HR, 23-02-2016, nr. 14/05941
ECLI:NL:HR:2016:308, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-02-2016
- Zaaknummer
14/05941
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:308, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑02‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:64, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2014:4267, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2016:64, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑01‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:308, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0116
Uitspraak 23‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. De vaststellingen dat “verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het andersoortige feiten” en dat dit verdachte “er kennelijk niet van [heeft] weerhouden de onderhavige feiten te plegen” is niet zonder meer begrijpelijk aangezien het UJD betreffende verdachte daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
Partij(en)
23 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/05941
ABO/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 november 2014, nummer 22/003735-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.
De verdachte is ter zake van "mensenhandel, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Voor personen beneden de leeftijd van achttien jaren wordt niet aanvaard dat zij vrijwillig kiezen voor een baan in de prostitutie; zij dienen in het bijzonder te worden beschermd. Door op de bewezen verklaarde wijze te handelen heeft de verdachte zijn eigen financieel gewin voorop gesteld. Mensenhandel is een zeer vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting. De lichamelijke en geestelijke integriteit van mensen wordt totaal ondergeschikt gemaakt aan het geldelijk gewin. Van dit soort feiten is algemeen bekend dat de slachtoffers daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen ondervinden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 oktober 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het andersoortige feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft mede acht geslagen op de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt."
3.3.
De vaststelling dat "de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het andersoortige feiten" en dat dit de verdachte "er kennelijk niet van [heeft] weerhouden de onderhavige feiten te plegen" is niet zonder meer begrijpelijk aangezien voormeld uittreksel daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016.
Conclusie 05‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. De vaststellingen dat “verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het andersoortige feiten” en dat dit verdachte “er kennelijk niet van [heeft] weerhouden de onderhavige feiten te plegen” is niet zonder meer begrijpelijk aangezien het UJD betreffende verdachte daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
Nr. 14/05941 Zitting: 5 januari 2016 (bij vervroeging) | Mr. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Den Haag wegens 1. “Mensenhandel, meermalen gepleegd”, en 2. “Mensenhandel, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
2. Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel bevat twee samenhangende klachten.
4. In de eerste plaats wordt geklaagd dat het Hof het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] in hoger beroep op ontoereikende gronden heeft afgewezen, in de tweede plaats dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed omdat alleen uit de verklaringen van [betrokkene 1] rechtstreeks verdachtes betrokkenheid bij de bewezenverklaarde feiten blijkt.
5. Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
1:
(zaak Beukelsweg - Rotterdam)
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 08 juni 2011 te Rotterdam, (telkens)
[betrokkene 1] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, terwijl [betrokkene 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [betrokkene 1] met of voor een derde tegen betaling, terwijl [betrokkene 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
bestaande dat voordeel trekken en dat ertoe brengen hieruit dat verdachte (telkens)
- [betrokkene 1] gelegenheid heeft geboden voor het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden en
- [betrokkene 1] haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden heeft laten afdragen aan hem, verdachte;
2:
(zaak Happy Gentleman-Dordrecht + OQ-Rotterdam)
hij op tijdstippen in de periode van 09 juni 2011 tot en met 15 januari 2013 te Dordrecht en Rotterdam of elders in Nederland,
(telkens)
[betrokkene 1], door geweld of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting (in de prostitutie) van [betrokkene 1]
en
bestaande dat voordeel trekken en de overige hierboven omschreven handelingen hieruit dat verdachte (telkens)
- [betrokkene 1] heeft gecontroleerd bij of na het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden en
- [betrokkene 1] haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden heeft laten afdragen aan hem, verdachte, en
- [betrokkene 1] heeft mishandeld”
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in met betrekking tot een verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige:
“Ik had verwacht dat de aangeefster, [betrokkene 1], ter terechtzitting in hoger beroep aanwezig zou zijn. De aangeefster zou als getuige meekomen. Zij heeft echter afgehaakt omdat zij ziek is. Ik beschik niet over het laatste proces-verbaal, d.d. 6 augustus 2013, en verzoek hiervan een kopie te ontvangen. Het is van belang om van de aangeefster te horen hoe de vork in de steel zit. Nu zij niet is verschenen verzoek ik om aanhouding van de zaak, teneinde de aangeefster voor de nadere terechtzitting als getuige op te roepen.
