Hof Den Haag, 16-07-2015, nr. 2200243313, nr. 10-661096-12
ECLI:NL:GHDHA:2015:2046, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
16-07-2015
- Zaaknummer
2200243313
10-661096-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2015:2046, Uitspraak, Hof Den Haag, 16‑07‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:248, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 16‑07‑2015
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze als medeplichtige schuldig gemaakt aan een poging tot beroving, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. De verdachte heeft voorts, samen met een ander, een vuurwapen en bijbehorende munitie in zijn bezit gehad. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren, met aftrek van voorarrest en beveelt de gevangenneming van de verdachte
Rolnummer: 22-002433-13
Parketnummer: 10-661096-12
Datum uitspraak: 16 juli 2015
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 mei 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 19 mei 2014, 29 juni 2015 en 2 juli 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 15 maart 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld en/of een afpersing, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren,
terwijl de uitvoering van deze voorgenomen diefstal met geweld en/of afpersing niet is voltooid;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 15 maart 2012 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of te dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- tonen en/of voorhouden van een vuurwapen aan die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) (daarbij) lossen van een schot met een vuurwapen en/of
- steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer], ten gevolge van welk geweld die [slachtoffer] om het leven is gekomen, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen diefstal met geweld en/of afpersing niet is/zijn voltooid;
1. meer subsidiair:
[medeverdachte] en/of een onbekend gebleven andere persoon op of omstreeks 15 maart 2012 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven
om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechteljk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval aan (een) ander(en) dan [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven andere persoon en/of zijn mededader(s),
en/of
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of te dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in
elk geval aan (een) ander(en) dan [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven andere persoon en/of zijn mededader(s),
en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- tonen en/of voorhouden van een vuurwapen aan die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) (daarbij) lossen van een schot met een vuurwapen en/of
- steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer],
ten gevolge van welk geweld die [slachtoffer] om het leven is gekomen, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen diefstal met geweld en/of afpersing niet is/zijn voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 maart 2012 te Rotterdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- via thuisbezorgd.nl een (valse) bestelling bij [bedrijf] te plaatsen en/of
- deze (valse) bestelling af te laten leveren bij het [adres] te Rotterdam en/of
- op deze wij ze het latere slachtoffer naar de plaats te laten gaan waar deze beroofd zou kunnen worden.
2:
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2012 tot en met 16 maart 2012 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk: BBM, model: Olympic 38),
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 kogelpatronen (kaliber: .22Lr) , voorhanden heeft gehad;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de ernst van het verzuim en het grote nadeel voor de verdachte, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu – kort gezegd – tijdens het eerste verhoor van de verdachte op 16 maart 2012 in strijd met de Salduz-jurisprudentie is gehandeld.
Het hof overweegt als volgt.
Voor zover er sprake zou zijn van een vormverzuim dat begaan is in het voorbereidend onderzoek en dat niet meer kan worden hersteld, brengt vaste jurisprudentie van de Hoge Raad mee dat op een vormverzuim als door de raadsvrouw gesteld gereageerd moet worden met het uitsluiten van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Een dergelijk verzuim, indien en voor zover daarvan sprake zou zijn, kan derhalve niet tot een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie leiden. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair:
[medeverdachte] en/of een onbekend gebleven andere persoon op of omstreeks 15 maart 2012 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven
om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval aan (een) ander(en) dan [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven andere persoon en/of zijn mededader(s),
en/of
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of te dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in
elk geval aan (een) ander(en) dan [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven andere persoon en/of zijn mededader(s),
en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- tonen en/of voorhouden van een vuurwapen aan die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens)daarbij) lossen van een schot met een vuurwapen en/of
- steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer],
ten gevolge van welk geweld die [slachtoffer] om het leven is gekomen, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen diefstal met geweld en/of afpersing niet is/zijn voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 maart 2012 te Rotterdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- via thuisbezorgd.nl een (valse) bestelling bij [bedrijf] te plaatsen en/of
- deze (valse) bestelling af te laten leveren bij het [adres] te Rotterdam en/of
- op deze wijze het latere slachtoffer naar de plaats te laten gaan waar deze beroofd zou kunnen worden.
2:
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2012 tot en met 16 maart 2012 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk: BBM, model: Olympic 38), en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 kogelpatronen (kaliber: .22Lr), voorhanden heeft gehad;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverwegingen
Het hof gaat, evenals de rechtbank, uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Poging tot beroving de dood tot gevolg hebbend
[slachtoffer], als bezorger werkzaam bij [bedrijf], was op 15 maart 2012 op [adres] om een bestelling af te leveren. Deze bestelling was om 21:54 uur gedaan via de site Thuisbezorgd.nl op naam van [getuige 1], [adres], te Rotterdam. Bij de bestelling was aangegeven dat deze om 22:45 uur bezorgd moest worden. De bestelling is gedaan via het IP-adres van de wifi-router in de woning van zijn halfbroer en medeverdachte, [medeverdachte], [adres], met de Blackberry van verdachte. Bij die bestelling is het mobiele telefoonnummer van verdachte opgegeven. Het tevens opgegeven e-mail adres; [e-mailadres] is naar alle waarschijnlijkheid aangemaakt op het BRP woonadres van verdachte.
