Hof Leeuwarden, 03-02-2009, nr. 24-001358-08
ECLI:NL:GHLEE:2009:BH1713, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
03-02-2009
- Zaaknummer
24-001358-08
- LJN
BH1713
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2009:BH1713, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 03‑02‑2009; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BL6765
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BL6765, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 03‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Naar aanleiding van ruzie tussen verdachte en het slachtoffer in een discotheek is verdachte samen met een ander gewapend naar de woning van het slachtoffer gegaan om verhaal te halen. Verdachte heeft met een vuurwapen een tweetal schoten gelost op de voordeur van de woning van het slachtoffer. De kogels zijn de woning binnengedrongen. Verdachte heeft hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer - van wie hij kon verwachten dat deze zich mogelijk achter de deur zou bevinden - dodelijk geraakt zou worden door één van de kogels. Het hof veroordeeld verdachte voor het medeplegen van een poging moord tot vijf jaren gevangenisstraf.
Partij(en)
Parketnummer: 24-001358-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-630587-07
Arrest van 3 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 8 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman S. Urcun, advocaat te Rotterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft voorts op de vordering van een benadeelde partij beslist en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 375,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot eenzelfde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd, [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, naar de woning van die
[slachtoffer] is gegaan en aldaar een of meerdere malen op deur heeft geklopt en/of (vervolgens) met een vuurwapen een of meerdere schoten heeft gelost op/door de voordeur van de woning ([straat 1] [huisnummer]) in welke woning die [slachtoffer] en/of (een) andere(n) zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend naar de woning van die [slachtoffer] gegaan en heeft/hebben aldaar een of meerdere malen op de deur geklopt en/of (vervolgens) met een vuurwapen een of meerdere schoten gelost op/door de voordeur van de woning ([straat 1] [huisnummer]) in welke woning die [slachtoffer] en/of (een) andere(n) zich bevond(en).
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Vaststaande feiten
Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier en de ter zitting van het hof afgelegde verklaring van verdachte de navolgende feiten vast, als zijnde erkend dan wel onvoldoende weersproken.
Verdachte - door bekenden aangesproken met zijn bijnaam [verdachte] - bezoekt in de nacht van 26 december 2007 discotheek [discotheek] te Groningen. Aldaar is een feest voor Antillianen georganiseerd. Op dat feest zijn ook [slachtoffer] (de aangever in de onderhavige strafzaak),[getuige 1] ([getuige 1] genoemd), [getuige 2] en diens vriendin [getuige 3] aanwezig. Verdachte heeft
- -
naar eigen zeggen - veel gedronken en voelde zich aangeschoten. Tegen 03.30 uur wankelt hij op zijn benen, zwaait met zijn armen en zoekt steun bij de bar. Hij raakt hierbij [getuige 1] met zijn arm. [slachtoffer] slaat verdachte vervolgens op zijn linkeroog ten gevolge waarvan verdachte komt te vallen, waarna [slachtoffer] hem nog tegen zijn hoofd schopt. Verdachte wordt eerst [discotheek] uitgezet en kort daarna moet ook [slachtoffer][discotheek] verlaten. Verdachte bedreigt [slachtoffer] voor de discotheek in het Papiaments. Op straat ontfermt de inmiddels gearriveerde politie zich over verdachte. Samen met een vriendin, [getuige 4], wordt verdachte door de politie naar de spoedeisende hulp van het[ziekenhuis] te Groningen gebracht. In het ziekenhuis hoort verbalisant [verbalisant] verdachte zeggen: "Als ik hechtingen in mijn oog moet krijgen, dan doe ik een belletje naar Curaçao, want de [verdachte] familie is heel groot en dan wordt de moeder van die jongen zo neer geschoten."
