Einde inhoudsopgave
Leerplichtwet 1969
Artikel 1a1 Scholen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
09-02-2022, Stcrt. 2022, 135 (uitgifte: 04-04-2022, regelingnummer: 35671)
01-07-2020, Stb. 2020, 235 (uitgifte: 08-07-2020, kamerstukken: 35102)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-2022, Stb. 2022, 481 (uitgifte: 30-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
24-06-2022, Stb. 2020, 469 jo Stb. 2022, 281 (uitgifte: 06-07-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
12-11-2020, Stb. 2020, 469 jo Stb. 2022, 281 (uitgifte: 24-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd titel I van de Wet op het primair onderwijs en de artikelen 1.1, 1.4, 7.9, eerste lid, 3.39 tot en met 3.41, 8.28 en 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, moet een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3,
- a.
wat de inrichting van het basisonderwijs betreft, voldoen aan de criteria, bedoeld in de artikelen 8, eerste tot en met vierde, zevende lid, onderdeel a, achtste en negende lid, 9 en 10, eerste volzin, van de Wet op het primair onderwijs, en tevens heeft de school een schoolplan dat ten minste een beschrijving bevat van het beleid inzake het onderwijs, bedoeld in artikel 8, derde lid, van genoemde wet;
- b.
wat de inrichting van het voortgezet onderwijs betreft, voldoen aan de criteria, bedoeld in de artikelen 2.2, 2.11 en 2.87, eerste volzin, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, en tevens heeft de school een schoolplan dat ten minste een beschrijving bevat van het beleid inzake het onderwijs, bedoeld in artikel 2.2 van genoemde wet en besteedt het onderwijs binnen de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs aantoonbaar aandacht aan de kerndoelen, bedoeld in artikel 2.13 van genoemde wet, en aansluitend aan de kerndoelen als onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren, stelt het onderwijs de leerlingen aantoonbaar in staat om hun onderwijsloopbaan voort te zetten in het vervolgonderwijs op een niveau dat van de leerling verwacht mag worden.
2.
Het college van burgemeester en wethouders volgt bij zijn oordeel of een onderwijsvoorziening een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, een door de inspectie van het onderwijs ter zake gegeven besluit. Indien het een besluit betreft als bedoeld in artikel 11b, zevende lid, van de Wet op het onderwijstoezicht en het college van burgemeester en wethouders van oordeel is dat een onderwijsvoorziening geen school is als bedoeld in de eerste volzin, zijn het vierde lid en artikel 22, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
3.
Indien Onze Minister naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 14 van de Wet op het onderwijstoezicht besluit dat een school niet langer voldoet aan de criteria die gelden voor een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, dan volgt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de school is gevestigd dit besluit en oordeelt het dat de school niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3.
4.
Indien het besluit, bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, stelt het college van burgemeester en wethouders de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen 7 dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, of verzekert het er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.