verlaten, is teruggekeerd.
8.
De kosten die voortvloeien uit de overbrenging van de betrokkene naar en van Nederland, worden door de Nederlandse autoriteiten gedragen.