In het ziekenhuis blijkt, zoals valt op te maken uit de in het strafdossier aanwezige medische verklaring, dat verdachte in het gezicht een aantal oppervlakkige verwondingen heeft opgelopen. Deze zijn geplakt. Daarnaast blijkt de linkerpink van verdachte te zijn geluxeerd. De pink is teruggezet waarna verdachte, blijkens de medische verklaring, de pink normaal kon gebruiken, weliswaar beperkt door pijn. Op de geadviseerde spalk voor de pink heeft verdachte niet gewacht; hij heeft het ziekenhuis voortijdig verlaten. Uit beelden afkomstig van beveilingscamera's van het ziekenhuis, is gebleken dat verdachte omstreeks 04.27 uur het ziekenhuis heeft verlaten. Dit tijdstip is ook door verdachte, weliswaar geschat, genoemd.
Bij de ingang heeft verdachte korte tijd beweeglijk en druk gebarend met enkele personen gesproken. Deze beelden zijn vastgelegd op dvd. Het hof heeft aan de hand van de beelden niet kunnen vaststellen dat verdachte in zijn gezicht of aan zijn linkerhand enige pleister of verbandmateriaal droeg.
Bij het ziekenhuis is verdachte opgehaald met een auto. De bedrijfsbeveiliging van het ziekenhuis heeft gezien dat het een auto met een rode kleur betrof. In deze auto bevonden zich naast verdachte en genoemde [getuige 4], als chauffeur [betrokkene 1] ([betrokkene 1] genoemd) en als inzittenden[betrokkene 2] ([betrokkene 2] genoemd) en [betrokkene 3]. Per auto is dit vijftal naar de Groningse wijk [wijk] gereden, teneinde [getuige 4] af te zetten.
Op 26 december 2007 omstreeks 04.43 uur verspreidt de politie in Groningen het bericht dat er geschoten zou zijn op de [straat 1] te Groningen. Uit onderzoek werd duidelijk dat er was geschoten in het portiek van de woningen [straat 1] [huisnummer] tot en met [huisnummer]. Er bleek te zijn geschoten op de voordeur van de woning [straat 1] [huisnummer]. Deze woning wordt bewoond door aangever [slachtoffer]. Zijn naam staat ook vermeld bij nummer [huisnummer] van de brievenbussen naast de deur die toegang geeft tot het portiek. In deze toegangsdeur bevindt zich een ruit (zie foto 1 en 2, pagina 112 dossierproces-verbaal). De woning van [slachtoffer] bevindt zich op de tweede etage (naar het hof begrijpt heeft de woning kennelijk alle ruimtes op één niveau) en is via een trap te bereiken. In het portiek trof de politie twee hulzen aan. De ene huls lag op de vloer op de eerste etage nabij de voordeur van de woning [straat 1] [huisnummer] en de andere huls lag op het plateau tussen de eerste en de tweede etage. Het betroffen hulzen van 9 millimeter patronen.
Uit technisch onderzoek blijkt dat de voordeur van de woning van [slachtoffer] twee ruiten heeft. In de onderste ruit zat vanaf de vloer gemeten op een hoogte van 50,5 centimeter een gat. In het hout van de voordeur onder de onderste ruit zat op een hoogte van 28 centimeter eveneens een gat. Achter de voordeur bevindt zich een gang. Aan het einde van de gang bevindt zich een tussendeur die toegang geeft tot een woonkamer met open keuken. In het verlengde van de gang, stond in de woonkamer voor het raam een zitbank. In de gang is het tapijt beschadigd en wordt een gedeelte van een kogel aangetroffen. In de deur naar de woonkamer zat een gat op een hoogte van 18,5 centimeter (zie foto 18, pagina 120 dossierproces-verbaal). Ook in de bank blijkt een kogelgat te zitten (zie foto 14 en 15, pagina 118 en 119 dossierproces-verbaal).
Met behulp van touwtjes heeft de politie twee schotbanen weergegeven (zie foto 16 tot en met 20, pagina 119 tot en met 121 dossierproces-verbaal). Uit onderzoek is gebleken dat beide schotbanen een aanvang nemen vanaf de trap in het portiek. De politie concludeert op grond van deze bevindingen dat er in het portiek met een pistool is geschoten op de voordeur van de woning van [slachtoffer]. Gezien de hoogte van de inslagen in de voordeur is het aannemelijk dat de schutter op de trap in het portiek heeft gestaan en twee keer heeft geschoten.
