Einde inhoudsopgave
Wijzigingswet Successiewet, enz. (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur en introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen)
Artikel XII [Inwerkingtreding wet van 17 december 2009, Stb. 2009, 564, en overgangsrecht]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stb. 2010, 871 (uitgifte: 29-12-2010, kamerstukken: 32401)
- Inwerkingtreding
01-01-2011, terugwerkend tot: 01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 871 (uitgifte: 29-12-2010, kamerstukken: 32401)
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting (V)
1.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2010, met dien verstande dat:
- a.
artikel I, onderdelen U, AC, AE, en AH eerst toepassing vindt nadat artikel 35a van de Successiewet 1956 bij het begin van het kalenderjaar 2010 is toegepast;
- b.
de ingevolge artikel I gewijzigde of ingevoegde artikelen van de Successiewet 1956 voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot belastbare feiten in de zin van de Successiewet 1956 die zich hebben voorgedaan op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat:
- 1°
het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 1a, vierde lid, onderdeel c, van de Successiewet 1956 voor het eerst toepassing vindt met ingang van 1 januari 2012;
- 2°
indien een akte als bedoeld in het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 1a, vierde lid, onderdeel c, van de Successiewet 1956 is verleden in de periode tot 1 januari 2012, geacht wordt te zijn voldaan aan de termijn, bedoeld in het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 1a, vijfde lid, onderdeel a, van de Successiewet 1956.
2.
De Successiewet 1956 zoals die luidde op 31 december 2009 blijft van toepassing op belastbare feiten in de zin van die wet zoals die op die datum luidde, die zich hebben voorgedaan vóór 1 januari 2010. Het in de artikelen 53a, 53b en 53c van die wet, zoals die artikelen op 31 december 2009 luidden, bepaalde blijft van toepassing indien het een schenking of overlijden betreft van vóór 1 januari 2010.
3.
De artikelen 24, zevende lid, 25, elfde, twaalfde en dertiende lid, en 28, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, zoals die leden luidden op 31 december 2009, alsmede de daarop berustende bepalingen blijven van toepassing met betrekking tot belastingaanslagen ter zake van rechten van successie of schenking die zijn vastgesteld met toepassing van de regels van de Successiewet 1956 zoals deze luidden vóór 1 januari 2010.
4.
Artikel 7, tweede lid, van de Successiewet 1956 is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het ter zake van de waarde, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, geheven recht van overgang ingevolge de Successiewet 1956 zoals deze wet luidde vóór 1 januari 2010.
5.
Indien ter zake van een schuldigerkenning uit vrijgevigheid die is gedaan vóór de inwerkingtreding van deze wet, een rente is afgesproken waarvan de betrokkenen in redelijkheid mochten aannemen dat deze zakelijk was en deze rente lager is dan de rente, bedoeld in het ingevolge artikel I, onderdeel I, ingevoerde artikel 10, derde lid, van de Successiewet 1956, treedt voor de toepassing van artikel 10, derde lid, van de Successiewet 1956 de hiervoor bedoelde overeengekomen rente, voorzover deze is afgesproken vóór de inwerkingtreding van deze wet, in plaats van de in artikel 10, derde lid, van de Successiewet 1956 bedoelde rente.
6.
7.
Voor de toepassing van artikel 5.4, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt onder echtgenoot mede begrepen de persoon die met de erflater een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956 zoals dat lid luidde vóór 1 januari 2010 en de ouder als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, vóór 1 januari 2012 is overleden.