Hof Amsterdam, 31-08-2010, nr. 23-003389-09
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN5606
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
31-08-2010
- Zaaknummer
23-003389-09
- LJN
BN5606
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN5606, Uitspraak, Hof Amsterdam, 31‑08‑2010; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BT1857
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BT1857, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2010/83 met annotatie van mr. W.H. Regterschot
Uitspraak 31‑08‑2010
Inhoudsindicatie
Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte die op 17 augustus 2008 een verkeersregelaar van IKEA heeft aangereden met dodelijke afloop, veroordeeld wegens doodslag tot 4 jaar gevangenisstraf, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Door het rijgedrag van de verdachte is het slachtoffer op de motorkap terecht gekomen. De verdachte heeft toen gas gegeven en is daarop abrupt geremd. Het slachtoffer is hierdoor vanaf de motorkap hard op het wegdek gevallen. Het bij het slachtoffer ontstane hersenletsel heeft tot zijn dood geleid. In de confrontatie met een voetganger is een auto een potentieel dodelijk wapen. Verdachte heeft naar het oordeel van het hof door zijn rijgedrag bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zodanig ten val zou komen dat hij (daaraan) zou (komen te) overlijden. Het hof verwerpt het verweer dat de verdachte in paniek heeft gehandeld. Ook is de verdachte veroordeeld voor het met de dood bedreigen van een andere verkeersregelaar. Naast de gevangenisstraf wordt een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren opgelegd. In het kader van reclasseringstoezicht moet de verdachte een agressiereguleringstherapie volgen bij "De Waag ".
Partij(en)
parketnummer: 23-003389-09
datum uitspraak: 31 augustus 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-457435-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Westlinge BB te Heerhugowaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 mei 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
- 1.
Primair
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet met een door hem bestuurde auto met een forse en/of toenemende, in elk geval met aanmerkelijke snelheid gereden in de richting van voornoemde [slachtoffer] en/of is hij opzettelijk tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 is komen te overlijden.
Subsidiair
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam aan een ambtenaar, te weten (de als verkeersregelaar werkzame en als zodanig herkenbare) [slachtoffer], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstige hersenbeschadiging), heeft toegebracht, door opzettelijk met een door hem bestuurde auto met forse en/of toenemende snelheid, in elk geval met aanmerkelijke snelheid tegen voornoemde [slachtoffer] aan te rijden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 is komen te overlijden.
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam, opzettelijk heeft mishandeld een ambtenaar, te weten (de als verkeersregelaar werkzame en als zodanig herkenbare) [slachtoffer], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, immers is hij verdachte met een door hem bestuurde auto met forse en/of toenemende snelheid, in elk geval met aanmerkelijke snelheid tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan [slachtoffer] op 19 augustus 2008 is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel (ernstige hersenbeschadiging) heeft bekomen.
Meest (het hof begrijpt: nog meer) subsidiair
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een auto, daarmede rijdende over de weg, het IKEA-parkeerdek, zich zodanig, te weten roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of onoordeelkundig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zodanig (zwaar) lichamelijk letsel, te weten ernstige hersenbeschadiging, heeft opgelopen, dat voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 aan de gevolgen daarvan is overleden;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft met een door hem bestuurde auto gereden over het IKEA- parkeerdek;
verdachte heeft waargenomen dat voornoemde [slachtoffer] (in de hoedanigheid van verkeersregelaar en als zodanig herkenbaar) op de rijbaan (stil)stond (met gespreide armen), in elk geval zich aldaar bevond (teneinde een stopteken te geven en verdachte en/of de door hem bestuurde auto te laten stoppen);
verdachte is (vervolgens) niet gestopt, doch is met forse en/of toenemende snelheid, in elk geval met aanmerkelijke snelheid (door)gereden en/of is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen;
hierdoor werd voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven en zodanig (zwaar) lichamelijk letsel toegebracht, dat hij aan de gevolgen daarvan is komen te overlijden.
