Einde inhoudsopgave
Wet op de rechterlijke organisatie
Artikel 102 [Jaarplan]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
07-12-2016, Stb. 2016, 500 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken: 34145)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2017, Stb. 2017, 86 (uitgifte: 15-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De Raad stelt jaarlijks een jaarplan vast voor de Raad en de gerechten gezamenlijk. Het plan omvat:
- a.
een omschrijving van de voorgenomen activiteiten ter uitvoering van de in artikel 91 genoemde taken voor het jaar volgend op het jaar waarin het plan is vastgesteld;
- b.
een begroting voor het komende begrotingsjaar.
2.
Voor zover het jaarplan ziet op tuchtklachten die op grond van artikel 45, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet worden behandeld door het gerechtshof Amsterdam stelt de Raad het jaarplan niet vast dan nadat de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders is gehoord. Voor zover het jaarplan ziet op tuchtklachten die op grond van artikel 107, eerste lid, van de Wet op het notarisambt worden behandeld door het gerechtshof Amsterdam stelt de Raad het jaarplan niet vast dan nadat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is gehoord.
3.
De Raad stelt de begroting vast in overeenstemming met het geraamde budget, bedoeld in artikel 101.
4.
De Raad zendt het jaarplan voor een door Onze Minister te bepalen tijdstip aan Onze Minister. Onze Minister zendt het jaarplan onverwijld aan de beide kamers der Staten-Generaal.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van het jaarplan.