De verdachte legt op vragen van de leden van het hof een verklaring af, inhoudende:
De relatie met [betrokkene 1] is voorbij, maar wij hebben als vrienden nog steeds contact met elkaar. [betrokkene 1] kwam mij opzoeken toen ik vast zat. Ik heb aan haar gezegd dat ik door haar vast zit en dat zij moet stoppen met dat werk. [betrokkene 1] zei dat ze met dat werk zou stoppen, maar toen ik vrij kwam zag ik dat zij dat werk nog steeds deed.
In de tijd dat ik met [betrokkene 1] was ben ik vreemd gegaan met een andere dame die zwanger is geraakt. Het is niet zeker dat ik de vader ben van dat kind. Ik heb nu een nieuwe relatie.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de aangeefster reeds op de terechtzitting in eerste aanleg van 20 augustus 2013 in aanwezigheid van de raadsman als getuige is gehoord. De raadsman heeft derhalve de gelegenheid gehad om vragen te stellen aan [betrokkene 1]. De raadsman heeft niet gesteld dat hij vragen heeft aan mevrouw [betrokkene 1] die niet eerder aan haar zijn gesteld en heeft zijn verzoek onvoldoende gemotiveerd.
Het zou een herhaling van zetten zijn om [betrokkene 1] wederom als getuige te horen. Derhalve stel ik mij op het standpunt dat het getuigenverzoek dient te worden afgewezen.
De voorzitter verzoekt de dienstdoende gerechtsbode een kopie te maken van het proces-verbaal d.d. 6 augustus 2013. Vervolgens verstrekt het hof een kopie van voornoemd proces-verbaal aan de raadsman.
De voorzitter onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad. Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het getuigenverzoek zal worden afgewezen nu de verdediging in eerste aanleg ter terechtzitting de getuige vragen heeft kunnen stellen en derhalve in de gelegenheid is gesteld vragen te stellen. Het nu wederom in hoger beroep stellen van vragen heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd en daarnaast is de noodzaak daartoe niet gebleken. Het hof wijst dit verzoek dan ook af.”
7. In zijn arrest van 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496 overwoog de Hoge Raad met betrekking tot de beoordeling van klachten over het afwijzen van verzoeken getuigen op te roepen c.q. te horen:
“Toetsing in cassatie
2.73. In de cassatieprocedure gaat het niet meer om het al dan niet oproepen of horen van getuigen maar uitsluitend om de toetsing van de beslissingen van de feitenrechter dienaangaande. In cassatie kan door de verdediging daarom alleen worden geklaagd over (a) de beslissing van het hof tot het niet horen van een ter terechtzitting verschenen getuige en (b) de afwijzing door het hof van een ter terechtzitting in hoger beroep gedaan verzoek tot het oproepen van een aldaar niet verschenen getuige. Voorts kan worden geklaagd over het verzuim van het hof op zo een verzoek te beslissen. Over beslissingen of verzuimen van het openbaar ministerie dan wel de rechter in eerste aanleg kan door de verdediging in cassatie dus niet worden geklaagd.
2.74. Wat betreft de onder (a) en (b) genoemde beslissingen kan in cassatie niet over de juistheid ervan worden geklaagd. De Hoge Raad kan immers niet beoordelen of het hof een getuige terecht niet heeft opgeroepen of gehoord. Wel kan in cassatie worden geklaagd over de maatstaf die het hof heeft toegepast en over de begrijpelijkheid van de beslissing.
