Hof Amsterdam, 26-01-2023, nr. 23-001182-22
ECLI:NL:GHAMS:2023:213
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-01-2023
- Zaaknummer
23-001182-22
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Jeugdstrafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2023:213, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑01‑2023; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:291
Uitspraak 26‑01‑2023
Inhoudsindicatie
Jeugdstrafrecht: bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, en met dien verstande dat het hof art. 63 Sr van toepassing zal verklaren.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001182-22
datum uitspraak: 26 januari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 21 april 2022 en het herstelvonnis van 11 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-128264-21 tegen
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman, de advocaat van de benadeelde partij en het slachtoffer naar voren hebben gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, inclusief het herstelvonnis d.d. 11 mei 2022, en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing zal verklaren.
Oplegging van bijzondere voorwaarden
De rechtbank heeft aan de opgelegde, deels voorwaardelijke jeugddetentie algemene en bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder als bijzondere voorwaarden:
1) een meldplicht;
2) meewerken aan Multidimensionele Familietherapie vanuit JJI Teylingereind of soortgelijke zorgverlener;
3) meewerken aan ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke zorgverlener;
4) een contactverbod met het slachtoffer;
5) meewerken aan middelencontrole;
6) meewerken aan begeleiding door De Hoofdtrainer of soortgelijke begeleidingsinstantie.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte als bijzondere voorwaarde nog slechts een contactverbod met het slachtoffer op te leggen, nu de begeleiding tot op heden in een vrijwillig kader verloopt en dit goed lijkt te gaan. Reclasseringstoezicht acht de advocaat-generaal dan ook niet langer nodig.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat hij zich ten aanzien van de bijzondere voorwaarden kan vinden in het voorstel van de advocaat-generaal om de verdachte nog slechts een contactverbod met het slachtoffer op te leggen.
In navolging van de advocaat-generaal en de raadsman zal het hof de bijzondere voorwaarden ten aanzien van de meldplicht, het meewerken aan Multidimensionele Familietherapie, het meewerken aan ambulante behandeling bij De Waag, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan begeleiding door De Hoofdtrainer niet opleggen. Begeleiding vanuit De Hoofdtrainer vindt al enige tijd plaats in een vrijwillig kader. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting te kennen gegeven een aantal keren te hebben deelgenomen aan Multidimensionele Familietherapie. Het hof acht verder reclasseringstoezicht niet langer nodig. Het hof ziet wel de noodzaak om het contactverbod met het slachtoffer in stand te laten, nu ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen dat zowel bij de verdachte als bij het slachtoffer de angst bestaat voor represailles.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 62.985,66 en bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade (totaal) € 35.485,66
a. a) onnodig gemaakte studiekosten collegejaar 2021/2022 € 608,00
b) gederfde studiefinanciering en studentenreisproduct € 6.664,80
c) studievertraging € 18.500,00
d) daggeldvergoeding ziekenhuis € 310,00
e) medische kosten € 971,01
f) kosten medisch advies € 726,00
g) huishoudelijke hulp/mantelzorg € 588,00
h) kleding en horloge € 783,85
i. i) verhuiskosten € 6.334,00
- immateriële schade (totaal) € 27.500,00
wegens lichamelijk letsel en aantasting in de persoon op andere wijze.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17.472,01, bestaande uit € 2.472,01 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De vordering is zowel schriftelijk als mondeling onderbouwd door zijn gemachtigde mr. C.J. Nierop.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 55.026,66, bestaande uit € 35.026,66 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade. Ten aanzien van de materiële schade dient volgens de advocaat-generaal slechts het gevorderde bedrag voor de Apple Watch niet te worden toegewezen, omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. Volgens de advocaat-generaal moet het toe te wijzen bedrag worden vermeerderd met de wettelijk rente en ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden toegepast met het daarbij behorende aantal dagen aan vervangende jeugddetentie. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging heeft verzocht de vordering met betrekking tot de studievertraging en de verhuiskosten af te wijzen, omdat het causaal verband ontbreekt. De verdachte zat de gehele periode na het incident gedetineerd, waardoor hij niet voor dreiging kon zorgen. Wat betreft de gederfde studiefinanciering en het studentenreisproduct dient de vordering primair te worden afgewezen en subsidiair niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze kosten niet kunnen worden toegerekend aan de verdachte. De benadeelde partij had de uitkering van de studiefinanciering en het studentenreisproduct tijdig kunnen stopzetten. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op het opgestelde medisch advies ontbreekt het causale verband, tevens merkt de verdediging hierover op dat het niet noodzakelijk was om deze kosten te maken en daarbij is niet vast te stellen dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze schadepost eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ook ten aanzien van de kosten voor huishoudelijke hulp dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat het onduidelijk is waarom de benadeelde partij heeft gesteld dat sprake is van een zware beperking en niet van een lichte beperking. De gestelde schade aan de kleding en de Apple Watch zijn evenmin onderbouwd, waardoor de benadeelde partij ook ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Wat betreft de vordering van de medische kosten van € 971,01 refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof. Met betrekking tot de gevorderde daggeldvergoeding voor het ziekenhuis komt de verdediging tot een vergoeding voor negen dagen, hetgeen een bedrag van € 270,00 oplevert.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging bepleit dat het bedrag zoals is toegewezen door de rechtbank, verder moet worden gematigd. Subsidiair dient de vordering te worden toegewezen overeenkomstig het vonnis.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Materiële schade
De vordering kan ten aanzien van de onnodig gemaakte studiekosten, de gederfde studiefinanciering en het studentenreisproduct, de studievertraging, de medische kosten en de kosten voor het laten opmaken van het medisch advies naar het oordeel van het hof geheel worden toegewezen. De vordering is op voornoemde punten voldoende onderbouwd. Het causale verband tussen het handelen van de verdachte en de geleden schade is voldoende vast komen te staan, waardoor de schade is toe te rekenen aan de verdachte.
Namens de benadeelde partij is gemotiveerd aangevoerd dat hij ten tijde van het plegen van het strafbare feit een opleiding volgde tot [opleiding]. Na het incident is hij tot de zomervakantie van 2021 niet meer in staat geweest naar school te gaan en na de zomervakantie van 2021 slechts incidenteel. Het feit dat hij ten gevolge van het ten laste gelegde feit in het ziekenhuis heeft gelegen, heeft moeten revalideren en vervolgens angstig was om naar buiten te gaan, zijn daarvoor de redenen. In overleg met zijn studieadviseur is besloten de opleiding af te ronden op [opleiding], derhalve op een lager niveau dan het niveau dat hij voor het voorval volgde. Het alternatief was geweest dat hij het jaar had moeten overdoen. Als gevolg van fysiek en psychisch letsel ontstaan door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte heeft de benadeelde partij een niet meer in te halen studievertraging opgelopen. De benadeelde heeft collegegeld betaald en in die periode gebruik gemaakt van studiefinanciering en het studentenreisproduct. Daarop zal hij geen aanspraak meer kunnen maken. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is, anders dan de raadsman heeft betoogd, het causale verband tussen het handelen van de verdachte en de geleden schade voldoende vast komen te staan, zodat het hof van oordeel is dat de gevorderde studiekosten integraal kunnen worden toegewezen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het gevorderde bedrag aan daggeldvergoeding ziekenhuis moet worden gematigd, nu op grond van de stukken is gebleken dat de benadeelde partij negen dagen in het ziekenhuis heeft verbleven. Toegewezen wordt hiervoor dan ook een bedrag van € 270,00 (negen dagen x € 31,00).
Ook is het hof van oordeel dat het gevorderde bedrag aan huishoudelijke hulp/mantelzorg moet worden toegewezen conform de Richtlijn Huishoudelijke hulp als licht beperkt, waardoor een bedrag van € 316,00 wordt toegewezen (vier weken x € 79,00).
Ten aanzien het gevorderde bedrag voor de beschadigde kleding en de Apple Watch meent het hof dat de schade aan de kleding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00. De schade aan de Apple Watch, waarvoor een bedrag van € 459,00 is gevorderd, acht het hof voldoende onderbouwd, nu het schadevergoedingsformulier zowel de factuur als een foto van de beschadigde Apple Watch bevat.
Het hof is van oordeel dat het causale verband tussen het bewezenverklaarde en de gestelde verhuizing onvoldoende aannemelijk is geworden, temeer nu de verdachte in die periode gedetineerd heeft gezeten. Dat deel van de vordering wijst het hof dan ook af.
In totaal komt een bedrag van € 28.714,81 voor geleden materiële schade voor vergoeding in aanmerking. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Immateriële schade
Voor vergoeding van immateriële schade is een wettelijke grondslag vereist, zoals opgenomen in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het eerste lid van dat artikel luidt, voor zover hier van belang:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
(...)
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”
Bij de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor immateriële schade voor het opgelopen lichamelijk letsel dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Hierbij moet de rechter rekening houden met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezenverklaarde lichamelijk letsel opgelopen aan zijn linker hals/wang, zijn linker bovenarm en aan zijn rechterhand. Door de verdachte is hij op voornoemde plekken gestoken met een schaar. Naar aanleiding hiervan is de benadeelde partij vier dagen in kunstmatige coma gehouden, waar hij werd geïntubeerd en beademd en heeft hij negen dagen in het ziekenhuis doorgebracht. Door de steekwond in zijn hals/wang was sprake van een luchtlekkage bij het spreken, waardoor de benadeelde partij met een nasale, andere stem sprak. Ook is blijkens de Letselschaderapportage van 20 mei 2021 schade ontstaan aan de luchtpijp van de benadeelde partij, er bevond zich lucht onder de huid, tussen het weefsel in de borstkas en tussen de longvliezen. Daarnaast zijn diverse huidverkleuringen aan zijn armen vastgesteld, hetgeen past bij bloeduitstortingen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij gebruik gemaakt van zijn spreekrecht. Hij heeft verklaard dat hij nog dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen van het incident. De benadeelde heeft littekens overgehouden aan de steekwonden, onder andere op zijn gezicht, waardoor hij telkens aan het incident wordt herinnerd. Ook heeft hij last van flashbacks. Door de steekwonden heeft hij nog steeds pijnklachten aan zijn vingers, heeft hij minder kracht in zijn vingers en is hij sneller moe dan voorheen. Tevens heeft hij lange tijd in angst geleefd, omdat hij bang was dat een dergelijk incident opnieuw plaats zou vinden. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij onder behandeling staat bij een psycholoog en dat hij nog altijd bezig is met een revalidatietraject.
Gelet op de onderbouwing van de vordering en de verwijzing naar vergelijkbare gevallen waardeert het hof de door de benadeelde partij geleden immateriële schade op de voet van artikel 6:106 BW naar billijkheid op een bedrag van € 15.000,00. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Besluit
Gelet op dit alles zal een bedrag van in totaal € 43.714,81 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot de opgelegde bijzondere voorwaarden van de meldplicht, het meewerken aan Multidimensionele Familietherapie, het meewerken aan ambulante behandeling bij De Waag, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan begeleiding door De Hoofdtrainer en de vordering benadeelde partij met schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Beslist dat de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden van de meldplicht , het meewerken aan Multidimensionele Familietherapie , het meewerken aan ambulante behandeling bij De Waag , het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan begeleiding door De Hoofdtrainer worden geschrapt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 43.714,81 (drieënveertigduizend zevenhonderdveertien euro en eenentachtig cent) bestaande uit € 28.714,81 (achtentwintigduizend zevenhonderdveertien euro en eenentachtig cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening .
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 43.714,81 (drieënveertigduizend zevenhonderdveertien euro en eenentachtig cent) bestaande uit € 28.714,81 (achtentwintigduizend zevenhonderdveertien euro en eenentachtig cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 mei 2021.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, inclusief het herstelvonnis, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. A.W.T. Klappe en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 januari 2023.
Mr. M.K. Durdu-Agema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.