Uiterst subsidiair
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam zich zodanig, te weten roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of opoplettend en/of onachtzaam en/of onoordeelkundig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig (zwaar) lichamelijk letsel, te weten ernstige hersenbeschadiging, heeft opgelopen, dat voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 aan de gevolgen daarvan is overleden;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft met een door hem bestuurde auto gereden over het IKEA- parkeerdek;
verdachte heeft waargenomen dat voornoemde [slachtoffer] (in de hoedanigheid van verkeersregelaar en als zodanig herkenbaar) op de rijbaan (stil)stond (met gespreide armen), in elk geval zich aldaar bevond (teneinde een stopteken te geven en verdachte en/of de door hem bestuurde auto te laten stoppen);
verdachte is (vervolgens) niet gestopt, doch is met forse en/of toenemende snelheid, in elk geval met aanmerkelijke snelheid (door)gereden en/of is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen;
hierdoor werd voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven en zodanig (zwaar) lichamelijk letsel toegebracht, dat hij aan de gevolgen daarvan is komen te overlijden.
- 2.
Primair
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem bestuurde auto met forse, in elk geval met aanmerkelijke snelheid naar en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] is gereden, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] aan de kant moest springen (teneinde niet aangereden te worden).
Subsidiair
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten (de als verkeersregelaar werkzame en als zodanig herkenbare) [slachtoffer 2], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem bestuurde auto met forse, in elk geval met aanmerkelijke snelheid naar en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] is gereden, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] aan de kant moest springen (teneinde niet aangereden te worden).
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto met forse, in elk geval met aanmerkelijke snelheid naar en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] gereden, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] aan de kant moest springen (teneinde niet aangereden te worden).
- 3.
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik steek een mes door je heen" en/of "ik steek je dood, ik maak je af" en/of "lul en/of klootzak en/of ik sla je op je smoel" en/of "anders steek ik een mes door je kaartje, moet je zien hoe naar je kunt sterven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
Primair
hij op 17 augustus 2008 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet met een door hem bestuurde auto met aanmerkelijke snelheid gereden in de richting van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is terecht gekomen en waarna verdachte vervolgens zijn snelheid heeft verhoogd en vervolgens krachtig heeft geremd, waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 is komen te overlijden.
- 2.
Meer subsidiair
hij op 17 augustus 2008 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto met forse snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] gereden, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] aan de kant moest springen.
- 3.
hij op 17 augustus 2008 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik steek een mes door je heen" en "ik steek je dood, ik maak je af" en "anders steek ik een mes door je kaartje, moet je zien hoe naar je kunt sterven".
Hetgeen onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bespreking met betrekking tot verweren ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van hetgeen onder 1 is ten laste gelegd -zakelijk weergegeven- primair aangevoerd dat het overlijden van het slachtoffer twee dagen na het ongeval niet noodzakelijkerwijs het gevolg is geweest van het handelen van zijn client. Het slachtoffer is mogelijk overleden ten gevolge van letsel dat hij heeft opgelopen bij een sprong op de motorkap van de auto van verdachte, door een val tegen de auto van [getuige 1], tijdens de in het ziekenhuis uitgevoerde operaties of door een reeds bestaande slechte fysieke conditie. Nu het oorzakelijk verband tussen het handelen van de verdachte en de dood van het slachtoffer ontbreekt dient hij te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde.
Voor het geval het hof van oordeel is dat het handelen van verdachte wel heeft geleid tot het overlijden van het slachtoffer, heeft de raadsman subsidiair ten aanzien van het onder 1 primair tot en met meer subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Uit de aard van de gedragingen, noch uit de omstandigheden waaronder deze zijn begaan kan worden afgeleid dat deze waren gericht op het overlijden van het slachtoffer. Daarbij komt dat de auto van verdachte zo klein en laag was dat deze niet als potentieel wapen kan worden opgevat. Het voorgaande betekent, aldus de raadsman, dat de verdachte van dit deel dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt naar aanleiding van het voorgaande als volgt.