2.75. In dit verband moet worden gewezen op het in 2012 in werking getreden art. 80a RO en de betekenis van deze bepaling voor de reikwijdte van het onderzoek in cassatie ten aanzien van de hiervoor bedoelde beslissingen. In art. 80a RO is bepaald dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard op de grond dat de betrokkene klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarom mag in gevallen waarin dat belang niet evident is, van de verdediging in redelijkheid worden verlangd dat zij in de cassatieschriftuur een toelichting geeft met betrekking tot het belang bij haar klacht. Zo mag in het geval dat de zaak op meerdere terechtzittingen is behandeld, van de verdediging worden gevergd dat zij toelicht waarom op een later gehouden terechtzitting niet is geklaagd over een op een eerdere zitting begaan verzuim met betrekking tot een verzoek tot oproeping van getuigen. Voorts levert de enkele omstandigheid dat het hof bij de afwijzing van een verzoek niet de juiste maatstaf heeft genoemd, niet zonder meer voldoende – rechtens te respecteren – belang op bij vernietiging van de bestreden uitspraak en een nieuwe feitelijke behandeling van de zaak.
2.76. Bij de beoordeling van de afwijzing van een verzoek tot het oproepen van getuigen gaat het in cassatie uiteindelijk om de vraag of de beslissing begrijpelijk is in het licht van - als waren het communicerende vaten - enerzijds hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en anderzijds de gronden waarop het is afgewezen. Bij de beoordeling van de begrijpelijkheid van de beslissing kan ook het procesverloop van belang zijn, zoals (i) het stadium waarin het verzoek is gedaan, in die zin dat het verzoek eerder had kunnen en redelijkerwijs ook had moeten worden gedaan, en (ii) de omstandigheid dat de bij de appelschriftuur opgegeven getuigen – al dan niet op vordering van de advocaat-generaal – (alsnog) op de voet van art. 411a of art. 420 Sv zijn gehoord door een rechter-commissaris of een raadsheer-commissaris, waardoor in de regel het belang zal zijn ontvallen aan de oproeping van die getuigen ter terechtzitting.
2.77. Met inachtneming van de uit art. 80a RO voortvloeiende terughoudendheid bij de toetsing in cassatie in gevallen waarin het belang bij vernietiging niet evident is, zal die toetsing zich daarom, meer dan vroeger het geval was, concentreren op de vraag of de beslissing van de feitenrechter ten aanzien van het al dan niet oproepen onderscheidenlijk horen van getuigen begrijpelijk is. Daarbij verdient opmerking dat die begrijpelijkheid in verband met de aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst.
8. Verdachtes raadsman vond het horen van de getuige kennelijk niet zo belangrijk dat hij aan de Procureur-Generaal bij het Hof op de voet van het bepaalde in art. 414 Sv heeft verzocht de getuige op te roepen om aldus te bevorderen dat zij ter terechtzitting aanwezig zou zijn om als getuige te kunnen worden gehoord. Voorts is het verzoek niet onderbouwd. In het bijzonder heeft verdachtes raadsman niet uiteengezet waarom hij de getuige, die hij al eerder heeft kunnen ondervragen, opnieuw zou willen horen. Tegen deze achtergrond is het oordeel van het Hof gezien de gronden die het Hof daaraan ten grondslag legt niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
