Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.8.10a
Geldend
Geldend vanaf 05-01-2021. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2021
- Redactionele toelichting
Art. 5.8.10 t/m 5.8.10b is ingevoegd.
- Bronpublicatie:
30-12-2020, Stcrt. 2021, 568 (uitgifte: 04-01-2021, regelingnummer: IENW/BSK-2020/143233)
- Inwerkingtreding
05-01-2021, terugwerkend tot: 01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-12-2020, Stcrt. 2021, 568 (uitgifte: 04-01-2021, regelingnummer: IENW/BSK-2020/143233)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van keuren | |
---|---|---|
1. | Indien een landbouw- of bosbouwtrekker is voorzien van een CNG- of LNG-installatie, moet deze, onverminderd het bepaalde in artikel 5.8.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen. | – |
2. | De CNG- of LNG-tank: a. moet permanent zijn aangebracht aan het voertuig; en b. mag geen deuken vertonen. | Leden 2 tot en met 4: visuele controle. |
3. | De CNG- of LNG-tank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst. | |
4. | De CNG- of LNG-tank moet, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 2002, zijn voorzien van een deugdelijke gasdichte behuizing die in de buitenlucht moet uitmonden, tenzij de tank in de open lucht is geplaatst. | |
5. | De vervaldatum van de goedkeuring en, indien van toepassing, van de herkwalificatie van een CNG- of LNG-tank, mag niet verstreken zijn. | Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport. |
6. | Op de CNG- of LNG-installatie mogen geen andere verbruikers zijn aangesloten dan die welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig, met uitzondering van een verwarmingsinstallatie ten behoeve van de passagiers- of bagageruimte. | Leden 6 tot en met 10: visuele controle. |
7. | De onderdelen van de CNG- of LNG-installatie moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak. | |
8. | De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen. | |
9. | De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is. | |
10. | De vulaansluiting moet: a. zijn geplaatst aan de buitenzijde van het voertuig of in het motorcompartiment; b. zijn voorzien van een stofkap, tenzij de vulaansluiting is beschermd tegen vuil en water. |