HR, 22-02-2019, nr. 18/01264
ECLI:NL:HR:2019:286
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-02-2019
- Zaaknummer
18/01264
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:286, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑02‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2018:449
- Vindplaatsen
Douanerechtspraak 2019/33 met annotatie van Hollebeek, J.A.H.
Uitspraak 22‑02‑2019
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
22 februari 2019
Nr. 18/01264
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 13 februari 2018, nr. 17/00433, betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op een verzoek om terugbetaling van douanerechten.
1. Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2017, nr. 15/03521, ECLI:NL:HR:2017:1343, is vernietigd de uitspraak van het Hof van 9 juli 2015 (nr. 14/00058), met verwijzing van het geding naar hetzelfde gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2019.