9. De eerste klacht gaat dus niet op.
10. Dat laatste geldt ook voor de klacht dat alleen uit de verklaringen van [betrokkene 1] rechtstreeks verdachtes betrokkenheid bij de bewezenverklaarde feiten blijkt. De door het Hof gebezigde bewijsmiddelen houden afgezien van de verklaringen van [betrokkene 1] en voor zover hier van belang immers het volgende in:
- Verdachte woonde samen met [betrokkene 1] toen zij minderjarig was. Toen [betrokkene 1] in de clubs werkte had verdachte geen geld meer. [betrokkene 1] heeft hem geholpen met een kamertje bij Lido. Hij wist dat [betrokkene 1] in de prostitutie werkte in West. [betrokkene 1] gaf hem eten en drinken en af en toe kleding. [betrokkene 1] had geen woonadres. Ze kwam bij verdachte wonen aan de [a-straat 1] in Rotterdam. Hij had een Wajong uitkering en kon daarvan niet rondkomen. Hij betaalde de huur en het eten voor hen. Na drie weken was het geld al op. [betrokkene 1] verrichtte de prostitutiewerkzaamheden in verdachtes kamer. (bewijsmiddel 1 en 2);
- Op 15 april 2011 troffen verbalisanten tijdens een escortcontrole op het adres [a-straat 1] in Rotterdam [betrokkene 1] aan (bewijsmiddel 3); zij hadden tevoren een afspraak gemaakt met een prostituee die adverteerde op de internetsite "Kinky.nl" onder de werknaam '[betrokkene 1]', met het telefoonnummer 06-[001], en die als adres opgaf [a-straat 1] in Rotterdam;
- [betrokkene 1] werd mishandeld door haar vriend. De vriend van [betrokkene 1], verdachte, heeft meerdere malen haar spullen op straat gezet en dan zei hij erbij: "Dan ga je toch!" en dan zei [betrokkene 1]: "Maar ik kan nergens heen." Op die manier zette hij [betrokkene 1] extra onder druk. Ze was afhankelijk van hem. (bewijsmiddel 4);
- verdachte huurde [a-straat 1] in Rotterdam van 1 juni 2010 t/m 29 april 2011 (bewijsmiddel 5);
- als [betrokkene 1] ermee stopt is verdachte gewoon weg; zij is alleen een extra portemonneetje voor hem (bewijsmiddel 9);
- uitlatingen van verdachte in Ping-gesprekken tussen verdachte en [betrokkene 1]:
(het eerste gesprek op 27 augustus 2012; D is verdachte):D: En owe ik hoor dat je werk door mij
D: Ik klap je elke keer dat ik je zie(…)D: Lkkkr tog moet je luisteren. Als je morgen niet kom delete ik je. Mag je al je smoesje en alles voor jezelf houden.(…)D: Maar ik ga niet meer met je praten ik heb je gezegt wat ga gebeurenD: Done(…)D: Ik zie je 2 dagen niet je werk als prostitute wie zeg je was niet met andere mannen net als […] en […]
D: Ik heb foto's van jou hoe je op de bar los gaat.(…)D: Je gaat fucking spijt kreijge
(het tweede gesprek op 16 augustus 2012:)D: Breng 100 minimaal serieus dan kan ik makkelijk sparen
D: 150 dagelijk is beter
D: Snapje
D: Spaar ik beter
D: Serieus(…)D: Ja of betere werk want die werk is egt goedkoop
D: 50 euro half uurtj
D: Weinig je begon met 200 ofzo
D: Nu if 50D: Ik moet wennen aan zoweinig montex
D: SerieusD: Ik zeg je eerlijk zelf oq is beter en lidoD: Daar had je nog elkedag 100 euroD: MinimaalD: SnapjeD: Half uurtjD: Plus dranktexD: Elkedag goeie montexD: Nu is elkedag stressD: Hoeveel heeft ze 20 of 50D: Max is 50 kom op johD: Is tog zielig
D: Of niet soms?D: Ffeerljk
- Een melding op 4 maart 2012 bij de politie Rotterdam-Rijnmond dat een vrouw een woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam wilde verlaten, maar dat zij in een houdgreep werd genomen door een man en geschopt en geslagen werd door hem, waarna zij terug de woning in getrokken zou zijn. Bij aankomst van de politie blijkt het te gaan om [betrokkene 1] en eerder genoemde [verdachte]. (bewijsmiddel 11)
