Einde inhoudsopgave
Kentekenreglement
Artikel 58u Vordering tot overgifte van het kentekenbewijs
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
26-11-2013, Stb. 2013, 523 (uitgifte: 12-12-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2013, Stb. 2013, 523 (uitgifte: 12-12-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Kentekens en kentekenbewijzen
1.
Tot het vorderen tot overgifte van een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j zijn bevoegd:
- a.
de Directie van de Dienst Wegverkeer en de door de Directie daartoe aangewezen tot die dienst behorende ambtenaren, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdelen b of c, of tweede lid, van de wet, van toepassing is;
- b.
de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren der Rijksbelastingdienst, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van de wet, van toepassing is;
- c.
de ambtenaren, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdeel a, b of c, dan wel artikel 60, tweede lid, van de wet van toepassing is.
2.
De verplichting tot overgifte, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet, heeft betrekking op deel IA en op deel IB van het kentekenbewijs.
3.
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren geven de ter inzage overgegeven delen van het kentekenbewijs, na inzage terug aan degene van wie het is ingevorderd.
4.
Indien dit bij de vordering van de houder van een kentekenbewijs wordt geëist, is deze verplicht tot het op een daarbij te bepalen tijd en plaats ter beschikking houden van het voertuig, waarvoor het bewijs is afgegeven.
5.
Indien de vordering betrekking heeft op een kentekenbewijs dat is afgegeven voor een aanhangwagen die overeenkomstig artikel 3.2 of 3.7 van de Regeling voertuigen is voorzien van een constructieplaat, kan aan de vordering worden voldaan binnen een termijn van een week.