Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de internationale erkenning van rechten op luchtvaartuigen
Artikel VII
Geldend
Geldend vanaf 17-09-1953
- Bronpublicatie:
19-06-1948, Trb. 1959, 152 (uitgifte: 19-10-1959, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-09-1953
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-1948, Trb. 1959, 152 (uitgifte: 19-10-1959, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
De rechtsgang voorgeschreven voor executoriale verkoop van een luchtvaartuig wordt bepaald door de wet van de Verdragsluitende Staat, waar de verkoop plaats vindt.
2.
De volgende bepalingen moeten evenwel in acht genomen worden:
- (a)
de datum en plaats van de verkoop zullen tenminste zes weken tevoren worden vastgesteld;
- (b)
de beslagleggende schuldeiser moet aan de rechter of aan een andere bevoegde autoriteit een gewaarmerkt uittreksel overleggen van de inschrijvingen, het luchtvaartuig betreffende. Hij moet de verkoop tenminste één maand vóór de daarvoor vastgestelde dag openbaar doen aankondigen ter plaatse, waar het luchtvaartuig in het nationaliteitsregister is ingeschreven, overeenkomstig de bepalingen der aldaar geldende wet en tegelijkertijd bij aangetekende, zo mogelijk per luchtpost, te verzenden brief, de eigenaar en de rechthebbenden op de in het register vermelde rechten en de houder van volgens artikel IV, lid 3, in het register ingeschreven vorderingen, hiervan verwittigen aan hun op het register aangegeven adressen.
3.
De gevolgen van het niet inachtnemen der bepalingen van lid 2 worden geregeld door de wet van de Verdragsluitende Staat, waar de verkoop plaats heeft. Echter kan elke verkoop, geschied in strijd met de in dat lid gegeven voorschriften, worden nietig verklaard op een binnen 6 maanden, te rekenen van de datum van de verkoop, in te stellen vordering van een ieder, die als gevolg van deze overtreding schade heeft geleden.
4.
Geen executoriale verkoop kan plaats hebben, tenzij alle rechten, die overeenkomstig dit Verdrag voorrang hebben boven de vordering van de beslaglegger en waarvan de geldigheid voor de bevoegde autoriteit aannemelijk is gemaakt, uit de opbrengst voldaan kunnen worden of door de koper te zijnen laste genomen worden.
5.
Wanneer in het gebied van de Verdragsluitende Staat, waar de verkoop plaats heeft, schade op het aardoppervlak is toegebracht door een luchtvaartuig, waarop als zekerheid voor een vordering een der rechten vermeld in artikel I rust, kan de nationale wet van deze Verdragsluitende Staat in geval van beslag op dit luchtvaartuig of op enig ander luchtvaartuig, dat aan dezelfde eigenaar toebehoort en waarop een soortgelijk recht rust ten behoeve van dezelfde schuldeiser, bepalen:
- (a)
dat de bepalingen van lid 4 niet toepasselijk zijn op de benadeelden of hun rechtverkrijgenden, wanneer deze beslaglegger zijn;
- (b)
dat de in artikel I vermelde rechten, die als zekerheid voor een vordering op het luchtvaartuig rusten, aan de benadeelden of hun rechtverkrijgenden slechts kunnen worden tegengeworpen tot een bedrag van 80% van de verkoopprijs.
De bepalingen van dit lid zijn evenwel niet toepasselijk, wanneer de op het aardoppervlak veroorzaakte schade behoorlijk en voldoende door of namens de exploitant bij een Staat of een verzekeringsmaatschappij in enige Staat is verzekerd.
Indien in de wet van de Verdragsluitende Staat, waar de executoriale verkoop plaats heeft, geen andere maatstaf is aangegeven, zal de verzekering in de zin van dit lid worden geacht voldoende te zijn, indien de verzekerde som gelijk is aan de waarde van het inbeslaggenomen luchtvaartuig, toen dit nieuw was.
6.
De volgens de wet van de Verdragsluitende Staat waar de verkoop plaats heeft, wettig in rekening te brengen kosten, die in het gezamenlijk belang der schuldeisers in de loop van de executieprocedure met het oog op de verkoop gemaakt zijn, zullen uit de koopprijs worden betaald vóór alle andere vorderingen, daaronder begrepen degenen, die bevoorrecht zijn ingevolge artikel IV.