- In een gesprek op 28 augustus 2012. van leden van het Team Mensenhandel van de politieregio Zuid-Holland-Zuid met de eigenaar van seksinrichting Happy Gentleman, [betrokkene 2], aan de Spuiweg te Dordrecht, geeft deze aan zich zorgen te maken omtrent [betrokkene 1], die dan nog steeds werkzaam is in zijn club. Zijn zorgen bestaan onder meer uit het feit dat [betrokkene 1] nogal "gecontroleerd" wordt door een "vriendje" en uit het feit dat [betrokkene 1] op sommige dagen behoorlijke bedragen verdient in zijn club, maar de dag, of enkele dagen erna, dan alweer aan de eigenaar geld vraagt, zodat zij bijvoorbeeld een pakje sigaretten kan kopen. (bewijsmiddel 11)
- De inhoud van pinggesprekken van verdachte naar [betrokkene 1] (bewijsmiddel 12)op 16 september 2012, 09.11 uur:Was goeiedag?antwoord [betrokkene 1]: Viel wel mee gaat wel. Hierop antwoord [verdachte]: Hoeveel heb je 2 bar.[betrokkene 1] antwoord: We praten zo sgat.op 16 september 2012, 11.31 uur van [verdachte] naar [betrokkene 1]:Heb je goeie montex (lees geld) Of ga ik beetj teleur gestelt worde denkj? Zeg me.(…)Moet je juist zegge Pooier geef je klappe als je niet genoeg breng Mij maak ni uit. Zeg gewoon hoeveel thats it. Dont get it twisted
- De inhoud van tapgesprekken op de telefoon van verdachte (bewijsmiddel 13):1. gesprekgegevens […], 24 september 2012 10.46 uur.
[verdachte] vraagt waar [betrokkene 1] is. [betrokkene 1] zegt dat ze zich aan het aankleden is.[verdachte] vraagt of ze 20 euro Vodafone beltegoed voor hem heeft. [betrokkene 1] reageert 'Niet elke keer dat ik geld heb omdat jij vergeten....2. gesprekgegevens […] (disk 79) 25-09-2012 11.06 uur. [verdachte] vraagt of het een goeie dag was. [betrokkene 1] antwoord nee joh gewoon standaard.[verdachte] vraagt Zo 50 of eh 100. [betrokkene 1] zegt "Ja", waarop [verdachte] zegt: "is goed, is goed"5. gespreksgegevens […], 28 september 2012, 22.09 uur[betrokkene 1] belt naar [verdachte]. (…)[betrokkene 1] zegt dat ze werkt tot 5 uur in de ochtend (bedoelt bij club OQ in Rotterdam) Ze kan niet ook in Dordrecht werken. [verdachte] moet zorgen dat hij een uitkering krijgt. [verdachte] antwoord dat als hij uitkering heeft en [betrokkene 1] dagelijks genoeg geld binnen brengt het veel makkelijker is. (…) [verdachte] zegt er moet money binnen komen.
- Tapgesprekken op de telefoon van [betrokkene 1] waarvan verdachte vanaf 16 november 2012 gebruik maakt (bewijsmiddel 13):1. gespreksgegevens […], 18 november 2012, 11.30 uur.[betrokkene 1] wordt gebeld door [verdachte]. Hierin zegt hij dat [betrokkene 1] de montex(geld) bij Pito moet brengen.2. gespreksgegevens […], 21 november 2012, 14.04 uur.[betrokkene 1] wordt gebeld door [verdachte] en vraagt haar hoeveel montex(geld) zij gaat sturen. Ik heb 75 zegt [betrokkene 1], waarop [verdachte] zegt stuur 60 en hou zelf 15 voor beltegoed of zo. [betrokkene 1] zegt dat ze 50 stuurt, dan houdt ze 25 over. Kan ze beltegoed kopen en houdt ze 15 euro over. [verdachte] zegt nee nu overdrijf je. Denk eraan ik moet ook nog tanken.4. gespreksgegevens […], 29 november 2012, 11.13 uur:[verdachte] stuurt sms "als je vandaag geen normale montex (geld) kan brengen ben ik klaar met jou ik ga andere chick serieus dan zoeken heb al iemand op het oog trouwens dat weet je dit keer is klaar simpel je hebt daar montex (geld) denk je dat ik niet weet." Dit naar aanleiding van een telefoongesprek 10 minuten eerder waarin [betrokkene 1] aangeeft dat ze aan het werk is en niets verdient en dat ze ziek is.
