Hof Amsterdam, 08-02-2017, nr. 23-004043-15
ECLI:NL:GHAMS:2017:5565
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
08-02-2017
- Zaaknummer
23-004043-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:5565, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑02‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2020
Uitspraak 08‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Bevestiging, behalve ten aanzien van de straf.
parketnummer: 23-004043-15
datum uitspraak: 8 februari 2017
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-800350-15 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met uitzondering van de beslissing van de politierechter ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat de verdachte de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf, inclusief het voorwaardelijk opgelegde deel, inmiddels geheel heeft uitgezeten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die uit het verhandelde ter terechtzitting en uit het reclasseringsadvies van Palier forensische en intensieve zorg van 28 september 2015 en het aanvullend reclasseringsadvies van 12 oktober 2016 zijn gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een aantal maanden stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin, tevens de moeder van zijn kind. Daarnaast heeft de verdachte haar in dezelfde periode meermalen met de dood bedreigd en heeft hij zich niet gehouden aan de gedragsaanwijzing van de officier van justitie van 27 juli 2015, die inhield dat hij zich niet mocht ophouden in een straal van 100 meter rondom het adres van zijn ex-vriendin en geen contact met haar mocht hebben. Door deze gedragingen van verdachte is het gevoel van veiligheid van zijn ex-vriendin in ernstige mate aangetast en is een voor haar zeer angstige situatie ontstaan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld.
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft op 16 december 2015 de tenuitvoerlegging gelast van 27 dagen van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en op 25 januari 2016 heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland de tenuitvoerlegging gelast van de overige 49 dagen van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Dit betekent dat het voorwaardelijk deel van de door de politierechter opgelegde straf inmiddels geheel ten uitvoer is gelegd.
Uit het aanvullend advies van Palier forensische en intensieve zorg van 12 oktober 2016 blijkt voorts dat het reclasseringstoezicht moeizaam is verlopen en dat verdachte zich niet aan afspraken heeft gehouden. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om verdachte binnen justitiële voorwaarden te begeleiden.
Gelet op het vorenstaande en gelet op het feit dat de verdachte zijn straf inmiddels volledig heeft ondergaan, ziet het hof, anders dan de advocaat-generaal, geen toegevoegde waarde in het opleggen van voorwaardelijke straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2017.