RF 2018/22
Vooringenomenheid. Welke eisen van functiescheiding gelden er bij boeteoplegging door de AFM? Op wie rust de bewijslast van een exceptie? (X en Y/AFM)
CBb 12-10-2017, ECLI:NL:CBB:2017:326
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
12 oktober 2017
- Magistraten
Mrs. W.E. Doolaard, S.C. Stuldreher, J.L. Verbeek
- Zaaknummer
16/768, 16/769, 17/180, 17/181
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928254:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Financiële dienstverlening / Financieel toezicht
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Auditing (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:CBB:2017:326, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 12‑10‑2017
- Wetingang
Art. 2:4, 10:3 lid 4 Awb; art. 4:11 Wft
Essentie
Functiescheiding. Vooringenomenheid.
Welke eisen van functiescheiding gelden er bij boeteoplegging door de AFM? Op wie rust de bewijslast van een exceptie?
Samenvatting
De AFM heeft twee verbonden rechtspersonen, die inmiddels zijn gefuseerd, ieder een boete opgelegd van € 270.000 wegens overtreding van de verplichting voor een financiëledienstverlener een adequaat beleid te voeren dat een integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt (art. 4:11 lid 2 Wft). In beroep heeft de rechtbank de boetes gematigd tot € 117.500, onder meer omdat zij van oordeel is dat de AFM de eisen van functiescheiding niet in acht heeft genomen, de AFM niet transparant ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.