Getuigenverklaringen
In het dossierproces-verbaal bevinden zich de navolgende verklaringen op basis waarvan het hof vaststelt wat er na de confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] in [discotheek] is gebeurd.
[getuige 4] heeft tijdens haar verhoor door de politie (pagina 162 tot en met 165 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat [betrokkene 2] ([betrokkene 2]) bij het ziekenhuis aankwam met een normale 5-deurs auto, bestuurd door [betrokkene 1] ([betrokkene 1]). Op de achterbank zat nog een Antilliaan, wiens naam zij niet kent. Ze zaten dus met vijf man in de auto. [getuige 4] hoorde in de auto dat werd gezegd dat die jongens nog niet klaar met hen waren. Ze zouden net zolang zoeken totdat ze hen hadden gevonden. Verdachte zei dit ook en hij was behoorlijk opgefokt. In de auto vroegen de jongens [getuige 4] om het adres van[slachtoffer] (naar het hof begrijpt: [slachtoffer]). [betrokkene 1] is de parkeerplaats van de videotheek in [wijk] opgereden. Dit is aan de [straat 1]. Volgens de jongens zou [slachtoffer] daar moeten wonen. In het huis van [slachtoffer] heeft [getuige 4] licht zien branden en ze heeft van de jongens vernomen dat er mensen voor het raam stonden te kijken. De jongens zijn niet uitgestapt en hebben haar vervolgens bij de [straat 2]afgezet.
[betrokkene 1] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard (pagina 152 tot en met 154 van het dossierproces-verbaal) dat hij in het bezit is van een 5-deurs rode Mazda 626. Hij heeft deze auto gekocht van [betrokkene 2]. In de nacht van 26 december 2007 is hij naar het ziekenhuis gereden om verdachte op te halen. [betrokkene 2], [betrokkene 3], verdachte, [getuige 4] en hijzelf zijn in zijn rode Mazda naar [wijk] gereden.
[betrokkene 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie (pagina 141 tot en met 146 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat hij een rode Mazda 626 sedan heeft gehad. Hij heeft deze auto verkocht aan [betrokkene 1]. Omdat [betrokkene 1] eerst zijn Antilliaanse rijbewijs moest omruilen stond deze auto eind 2007 nog op zijn naam. Uit politieonderzoek is gebleken (pagina 13 van het dossierproces-verbaal) dat [betrokkene 2] een auto, merk Mazda 626, kleur rood, voorzien van het kenteken [kenteken] op naam heeft gehad.
[getuige 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie (pagina 76 tot en met 78 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat verdachte [slachtoffer] voor [discotheek] heeft bedreigd met de woorden (vertaald): "Jij lacht nu, maar jij gaat straks zien wat er gebeurt. Ik ga je doodmaken." [slachtoffer], [getuige 3] en hij zijn na het voorval in [discotheek] naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Hij heeft bij de portiekdeur een stukje hout geplaatst omdat ene [persoon] nog brood zou brengen. [persoon] hoefde dan niet aan te bellen. Ze zijn de woning van [slachtoffer] ingegaan. De balkondeur stond een klein beetje open omdat ze aan het roken waren. Omdat [getuige 2] een auto hoorde rijden, ging hij kijken. Hij heeft verklaard dat hij een rode Mazda zag met daarin zeker vijf Antilliaanse mensen. De auto werd de parkeerplaats opgereden en hij hoorde in het Papiaments zeggen: "Para, para.", hetgeen Stop, stop betekent. [getuige 2] heeft de auto vervolgens weg zien rijden en - na enige tijd - weer terug zien komen. Vervolgens heeft zijn vriendin (naar het hof begrijpt: [getuige 3]) enige tijd later twee mannen aan zien komen lopen. [getuige 2] hoorde dat [getuige 3] zei dat één van de mannen de man was van de problemen in [discotheek]. Daarmee bedoelde zij [verdachte]. [getuige 3] zag dat de twee mannen naar boven kwamen. Vervolgens heeft [slachtoffer] de voordeur op slot gedaan. Daarna hoorde [getuige 2] iemand op de deur kloppen. Daarop is niet gereageerd. Ongeveer 10 seconden daarna hoorde hij het knallen van een vuurwapen. Hij heeft twee knallen gehoord.
