HR, 05-03-2024, nr. 23/00564
ECLI:NL:HR:2024:291
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-03-2024
- Zaaknummer
23/00564
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Jeugdstrafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:291, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑03‑2024; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2023:213
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑03‑2024
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/00564
Datum 5 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2023, nummer 23-001182-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.J.M. Dammers, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2024.