Einde inhoudsopgave
Belastingregeling Nederland Curaçao
Artikel 1 Toepassingsbereik
Geldend
Geldend vanaf 13-07-2024
- Redactionele toelichting
Vindt toepassing voor belastingjaren en belastingtijdvakken die aanvangen of, in geval van aan de bron geheven belastingen, voor betalingen die zijn gedaan op of na 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
26-06-2024, Stb. 2024, 215 (uitgifte: 12-07-2024, kamerstukken: 36351)
- Inwerkingtreding
13-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2024, Stb. 2024, 215 (uitgifte: 12-07-2024, kamerstukken: 36351)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
Internationaal belastingrecht / Algemeen
1.
Deze rijkswet is van toepassing op personen die inwoner zijn van een van de landen of van beide landen.
2.
Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid maken:
- a.
een stichting die volgens artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 van de winstbelasting is vrijgesteld, tenzij het een stichting particulier fonds betreft die volgens artikel 1B van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 als doelvermogen is aangewezen;
- b.
een trust die volgens artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 van de winstbelasting is vrijgesteld, tenzij het een trust betreft die volgens artikel 1B van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 als doelvermogen is aangewezen; en
- c.
een vrijgestelde beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
geen aanspraak op de voordelen van de artikelen 10, 11, 12, 13, vierde lid, en artikel 20, eerste lid.
3.
Inkomen en voordelen uit collectieve beleggingen via een Curaçaos fonds voor gemene rekening of Curaçaose commanditaire vennootschap of een Nederlands besloten fonds voor gemene rekening worden toegerekend aan de deelnemers naar rato van de omvang van hun deelneming in deze entiteiten, mits deze entiteiten als fiscaal transparant worden aangemerkt door beide landen. Dit geldt ook ten aanzien van een paraplufonds voor zover het is samengesteld uit genoemde entiteiten.
4.
Een in het derde lid genoemde entiteit of een door de bevoegde autoriteiten in onderling overleg aan te wijzen andere transparante entiteit, die in een van de landen is gevestigd en inkomen of voordelen ontvangt afkomstig uit het andere land kan zelf, via vertegenwoordiging door de manager van de entiteit of haar depositaris namens zijn deelnemers aanspraak maken op de voordelen uit een regeling ter vermijding van dubbele belasting waarbij het Koninkrijk der Nederlanden namens het andere land partij is en die specifiek van toepassing is op ieder van de betrokken deelnemers. Vorderingen als bedoeld in de eerste zin kunnen voorwerp zijn van een onderzoek en op verzoek van de bevoegde autoriteit van een van de landen verstrekt een manager van de entiteit of diens depositaris relevante informatie, die een overzicht van deelnemers en respectievelijk het voor een vordering relevante toegewezen inkomen of de voor een vordering relevante toegewezen voordelen, alsmede specifieke regelingen ter vermijding van dubbele belasting uit hoofde waarvan door de entiteit aanspraak wordt gemaakt op voordelen, kan omvatten.
5.
Niettegenstaande de bepalingen van het derde en vierde lid, mag een in het derde lid genoemde entiteit of een door de bevoegde autoriteiten in onderling overleg aan te wijzen andere transparante entiteit geen aanspraak maken op voordelen uit deze rijkswet namens een deelnemer van de entiteit, indien de deelnemer zelf aanspraak heeft gemaakt op voordelen ter zake van hetzelfde inkomen of dezelfde voordelen.
6.
De bevoegde autoriteiten van beide landen kunnen in onderling overleg beslissen in hoeverre een inwoner van een van de landen die onder een bijzondere regeling valt geen aanspraak kan maken op de voordelen van deze rijkswet.