[getuige 3] heeft tijdens haar verhoor bij de politie (pagina 79 tot en met 80 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat zij ook het Antilliaanse feest in [discotheek] heeft bezocht. Zij was daar met haar vriend (naar het hof begrijpt: [getuige 2]) en [slachtoffer]. Er was ruzie in [discotheek] en later hoorde zij dat [slachtoffer] bij de ruzie betrokken was. Zij heeft gezien dat [verdachte] door de politie werd meegenomen en dat zij [verdachte] kent vanuit Rotterdam. Eenmaal in de woning van [slachtoffer] zag zij op enig moment twee mensen lopen. Zij is naar de voordeur van de woning gelopen. Via het raam van de voordeur zag zij dat [verdachte] de portiekdeur opentrok.
Na tegen haar vriend en [slachtoffer] te hebben gezegd dat [verdachte] naar boven kwam lopen, is zij de badkamer ingegaan en heeft zij de deur daarvan dichtgedaan. Ze hoorde dat er drie keer op de deur werd geklopt en ze hoorde mannen buiten praten. Vervolgens werd er twee keer geschoten.
[slachtoffer] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie (pagina 72 tot en met 75 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat hij op 26 december 2007 ruzie heeft gehad in [discotheek]. Nadat zowel verdachte als hij uit [discotheek] waren verwijderd bedreigde verdachte hem met de woorden (vertaald): "Ik vermoord jullie, jullie zullen weten." [getuige 1] (pagina 89 en 90 van het dossierproces-verbaal) heeft hierover verklaard dat die dikke man (naar het hof begrijpt: [verdachte]) heeft gezegd: "Ik schiet jullie dood. Ik krijg jullie nog wel". [slachtoffer] heeft vervolgens verklaard dat hij omstreeks 03.30 uur samen met [getuige 2] en [getuige 3] thuis kwam. Op enig moment hoorde [getuige 2] buiten lawaai en is hij op het balkon gaan kijken. [getuige 2] zei dat die jongen die [slachtoffer] had geslagen buiten was. [getuige 3] is ook gaan kijken en zei dat de jongens naar boven kwamen. Vervolgens heeft [slachtoffer] de voordeur van zijn woning op slot gedaan. Hij zag daarbij de bovenkant van het hoofd van de jongen en herkende de jongen als de jongen die hij in [discotheek] een klap had gegeven. Deze jongen vroeg aan iemand welk huis het was en liep de laatste trap naar boven. Vervolgens hoorde [slachtoffer], die zich inmiddels in zijn slaapkamer had verscholen, twee keer op zijn deur kloppen en kort daarna hoorde hij twee keer een knal.
[getuige 5] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie (pagina 91 tot en met 93 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat hij op 26 december 2007 's nachts voor het raam van zijn woning stond. Hij zag op dat moment een bordeauxrode auto van het merk Mazda, volgens hem van het type 626, in het parkeervak voor zijn woning staan. [getuige 5] ziet een negroïde man uit de auto stappen. Kort daarop, wanneer hij zich in het toilet bevindt, hoort hij een aantal knallen. Omdat de knallen hol klonken dacht [getuige 5] dat er werd geschoten in de flat naast zijn woning, de flat aan de [straat 1]. Vervolgens ziet hij vanuit de hal van zijn woning twee negroïde mannen uit de steeg naast zijn woning komen. Eén van de mannen droeg een pistool in zijn linkerhand. Hij heeft deze man later tijdens een fotoconfrontatie herkend als verdachte.