Om 22.50 uur is er bij [adres], bij [getuige 1], aangebeld. [getuige 1] zag via zijn videofoon twee mannen voor de deur van de portiek staan. Hij hoorde een hard geschreeuw en zag dat de mannen wegliepen. Toen hij daarna uit het raam keek, zag hij eten op de stoep liggen en een bestelauto met knipperlichten aan. Diverse omwonenden en de jongeren, die vlakbij op bankjes zaten, hebben op hetzelfde moment geschreeuw gehoord en hebben gezien dat een man op [adres] schreeuwend en strompelend wegrende naar de [adres]. Diverse getuigen hebben een knal gehoord en enkele getuigen hebben een lichtflits gezien. Volgens de verklaringen van meerdere getuigen renden twee donker geklede mannen de steeg tussen de flats in. De politie heeft bij het portiek van [adres] het door [getuige 1] genoemde eten in witte plastic tasjes aangetroffen. Daarin bevond zich een bon, waaruit bleek dat dit het eten was dat [slachtoffer] moest bezorgen op dat adres, het adres van [getuige 1]. Gebleken is dat de portemonnee van het slachtoffer nog in zijn bodywarmer zat en ook dat hij nog (los) geld in zijn broekzakken had.
Uit het voorgaande kan slechts geconcludeerd worden dat [slachtoffer] op het [adres], ter hoogte van het portiek bij nummer 54 is overvallen door twee mannen. Dat wordt ook ondersteund door de camerabeelden van de Primark, een winkel die verderop aan [adres] is gelegen. Uit het sectierapport blijkt dat het intreden van de dood zondermeer wordt verklaard door verbloeding ten gevolge van steekletsel in de buik. Nu uit de sectie dus is gebleken dat [slachtoffer] door een messteek in de buik en niet door een schotwond is overleden, moet geconcludeerd worden dat hij bij die overval met een mes of (ander) scherp en/of puntig voorwerp is gestoken en dat hij daardoor is overleden. Weliswaar is er ook geschoten, maar dit schot heeft - zo blijkt uit de sectie - hem niet geraakt.
[slachtoffer] was niet een bewust doelwit, in de zin dat het om hem persoonlijk ging. Hij was de bezorger die deze bestelling toegewezen kreeg. Via het IP-adres van [medeverdachte] zijn eerder die dag en eerder die week vier andere bestellingen gedaan bij verschillende maaltijdbezorgers voor leveringen aan verschillende woningen op het [adres], met gebruikmaking van verschillende namen. In ieder geval zijn drie van die eerdere bestellingen gedaan met de Blackberry van verdachte. Deze bestellingen zijn niet uitgevoerd, onder andere omdat de betreffende leverancier het niet vertrouwde. Daaruit kan slechts afgeleid worden dat [slachtoffer] een tamelijk willekeurig slachtoffer was en, mede gelet op de overige bewijsmiddelen, dat het de bedoeling was om de bezorger, i.c. [slachtoffer], beroven. Nu het te bezorgen eten en het geld van [slachtoffer] door de politie nog is aangetroffen, komt het hof – met de rechtbank – tot de conclusie dat er sprake is van een poging tot diefstal of afpersing met geweld, welk geweld heeft geleid tot de dood van [slachtoffer].
Betrokkenheid van de verdachte bij de overval
De verdachte heeft verklaard dat hij nu eens bij zijn moeder in huis woonde en dan weer bij [medeverdachte] en dat hij op 15 maart 2012 de gehele dag in de woning aan het [adres] is geweest. Hij is in de vroege ochtend van 16 maart 2012 door de politie in die woning aangehouden. Vastgesteld kan daarom worden dat de verdachte in de directe nabijheid van de plaatst delict was ten tijde van het incident.
Vastgesteld kan voorts worden dat de bestelling die [slachtoffer] kwam afleveren, is gedaan met de Blackberry van de verdachte - hij verklaart dat zelf ook - en dat de bestelling is gedaan via het IP-adres van [medeverdachte] (de wifi-router). Deze bestelling is gedaan om omstreeks 21:55 uur, toen de verdachte naar eigen zeggen in de woning aanwezig was.
