Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2010. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2009
- Bronpublicatie:
31-05-2010, Stb. 2010, 261 (uitgifte: 06-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-07-2010, terugwerkend tot: 01-01-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2010, Stb. 2010, 261 (uitgifte: 06-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere ziektekosten
1.
De tegemoetkoming wordt door de inspecteur vastgesteld bij beschikking. De beschikking wordt afgegeven aan degene bij wie uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking zijn genomen. Indien de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan € 15, wordt geen tegemoetkoming vastgesteld.
2.
Indien zowel bij de belastingplichtige als bij zijn partner uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking zijn genomen, wordt de beschikking in afwijking van het eerste lid, tweede volzin, afgegeven aan degene met het hoogste verzamelinkomen. Indien het verzamelinkomen van de belastingplichtige en het verzamelinkomen van zijn partner aan elkaar gelijk zijn, wordt de beschikking afgegeven aan degene met de hoogste leeftijd.
3.
De inspecteur stelt de tegemoetkoming vast binnen zes maanden na het tijdstip waarop de aanslag inkomstenbelasting van de belastingplichtige onherroepelijk is geworden. Bij een gezamenlijke aanspraak als bedoeld in artikel 2, vierde lid, stelt de inspecteur de tegemoetkoming vast binnen zes maanden na het tijdstip waarop zowel de aanslag inkomstenbelasting van de belastingplichtige als de aanslag inkomstenbelasting van zijn partner onherroepelijk zijn geworden. Indien ingevolge artikel 9.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 geen aanslag inkomstenbelasting over het kalenderjaar aan de partner wordt opgelegd, stelt de inspecteur de tegemoetkoming bij een gezamenlijke aanspraak vast binnen zes maanden na het tijdstip waarop de aanslag inkomstenbelasting van de belastingplichtige onherroepelijk is geworden.
4.
Ingeval de aanspraak op de tegemoetkoming eerst ontstaat als gevolg van een navorderingsaanslag of een ambtshalve vermindering, stelt de inspecteur de tegemoetkoming vast binnen zes maanden na het tijdstip waarop de navorderingsaanslag van de belastingplichtige onherroepelijk is geworden, onderscheidenlijk binnen zes maanden na de dagtekening van de beschikking inzake ambtshalve vermindering. Het derde lid, tweede en derde volzin, zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.