Het hof stelt aan de hand van het verhandelde ter terechtzitting en de stukken die zich in het dossier bevinden vast dat de verdachte op 17 augustus 2008 in zijn auto - een Mini Cooper - over het parkeerdek van IkEA in de richting van de verkeersregelaar [slachtoffer] is gereden. De verdachte stopte niet hoewel en terwijl de verkeersregelaar voor de auto midden op de rijbaan stond, maar bleef - hoewel hij had kunnen stoppen - doorrijden. Daardoor moest [slachtoffer] achteruit lopen en heeft hij zijn handen op de motorkap gezet. De bestuurder remde nog steeds niet af en uiteindelijk kwam de verkeersregelaar met zijn hele lichaam op die motorkap terecht. Toen gaf de verdachte gas. Daarna heeft de verdachte krachtig geremd en is direct daarop achteruit gaan rijden. De verkeersregelaar is door dit rijgedrag van de motorkap gevallen waarbij zijn lichaam en hoofd met grote kracht op het wegdek terecht kwamen.
Uit het deskundigenrapport van 13 februari 2009 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) betreffende beeldonderzoek naar het incident op het parkeerdek van IKEA te Amsterdam op 17 augustus 2008, uitgevoerd door gerechtelijk deskundigen Ir. B. Hoogenboom en Dr. I.B. Alberink leidt het hof af dat de snelheid van de auto van verdachte toen [slachtoffer] achteruit moest lopen ongeveer 8 kilometer per uur bedroeg en dat de snelheid is opgevoerd tot ongeveer 22 kilometer per uur toen het slachtoffer zich op de motorkap bevond.
Op basis van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat [slachtoffer] - die achteruit moest lopen voor een auto die niet voor hem stopte maar met een hogere snelheid dan stapvoets bleef doorrijden - als hij niet onder die auto terecht wilde komen- geen andere reele mogelijkheid om erger te voorkomen had dan te zorgen dat hij op de motorkap van die auto terecht kwam, nog daargelaten dat de auto, terwijl [slachtoffer] zijn handen op de motorkap had, feitelijk onder hem door schoof.
Uit de rapporten met betrekking tot pathologisch en neuropathologisch onderzoek van 26 november 2008 van het NFI, beide opgemaakt door arts en patholoog dr. B. Kubat (verder: het pathologisch en het neuropathologisch rapport) en uit het verhoor van deze deskundige bij de rechter-commissaris op 14 april 2009 blijkt -samengevat- dat de meer dan 2 meter lange en meer dan 100 kg zware [slachtoffer] is overleden aan ( de gevolgen van) ernstig schedel-hersenletsel en de daardoor opgetreden verwikkelingen. Door het hersentrauma zijn kneuzingen aan de hersenen ontstaan en zijn er onder het harde hersenvlies bloedingen opgetreden. Dit heeft geleid tot hersenzwelling als gevolg van vochtophoping. Dit heeft geleid tot de noodzaak van de eerste spoedoperatie. Na de eerste spoedoperatie was een tweede spoedoperatie nodig. Door de hersenzwelling ontstaat druk op de hersenstam en dan stopt het hart. Ook tijdens de tweede operatie is, om de druk op de hersenstam te verlagen, de bloeding weggehaald. Daarbij is het slachtoffer gereanimeerd. Uiteindelijk heeft dit alles geleid tot nog meer hersenzwelling en uiteindelijk tot het overlijden van het slachtoffer. De inklemming van hersenen heeft de voornaamste rol gespeeld tijdens het overlijden. De inklemming van de hersenen - die ook geleid heeft tot het door Kubat in het pathologisch onderzoek beschreven afsterven van weefsel in de rechter hersenhelft - zou nooit zijn ontstaan als er geen vochtophoping in de hersenen was. Voorts zou er geen vochtophoping zijn geweest als er geen trauma zou zijn geweest.
Naar het oordeel van Kubat was het hart van het slachtoffer volstrekt normaal. Het hartfalen is terminaal ontstaan en was onderdeel van het doodgaan en een complicatie van een algehele slechte toestand die door het trauma was ontstaan. Tenslotte heeft de deskundige in dit geval geen oud subduraal hematoom kunnen constateren en de bevindingen van Kubat bevatten geen aanwijzingen dat tijdens de in het ziekenhuis bij het slachtoffer uitgevoerde operaties fouten zijn gemaakt of dat het slachtoffer voorafgaand aan het ten laste gelegde gebeuren in een zodanig slechte lichamelijke conditie zou zijn geweest dat dit tot zijn dood heeft geleid. Ook anderszins is dit niet aannemelijk geworden
Wat er zij van de door [getuige 1] beschreven val van [slachtoffer] tegen de motorkap van een andere auto nadat [slachtoffer] van de straat was opgestaan en hij zijn evenwicht niet kon bewaren ([getuige 2] verklaart bij de rechter commissaris dat [slachtoffer] tegen de auto geleund stond en in elkaar zakte), blijkt - nog afgezien van de constatering dat deze val kennelijk het gevolg was van de toestand waarin [slachtoffer] door de val van de motorkap van verdachtes auto was geraakt - uit niets dat die val van zodanige aard was dat daarbij het later geconstateerde hoofdletsel kon ontstaan. Nu Kubat in zijn verhoor door de rechter-commissaris heeft gezegd dat naar zijn oordeel hersenletsel zoals dat bij [slachtoffer] is geconstateerd wel past bij iemand die - zoals de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] verklaren - als een plank achterover slaat maar niet bij iemand die flauw valt, is het hof van oordeel dat het (hersen)letsel bij [slachtoffer] is veroorzaakt door de harde klap met zijn hoofd tegen het wegdek nadat hij van de motorkap van de auto van verdachte viel.
Gelet op bovenbeschreven feiten en omstandigheden en nu niet aannemelijk is geworden dat de dood is ingetreden door enige andere oorzaak, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat sprake is van oorzakelijk verband tussen het handelen van verdachte en de dood van het slachtoffer. De gedragingen van de verdachte en het daaruit bij [slachtoffer] ontstane hersenletsel zijn van zodanige aard dat diens overlijden redelijkerwijs als gevolg van het handelen van verdachte aan de verdachte kan worden toegerekend. Het voorgaande voert tot de slotsom dat het hof het primair door de raadsman gevoerde verweer verwerpt.
Het hof overweegt, ten aanzien van het subsidiair door de raadsman gevoerde verweer -zoals weergegeven in zijn pleitnota- als volgt.
Het hof acht, evenals de rechtbank, de verdediging en de advocaat-generaal, de verklaring van verdachte dat hij niet de bedoeling heeft gehad om het slachtoffer te doden in de zin van boos opzet, aannemelijk. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte echter wel opzet in voorwaardelijke zin op de dood van het slachtoffer gehad.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip "aanmerkelijke kans" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (HR 25 mei 2003; LJN: AE9049).
Verdachte is met zijn auto - hoewel dat had gekund - niet gestopt toen hij de verkeersregelaar voor zich op de rijbaan zag staan maar is in diens richting met een snelheid van ongeveer 8 kilometer per uur doorgereden. De auto bleef in voorwaartse beweging, zelfs toen deze [slachtoffer] op zeer korte afstand was genaderd en [slachtoffer] hierdoor was genoodzaakt zich achteruit te bewegen. Verdachte is niet gestopt toen [slachtoffer] zich (met zijn handen op de motorkap) voor zijn auto bevond. Toen het slachtoffer op de motorkap terecht was gekomen heeft verdachte zelfs de snelheid verhoogd tot ongeveer 22 kilometer per uur. Vervolgens heeft verdachte abrupt geremd met - zoals hij zelf verklaart - de bedoeling de verkeersregelaar van de motorkap te krijgen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof de objectief aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zodanig ten val zou komen dat hij (daaraan) zou (komen te) overlijden op de koop toegenomen. Met de rechtbank acht het hof de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris dat het slachtoffer zelf tegen de auto aanliep en op de motorkap is gaan liggen onaannemelijk. Zelfs indien dit zo zou zijn doet dit niet af aan het voorwaardelijk opzet op de dood. Al zou het slachtoffer zelf op de motorkap zijn gesprongen en al zou de lezing van verdachte worden gevolgd, dan nog laat dit onverlet dat verdachte op dat moment niet zijn auto (rustig) tot stilstand heeft gebracht maar is doorgereden terwijl het slachtoffer zich voor de auto bevond en zelfs heeft geaccelereerd terwijl het slachtoffer zich op de motorkap bevond.
Wellicht ten overvloede wijst het hof op het feit van algemene bekendheid dat een met enige snelheid in beweging zijnde auto zich ten opzichte van de kwetsbaarheid van een voetganger al snel als een potentieel dodelijk wapen manifesteert. Het hof is daarbij bepaald niet van oordeel dat dit voor een Mini Cooper (die meer dan 1000 kg weegt) anders zou zijn.
Voorts is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het slachtoffer door voor de auto op de rijbaan -al dan niet met gestrekte armen en zwaaiend bewegingen- een stopteken te geven ook maar enigermate heeft bijgedragen aan de aanrijding door verdachte. Blijkens de zich in het dossier bevindende verklaringen was het slachtoffer duidelijk zichtbaar en was zijn optreden juist gericht op het aanspreken van de verdachte op diens gevaarzettend (rij) gedrag, derhalve gericht op het voorkomen van een ongeval.
Naar oordeel van het hof heeft verdachte, ook ter terechtzitting in hoger beroep, op geen enkele manier duidelijk kunnen maken dat hij "in paniek" zou hebben gehandeld. Deze uitleg van de verdachte voor zijn gedrag staat ook haaks op de door hem op 17 augustus 2008 ter plekke van het ongeval afgelegde verklaring waarin hij zegt dat hij "pissig" was en het slachtoffer van zijn motorkap wilde hebben.
Het hof verwerpt ook het subsidiaire verweer in de onderdelen afzonderlijk en in onderling verband beschouwd.
Met de advocaat-generaal is naar het oordeel van het hof op grond van het vorenoverwogene wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, ten aanzien van doodslag, is ten laste gelegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair en 3 bewezen verklaarde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedraagt naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt behandeling bij "De Waag" gedurende een termijn van 2 jaren. Tevens is de verdachte de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de tijd van 5 jaren ontzegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 4 december 2008, opgesteld door klinisch psycholoog B. van Giessen. Dit rapport houdt, kort en zakelijk weergegeven, in:
Uit onderzoek komt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, die ondermeer gekenmerkt wordt door een kwetsbaar zelfgevoel en een beperkt bewustzijn van wat hij bij anderen teweeg brengt. De insufficientiegevoelens worden door betrokkene overdekt met gevoelens van grootheid. Voorts is betrokkene geneigd tot impulsief gedrag, waardoor hij onvoldoende controle heeft over zijn impulsen. Het ten laste gelegde, indien bewezen, kan deels worden verklaard vanuit deze constellatie van persoonlijkheidskenmerken. Op grond van de narcistische persoonlijkheidsstoornis, de ervaren krenking en de impulsiviteit kan worden geconcludeerd dat betrokkene weliswaar het wederrechtelijke van zijn handelen heeft kunnen inzien maar dat hij in enigszins verminderde mate in staat is geweest zijn wil conform dit inzicht te bepalen. Uw college wordt dan ook in overweging gegeven betrokkene te beschouwen als zijnde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof heeft tevens kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 27 mei 2009, opgesteld door M.IJ.Stiksma en J. Straus. Dit advies houdt het volgende, kort en zakelijk weergegeven, in:
Betrokkene is in het bezit van diploma's en werkervaring en wordt door zijn familie ondersteund ten aanzien van praktische zaken en op financieel vlak. Mede op basis van het feit dat betrokkene niet eerder is veroordeeld, in combinatie met de heersende psychologische problematiek en de ernst van het feit, wordt de kans op herhaling gemiddeld geschat. Conform het advies van Van Giessen is reclasseringstoezicht met behandeling bij "De Waag" geindiceerd. Betrokkene is bereid aan de heersende problematiek te werken.
Het hof volgt de adviezen van de klinisch psycholoog B. van Giessen en van Reclassering Nederland en maakt de conclusie dat de bewezen geachte feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend tot de zijne.
Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan verder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft - als bestuurder van een auto op het parkeerdek van IKEA- op onbegrijpelijke en volstrekt ongepaste wijze gereageerd op het legitieme optreden van verkeersregelaar [slachtoffer] door niet te stoppen toen deze hem een stopteken gaf, maar op hem af te rijden en zelfs niet te stoppen toen [slachtoffer] op de motorkap van zijn auto terecht was gekomen, maar door te rijden, zelfs te accelereren en vervolgens abrupt te stoppen om [slachtoffer] van de motorkap af te krijgen. Door het handelen van verdachte is verkeersregelaar [slachtoffer], zoals door die manoeuvre voorzienbaar, hard ten val gekomen. Aan het daarbij opgelopen hersenletsel is hij overleden.
Daaraan voorafgaand heeft de verdachte op dreigende en onfatsoenlijke wijze een andere verkeersregelaar die gewoon zijn werk deed en hem terecht aansprak op het verkeersgedrag eerst verbaal en vervolgens, door met zijn auto op hem af te rijden, fysiek bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn de verdachte zwaar aan te rekenen, waarbij het onherstelbare gevolg, de dood van [slachtoffer], zwaar weegt.
Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een onverschillige houding ten opzichte van verkeersregels en verkeersregelaars die een publieke taak dienen. Hij heeft de verkeersregelaar [slachtoffer 2] tot tweemaal toe bedreigd en hevig schrik aangejaagd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een van de ernstigste strafbare feiten van het Wetboek van Strafrecht, maar bovenal aan het toebrengen van onherstelbaar leed aan de nabestaanden van [slachtoffer]. Diens vrouw, kinderen en andere nabestaanden hebben een dierbare verloren en zullen moeten leven met het besef dat zij door het handelen van verdachte zonder hun naaste moeten verder leven. Voor de collega's van [slachtoffer], in het bijzonder diens collega verkeersregelaar [slachtoffer 2], is eveneens sprake van een zwaar verlies en een tragisch besef van de kwetsbaarheid die hun werk met zich brengt.
Ook weegt mee dat door het handelen van de verdachte - op een druk parkeerterrein - velen daar aanwezig zijn geconfronteerd met een schokkende gebeurtenis. Dergelijke feiten dragen ook in algemene zin bij aan een gevoel van onveiligheid.
Het hof is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur de enige passende en geboden straf is. Gelet op het advies van de reclassering zal het hof een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen om de verdachte voor ambulante behandeling bij "De Waag" in aanmerking te laten komen. Voorts zal het hof de verdachte, gelet op de grove inbreuk die hij als bestuurder van een auto heeft gemaakt op de verkeersveiligheid, een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen van aanzienlijke duur opleggen.
Het hof ziet, gelet op de hiervoor uiteengezette ernst van het feit, geen aanleiding om af te wijken van de strafeis van de advocaat-generaal.
Daaraan doet niet af dat de verdachte blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiele Documentatie van 4 augustus 2010 niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde.
De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], duurt op grond van artikel 421, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in hoger beroep van rechtswege voort met een vordering van EUR 383,76 zoals in eerste aanleg is toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof constateert dat de rechtbank, kennelijk per abuis, geen beslissing heeft genomen met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente en de toepassing van artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht. Het hof zal deze omissies herstellen.
Het hof verstaat - gelet op het zich bij de stukken bevindende voegingsformulier- dat het door de rechtbank toegewezen deel, groot EUR 383,76, van de vordering van de benadeelde partij bestaat uit EUR 300,- immateriele kosten en EUR 83,76 materiele kosten.
De verdachte heeft deze vordering betwist door te stellen dat hij zich niet schuldig acht aan het hem onder 2 en 3 tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het ontstaan van de schade, te weten 17 augustus 2008.
Het hof acht voorts termen aanwezig om als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 1 (een) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland te Amsterdam, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij "De Waag", of een andere door de Reclassering Nederland aan te wijzen instantie, gedurende een termijn van 2 jaar, of voor zoveel korter als de leiding van die inrichting in overleg met de Reclassering dat noodzakelijk acht.
Ontzegt de verdachte terzake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 2 meer subsidiair en 3 bewezenverklaarde en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende te [adres], [woonplaats] een bedrag van EUR 383,76 (driehonderddrieentachtig euro en zesenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening en voorts te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 383,76 (driehonderddrieentachtig euro en zesenzeventig cent), te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag als voormeld, zulks ten behoeve van [slachtoffer 2].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. P.C. Kortenhorst en mr. H.A. Holthuis, in tegenwoordigheid van mr. R. van Leusden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 augustus 2010.
mr. H.A. Holthuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.