Naast eerder genoemde bestelling die [slachtoffer] kwam bezorgen zijn er eerder ook andere ‘valse’ bestellingen - dat wil zeggen bestellingen op andere adressen en met opgave van andermans naam - gedaan via het IP-adres van [medeverdachte] en met de Blackberry van de verdachte. Er zijn in de vijf dagen voorafgaand aan de beroving van [slachtoffer] nog vier andere valse bestellingen gedaan en wel op 10, l4 en 15 maart 20l2. Bij de bestellingen van 10 en 14 maart 2012 is gebruik gemaakt van zowel het IP-adres van [medeverdachte] als de Blackberry van de verdachte. Bij de eerste bestelling van 15 maart 2012 (een bestelling bij New York Pizza, gedaan om 21:40 uur) is wel het IP-adres van [medeverdachte], maar niet het gebruik van de Blackberry van de verdachte vastgesteld kunnen worden. De eerdere valse bestellingen zijn niet uitgevoerd onder andere omdat de betreffende leverancier het niet vertrouwde.
In ieder geval bij vier van de vijf valse bestellingen is een e-mailadres opgegeven dat aan de verdachte kan worden gelinkt: [email-adres] en [email-adres]. Het adres [email-adres] is volgens een opgave van Microsoft geregistreerd op naam van de verdachte; de verdachte zelf herkent dit e-mail adres ook als zodanig (al weet hij niet zeker of dit adres de extensie .nl of .com heeft). Het adres [email-adres] is aangemaakt op 14 februari 2012 met gebruikmaking van het IP-adres van het zakelijke Tele2 abonnement van de moeder van verdachte, [moeder verdachte], wonend aan [adres] te Rotterdam. De verdachte heeft zijn BRP-adres bij zijn moeder op dit adres.
Uit onderzoek is verder gebleken dat het wifi-netwerk van [medeverdachte] niet op straat te gebruiken is; de bestellingen kunnen dus niet zijn gedaan door een passant die gebruik
maakte van het onbeveiligde wifi-netwerk van [medeverdachte].
Met de rechtbank concludeert het hof dat het de verdachte moet zijn geweest die op 15 maart 2012 omstreeks 21:54 uur de valse bestelling bij [bedrijf] met zijn Blackberry heeft gedaan. Zijn verweer dat terwijl hij onder de douche stond, zijn broer of iemand anders, zijn Blackberry hiervoor zou hebben gebruikt en dat hij wel had gezien dat de bestelling was gedaan, maar deze niet zelf had geplaatst, wordt als onaannemelijk terzijde geschoven. Immers, [getuige 2], een vriend van verdachte, heeft verklaard dat als hij met verdachte belde, hij nooit iemand anders aan de lijn kreeg. Als [getuige 2] ermee wordt geconfronteerd dat er met zijn nummer [nummer] op 15 maart 2012 tussen 20:08 uur en 21:51 uur negen keer is gebeld (waarvan acht contacten tussen 21.43 en 21.51 uur) met het nummer [nummer], dat volgens de eigen verklaring van verdachte bij hem in gebruik was, verklaart [getuige 2] dat als er met dat nummer is gebeld, verdachte dat was en niemand anders uit zijn familie. Ook de andere valse bestellingen via de Blackberry en de daar gebruikte gegevens -die volgens de verdachte eveneens gedaan zouden zijn zonder dat hij dit bemerkt heeft, hetgeen het hof dus eveneens onaannemelijk voorkomt- vormen een aanwijzing dat het verdachte is de valse bestelling heeft geplaatst.
Rol van de verdachte bij de overval
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat de verdachte tijdens de beroving bij de woning van [getuige 1], [adres], is geweest. Het hof gaat voorbij aan de door verdachte’s stiefbroer, medeverdachte [medeverdachte], afgelegde verklaringen, waarin hij verklaart dat het verdachte is die de beroving zou hebben gepleegd en zou hebben geschoten. Het hof acht deze verklaringen die voor het eerst in hoger beroep zijn afgelegd, meer dan tweeëneenhalf jaar na de beroving, niet geloofwaardig.
Het hof gaat ervan uit dat de verdachte een valse bestelling heeft geplaatst op een specifieke tijd, op naam en adres van een buurman teneinde zo de bezorger in de val te lokken.
Noch bij de fouillering van de verdachten, noch hij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] is geld aangetroffen, terwijl bij de bestelling van het eten doorgegeven was dat met een bedrag van € 60,- betaald zou worden. Hier leidt het hof mede uit af dat het kennelijk de bedoeling was om zonder te betalen de bezorger het eten afhandig te maken en hem mogelijk ook te beroven van het geld dat [slachtoffer] als bezorger (mogelijk) bij zich had.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de opzet van verdachte niet beperkt is tot de diefstal, maar zich ook uitstrekt tot het gebezigde geweld.
Verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte] de beschikking had over een vuurwapen en munitie.
Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij er vanuit gaat dat als iemand wordt beroofd, er een worsteling zal plaatsvinden, omdat iemand niet zomaar zijn spullen gaat geven en je jezelf gaat verdedigen.
Kennelijk ging [medeverdachte] hier ook van uit, zodat hij zijn vuurwapen bij zich droeg, evenals [medevedachte] mededader die een mes/steekwapen bij zich stak.
Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat de verdachte met het voornemen de bezorger, [slachtoffer], door een dader voorzien van een vuurwapen te beroven en er vanuitgaande dat die bezorger niet zonder slag of stoot de bestelling en/of het geld zou overhandigen, hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de mededader óók van een wapen voorzien zou zijn, i.c. een steekwapen, en dat wapen zou gebruiken.
Verdachte heeft aldus op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat er geweld zou worden gebruikt dan wel dat daarmee gedreigd zou worden. Het fatale gevolg van het steken met een mes/scherp voorwerp in de buik van het slachtoffer kan dan ook aan verdachte worden toegerekend.
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat er geen sprake is van medeplegen, nu er geen bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte buiten op straat uitvoeringshandelingen heeft verricht en uit de bewijsmiddelen blijkt dat zijn aandeel, hoewel cruciaal, zich niet verder uitstrekt dan tot het plaatsen van de valse bestelling.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht over de revolver en bijbehorende munitie had, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit verweer. De revolver is aangetroffen in de berging van de woning aan het [adres], waar de verdachte op 15 maart 2012 woonde en waar hij door de politie op 16 maart is aangehouden. De sleutel van de berging is aangetroffen in de woonkamer van die woning. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zijn broer een revolver in huis had. Hij wist ook waar de revolver lag, meestal in de berging, maar de verdachte heeft de revolver ook gezien in de woonkamer. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij de revolver meerdere keren heeft vastgehouden, zonder dat zijn broer daarvan af wist. Zijn DNA is aangetroffen op de revolver en op één van de kogels die in de revolver zat. Hij had aldus beschikkingsmacht over het wapen en de munitie en de bewustheid op de aanwezigheid ervan.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
en/of
medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze als medeplichtige schuldig gemaakt aan een poging tot beroving, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.
Het slachtoffer was op de avond van 15 maart 2012 onderweg om een bestelling te bezorgen, toen hij op brute wijze is overvallen.
De verdachte en de (andere) daders hebben kennelijk enkel aan hun eigen (geldelijk) gewin gedacht en het slachtoffer dodelijk verwond. Kort na de overval is het slachtoffer overleden. Zodoende is aan het slachtoffer zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen.
De verdachte is mede verantwoordelijk voor de zinloze dood van een nietsvermoedend en onschuldig slachtoffer, nu hij als medeplichtige een cruciale rol heeft gespeeld. Het is wrang dat een man die een aantal jaren geleden Syrië is ontvlucht en in Nederland asiel heeft verkregen op een dergelijke wijze hier om het leven komt.
De onverwachte en gewelddadige dood van het slachtoffer laat diepe sporen na in het leven van de nabestaanden. Dit blijkt ook uit de zich in het dossier bevindende slachtofferverklaring.
De verdachte heeft voorts, samen met een ander, een vuurwapen en bijbehorende munitie in zijn bezit gehad. Het voorhanden hebben daarvan is verboden, met name vanwege het gevaar dat het ongecontroleerde bezit en gebruik van deze goederen met zich brengt. Deze zaak toont de realiteit hiervan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 juli 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft ook kennis genomen van de rapportages van de klinisch psycholoog drs. R.K.F. Lemmens van 5 november 2012 en van de psychiater P.K.J. Ronhaar van 30 november 2012. Volgens Ronhaar is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van antisociale en narcistische trekken in zijn persoonlijkheid, die zich kan gaan ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis. Uit het onderzoek is niet gebleken dat de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van invloed is geweest op de telastegelegde feiten. Het psychologisch onderzoek van Lemmens is zeer beperkt gebleven. De verdachte heeft zich, aldus Lemmens, bij alle gebruikte onderzoeksmethoden zeer sociaal-wenselijk opgesteld.
Het hof heeft in de conclusies bij deze rapportages geen omstandigheden gezien die op zijn (straftoemetings)oordeel van invloed dienen te zijn.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof komt tot een hogere straf dan de rechtbank omdat het hof aan de verdachte ook het gebruikte geweld aanrekent.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 48, 49, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel afzonderlijk wordt geminuteerd.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van Rijkom, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. E.C. van Veen, in bijzijn van de griffier mr. B.T. de Groot.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 juli 2015.