Tijdspad
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte het hem ten laste gelegde feit niet gepleegd kan hebben gelet op het tijdsverloop tussen het tijdstip van het verlaten van het ziekenhuis door verdachte en het tijdstip van de schietpartij. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft tussen 04.20 en 04.25 uur het ziekenhuis verlaten. Nadat verdachte uit het ziekenhuis is vertrokken is eerst [getuige 4] naar huis gebracht. De tijd die nodig is om per auto de route tussen het ziekenhuis en de woning van [getuige 4] af te leggen bedraagt volgens de ANWB- routeplanner 19 minuten.
De reistijd van de woning van [getuige 4] naar de woning van aangever bedraagt daarnaast nog eens 5 minuten. Dit betekent volgens de raadsman dat de minimale reistijd 24 minuten bedroeg. Verdachte kon derhalve op zijn vroegst om 04.44 uur bij de woning van aangever aanwezig zijn, terwijl de melding dat er geschoten is in de [straat 1] reeds om 04.43 uur is gedaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De tijd die nodig is om van het ziekenhuis per auto naar de [straat 1] te rijden is niet exact vast te stellen nu dit van diverse omstandigheden afhankelijk is zoals bijvoorbeeld de gekozen route, de snelheid waarmee gereden wordt, het overige verkeer op de weg en het al dan niet in werking zijn van verkeerslichten. Bovendien heeft het hof het tijdstip van vertrek uit het ziekenhuis niet exact kunnen vaststellen. Het is dan ook verre van uitgesloten dat verdachte op het tijdstip waarop de schoten zijn gelost niet aan de [straat 1] aanwezig kon zijn. Het hof verwerpt reeds hierom het verweer van de raadsman.
Ten overvloede merkt het hof op dat andere routeplanners - zoals ter terechtzitting aan de orde is gesteld - een substantieel kortere tijd vermelden benodigd om de afstand van het ziekenhuis naar de woning van [getuige 4] af te leggen. Bovendien heeft [getuige 4] verklaard dat zij niet thuis is afgezet, maar op een dichter bij de plaats delict gelegen kruising.
Belangrijker in dit verband is overigens dat, gelet op de verklaringen van [getuige 4], [betrokkene 1], [getuige 2], [getuige 3], [slachtoffer] en [getuige 5], zoals hierboven weergegeven, vast staat dat verdachte zich heeft bevonden op de parkeerplaats aan de [straat 1], vlak bij de woning van [slachtoffer], rond het tijdstip van de geloste schoten.
Het hof leidt uit bovenstaande vaststellingen af dat [betrokkene 1] vanaf het ziekenhuis naar de woning van [slachtoffer] aan de [straat 1] is gereden, verdachte aldaar heeft vastgesteld waar zich de woning van [slachtoffer] bevond, [betrokkene 1] is weggereden naar de nabij gelegen [straat 2] om [getuige 4] af te zetten en is teruggegaan naar de [straat 1] alwaar verdachte en een mede-inzittende de auto hebben verlaten. Vervolgens stelt het hof vast dat boven redelijke twijfel is verheven dat verdachte, tezamen en in vereniging met een mededader, in de nacht van 26 december 2007 twee kogels heeft afgevuurd op de voordeur van de woning van [slachtoffer].
Aanwezigheid personen in de woning
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden nu voor de schutter niet duidelijk was dat er personen in de woning aanwezig waren. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen licht brandde in de woning, dat de gordijnen dichtzaten en dat er niet gereageerd werd toen er op de deur werd geklopt. Naar de mening van de raadsman mocht de schutter hieruit concluderen dat er niemand in de woning aanwezig was. Het hof begrijpt het verweer van de raadsman zo dat hij betoogt dat de schutter geen (voorwaardelijk) opzet op de dood heeft gehad.
Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat verdachte samen met anderen - nadat hij het ziekenhuis had verlaten - naar de woning van [slachtoffer] is gegaan, van wie hij wist dat deze na de ruzie [discotheek] had verlaten. [getuige 4] heeft verklaard dat zij de mannen in de auto heeft horen zeggen dat er personen in de woning aanwezig waren en dat zij heeft gezien dat er licht brandde in de woning. Naar het oordeel van het hof moest verdachte dan ook rekening houden met het feit dat er zich mensen, waaronder [slachtoffer], in de woning bevonden. Verdachte heeft na een aantal keren op de voordeur te hebben geklopt, korte tijd daarna een tweetal kogels recht op de voordeur van de woning van [slachtoffer] afgevuurd. Verdachte heeft hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] - van wie hij immers kon verwachten dat deze zich mogelijk achter de deur zou bevinden - dodelijk geraakt werd door één van de kogels. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 26 december 2007, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan en aldaar meerdere malen op deur heeft geklopt en vervolgens met een vuurwapen meerdere schoten heeft gelost op/door de voordeur van de woning ([straat 1] [huisnummer]) in welke woning die [slachtoffer] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: medeplegen van poging tot moord.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met ander gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. Naar aanleiding van ruzie tussen verdachte en [slachtoffer] in een discotheek is verdachte samen met een ander gewapend naar de woning van die [slachtoffer] gegaan om verhaal te halen. Nadat op de voordeur van de woning van [slachtoffer] is geklopt en er niet werd open gedaan, heeft verdachte met een vuurwapen een tweetal schoten gelost op die voordeur. Beide kogels zijn daadwerkelijk de woning binnengedrongen.
Naast[slachtoffer] bevond zich nog een tweetal personen in de woning. De gevolgen hiervan hebben zich beperkt tot beschadigingen aan een tweetal deuren, vloerbedekking, een bank en een radiator. Dat de gevolgen veel ernstiger hadden kunnen zijn behoeft geen nader betoog. Het hof rekent dit verdachte aan. Het op een dergelijke wijze gebruik maken van een vuurwapen getuigt van een fundamenteel gebrek aan eerbied voor de lichamelijke integriteit van anderen. Delicten als de onderhavige dragen bovendien een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengen bij de burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Verdachte is, blijkens een uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister
d.d. 20 augustus 2008, vóór het plegen van de onderhavige feiten eerder voor strafbare feiten veroordeeld, onder meer tot een langdurige gevangenisstraf voor een geweldsdelict. Blijkbaar hebben deze eerdere veroordelingen verdachte er niet van weerhouden zich wederom aan een strafbaar feit schuldig te maken.
Het hof is van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur recht doet aan de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde feit. Bij de bepaling van de strafhoogte heeft het hof 12 jaar gevangenisstraf als uitgangspunt genomen, omdat deze strafhoogte voor het plegen van een moord door veel strafrechters in Nederland tot uitgangspunt wordt genomen. In casu is poging moord bewezen verklaard. Indachtig het bepaalde in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht zal het hof daarom de genoemde 12 jaar met een derde verminderen.
Het hof houdt voorts rekening met het feit dat verdachte in de nacht van het schietincident in een discotheek door [slachtoffer] ernstig is mishandeld. [slachtoffer] heeft verdachte niet alleen zodanig op zijn oog geslagen dat verdachte ten val is gekomen, maar heeft verdachte - liggend op de grond - ook nog tegen zijn hoofd geschopt. Verdachte heeft zich op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis aan het opgelopen letsel moeten laten behandelen.
Mede vanwege deze voorgeschiedenis acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf te hoog. Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur zoals in eerste aanleg is bepaald, passend en geboden is.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard en dat de benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Vast staat dat door het bewezenverklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van het hof staat in ieder geval vast dat de benadeelde partij schade heeft geleden tot een bedrag van € 375,--, zijnde de schade die is ontstaan door de kogelinslag in een bank en vloerbedekking. Het hof zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, één en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het voorgaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof acht het in het belang van de benadeelde partij aan de verdachte de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, in voege als na te melden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van driehonderdvijfenzeventig euro, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- -
tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van driehonderdvijfenzeventig euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. L.T. Wemes en
mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.