- tapgesprekken/sms op telefoon van [verdachte] (06-25369298)5. gespreksgegevens […], 23 december 2012 16.34 uur:[betrokkene 1] belt [verdachte] waarin ze zegt als ik er ben -(hiermee wordt bushalte nabij woning [verdachte] bedoeld) stuur i je SMS.' "En doe mij niks he?", waarop [verdachte] zegt "Nee zolang jij de montex (geld) heb".7. gespreksgegevens […], 02 januari 2013, 15.40 uur:[betrokkene 1] belt met [verdachte] waarin [verdachte] zegt dat hij zwaar montex (geld) nodig heeft. [betrokkene 1] zegt dat ze op het werk is maar nog moet beginnen. Hij zegt bel me direct als je montex(geld) hebt dan kom ik het direct halen.8. gespreksgegevens […], 07 januari 2013, 20.24 uur:[betrokkene 1] belt [verdachte]. Tijdens het gesprek vraagt ze waar [verdachte] is. Deze zegt bij zijn ma in IJsselmonde. Zij vraagt "hoop voor mij dat het druk wordt" in antwoord op de opmerking van [verdachte] dat hij boos is omdat hij geen montex(geld) is. [verdachte] zegt in Dordrecht is het nooit druk. Kom morgen met 50 euro je weet donders goed.
- een uitgaand sms'je van [verdachte] naar [betrokkene 1] (gespreksgegevens […] d.d. 09 januari 2013 te 18.33 uur) waarin hij bericht "wil je met me samen wonen moet je voor werken net als in west". (bewijsmiddel 14)
- een gesprek van [verdachte] (beller) met [betrokkene 1] op 29 januari 2013, 14.08 uur, vanuit de PI (bewijsmiddel 15), kennelijk betrekking hebbend op het aanvragen van een bijstandsuitkering door [betrokkene 1]):[verdachte]: Ja-a. Je moet gewoon tegen hun zeggen dat je gewoon mij geld geeft en dat je kleren voor mij koop en zo. Anders heb ik helemaal niks.[betrokkene 1]: Dat zeg ik ook. Dat heb ik allang gezegd.[verdachte]: Uh ik ga jou een van deze dagen bellen. Maar [betrokkene 1] luister dan.: Ja[verdachte]: Um je moet wel montex sturen hier binnen he. Want anders kan ik niet bellen. Niks man. Ik heb nog uh drie euro en dat was het. Snap je.[betrokkene 1]: mm mm.[verdachte]: En uh luister dan. Ik heb tegen hun gezegd dat je moet stoppen met werk. Maar ik weet dat je nog niet kan stoppen, want je hebt geen slaappiek toch? Snap je?[betrokkene 1]: mm[verdachte]: Dus je moet gewoon tegen hun?[betrokkene 1]: Maar ik ga ik ga. Ik ga morgen ga ik ook weer naar ?(ONV) Dan ga ik bijstandsuitkering aanvragen dat soort dingen.
11. De tweede klacht mist dus feitelijke grondslag.
12. Het middel faalt.
13. Het tweede middel houdt in dat de overweging van het Hof, dat de verdachte blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 oktober 2014 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen strafbare feiten en zich daardoor niet van het plegen van de onderhavige feiten heeft laten weerhouden, in het licht van de inhoud van dat uittreksel onvoldoende is gemotiveerd.
14. Bij de stukken, die de griffier van het Hof op de voet van het bepaalde in art. 434 lid 1 Sv heeft gezonden aan de griffier van de Hoge Raad, bevindt zich een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 oktober 2014. Daaruit blijkt echter niet dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld. De aangevallen overweging is dus onbegrijpelijk
15. Het middel slaagt.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG