RvdW 2022/688
Rechtmatigheid gebruik voor bewijs van Ennetcom-data uit Canada en afwijzing verzoek ‘alle Ennetcom-data’ in het dossier te voegen.
HR 28-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:900
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 juni 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, M. Kuijer
- Zaaknummer
21/01007
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:900, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑06‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:219, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑11‑2021
- Wetingang
Art. 3, 10 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gesloten te Den Haag op 1 mei 1991 (Trb. 1991, 85); art. 3 Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie; art. 34, 125i, 149a lid 2, art. 315, 328 Sv
Essentie
Rechtmatigheid gebruik voor bewijs van Ennetcom-data uit Canada en afwijzing van het verzoek ‘alle Ennetcom-data’ in het dossier te voegen.
1. Gebruik voor bewijs van Ennetcom-data: - rechtmatigheid verkrijging van deze data op grond van het Verdrag; - ontbreken van wettelijke grondslag voor het vorderen door de officier van een machtiging van de rechter-commissaris voor het gebruik deze gegevens in een strafrechtelijk onderzoek; - bevoegdheidsverdeling tussen zittingsrechter en rechter-commissaris; - toepasselijkheid van Richtlijn 2002/58/EG.
2. Afwijzing van het verzoek tot het voegen van ‘alle Ennetcom-data’ in het dossier.
Samenvatting
- 1.
Klacht dat de door Canada ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.